Bruin grijzend haar , bruine ogen en een ovaal gezicht – het portret van verzetsvrouw Julia Bachez op haar naoorlogs bewijs van goed gedrag en zeden. Maar achter deze vrouw met de flauwe glimlach ging een van de belangrijkste figuren schuil van het verzet te Ransart tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Tussen Wangenies en Ransart
Julia Bachez werd op 27 december 1889 te Wangenies geboren, een kleine gemeente ten noorden van Charleroi, vandaag deelgemeente van Fleurus. Haar ouders verhuisden in 1891 met de tweejarige Julia naar het nabijgelegen Ransart. Daar zou ze haar latere echtgenoot Henri Gillot ontmoeten. Hij was steenbakker, zij huisvrouw; tussen 1909 en 1915 kregen ze drie kinderen . Het koppel ging voor de rest van hun leven wonen in de rue de la Flanière in de wijk Masse-Diarbois.
In de jaren 1930 werden beiden lid van de Kommunistische partij, Henri Gillot in 1934 en zijn vrouw in 1936 tijdens de grote stakingen . Op politiek vlak verloren de communisten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 echter hun zetel in Ransart waar de socialisten een absolute meerderheid hadden. Ransart was typisch voor de politieke verhoudingen in Henegouwen waar de drie linkse partijen – liberalen, socialisten en communisten – meer dan twee derde van de stemmen behaalden tijdens de wetgevende verkiezingen van 1939.
Een verzetsvrouw van het eerste uur
Al in september 1940 werd Bachez actief. Ze verdeelde vlugschriften en sluikbladen en ze was ook verantwoordelijke van de communistische vrouwen in de regio Charleroi. Die sloten nauw aan bij de Kommunistische partij. De mobilisatie van de mannen en hun krijgsgevangenschap leidde ertoe dat de vrouwen een belangrijker plaats innamen, m.n. in de KP die zich zeker voor een deel reorganiseerde dankzij de vrouwelijke militanten. Die begonnen met een specifieke sectie “Kommunistische vrouwen” die vooral vlugschriften opstelde voor een uitsluitend vrouwelijk publiek. In mei 1941 verscheen hun eerste sluikblad « La Voix des femmes ». Julia Bachez stond mee in voor de verdeling. De vrouwen organiseerden ook stakingen en betogingen voor meer levensmiddelen. Een eerste hoogtepunt vormde een manifestatie op 29 mei 1941 toen 3000 vrouwen te Brussel betoogden .
Haar politieke en verzetsactie werd gevaarlijk: de Gestapo poogde haar op 25 juni 1941 aan te houden. Gelukkig woonde ze al twee maanden niet meer op haar adres zodat ze kon ontsnappen aan de Duitse politie. Ze week uit naar Châtelet waar ze zich o.a. ter beschikking stelde van het Belgisch Leger der Partizanen.
Het werd opgericht in 1941 om de bezetter aan te pakken met sabotages en aanslagen tegen collaborateurs, was verbonden aan de Kommunistische Partij en behoorde tot het Onafhankelijkheidsfront. De bezetter zelf werd maar een gericht doel voor aanslagen tijdens een korte periode, eind 1942 – begin 1943. De zware Duitse represailles leidden inderdaad tot een verandering van strategie. De groep kreeg een militaire hiërarchie. Julia Bachez bleek een zeer actieve Gewapende Partizaan. Zij was inlichtingsagent en rekruteerde nieuwe verzetsmensen . Naast het zoeken van materiaal, levensmiddelen en onderkomen voor de illegalen transporteerde ze ook wapens. Ze had ook als opdracht verschillende sluikbladen te verdelen aan de basisgroepen in de streek van Charleroi. Ze slaagde erin de meeste Gewapende Partizanen van Ransart te rekruteren. Overigens was ze de voornaamste koerier van Théodore Michiels, federaal penningmeester van de KP en van Solidariteit voor de hulp aan ondergedoken partijleden, waarvoor ze ook geld inzamelde.
Vertrek naar Luik
1942 was een slecht jaar voor de gemeente waar verschillende mensen werden aangehouden. Het ging vooral om leden van de Gewapende Partizanen . Het leek het gevolg te zijn van de moord op de rexistische burgemeester begin juli 1942. De echtgenoot van Julia Bachez werd in juli 1942 gearresteerd. Op 8 december trok ze weg naar Luik waar ze haar verzetsactiviteiten verderzette o.l.v. René Bernimoulin. Deze vakbondsman en communistisch verzetsfiguur werd aangehouden in maart 1943 zodat Bachez een maand moest stoppen met haar activiteiten omdat de leiding vreesde dat ze gevolgd werd. Op 15 april 1943 hervatte ze haar taak maar werd vijftien dagen later aangehouden. Ze zat vijf maand opgesloten in de gevangenis Saint-Léonard te Luik en daarna een maand in Aken. Op 27 november 1943 werd ze weggevoerd naar Ravensbrück waar ze bleef tot 24 april 1945. Dankzij het Zweedse Rode kruis kwam ze vrij en kon ze terug naar België . Ook haar man Henri Gillot werd na zijn deportatie naar Sachsenhausen rond hetzelfde ogenblik bevrijd. In juni 1945 was het koppel terug te Ransart.
Een verzetsvrouw
Het werk van koerier was gevaarlijk. Deze moest verschillende malen per dag berichten van de ene verantwoordelijke aan de andere overbrengen. In het Partizanenleger waren vrouwen als Julia Bachez zeldzaam. Op 300 leden telde men 31 vrouwen waarvan 19 koeriers. De meerderheid was minder dan 30 jaar en de vrouwen met een grotere verantwoordelijkheid iets ouder, tussen 25 en 35 jaar. Velen onder hen kwamen uit gegoede milieus : universitairen, advocates, ingenieurs, enz. Als huisvrouw van in de vijftig en moeder van drie kinderen vertoonde Bachez een heel ander profiel dan de meeste vrouwelijke Gewapende Partizanen. Haar bijzondere persoonlijkheid lag mee aan de basis van de rekrutering van ettelijke andere vrouwen in Ransart en omstreken : Rosa Patoux, Georgette Mangeon, Angèle Diet, Victorine Desselier, Suzanne Grégoire en nog anderen die het verzet door de sluikpers kwamen versterken.
Na de oorlog werd Julia Bachez onderscheiden met verschillende eretekens : ridder in de Orde van Leopold II met palmen, het Oorlogskruis, het kruis van Politiek Gevangene en de medaille van de Weerstand. In 1947 werd ze erkend als Gewapend Weerstander en in 1953 als Weerstander door de Sluikpers. Haar man , die oorlogsinvalide was, stierf op 2 juni 1960. Minder dan een jaar later overleed ze zelf op 22 mei 1961…
Bibliografie
Brussel, Museum van de Weerstand, Gewapende Partizanen. Dossier BACHEZ, Julia.
Gotovitch, José, Partisanes et militantes : femmes communistes dans la Résistance en Belgique, in Vandenbussche, Robert, Femmes et Résistance en Belgique et en zone interdite, Lille, Histoire et littérature du Septentrion, 2007.
Maerten, Fabrice, La Résistance, une école d'émancipation pour les femmes ? La réalité nuancée du Hainaut belge, in Vandenbussche, Robert, Femmes et Résistance en Belgique et en zone interdite, Lille, Histoire et littérature du Septentrion, 2007.
Maerten, Fabrice, Du murmure au grondement : la Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la Seconde Guerre mondiale (mai 1940 - septembre 1944), Mons, 3 v., Hannonia, 1999.
Maerten, Fabrice, Les femmes dans la Résistance pendant la Seconde Guerre mondiale. Vers une plus grande part de responsabilité, in Courtois Luc, Pirotte Jean et Rosart Françoise (éd.) Femmes des années 80 un siècle de condition féminine en Belgique (1889-1989), Louvain-la-Neuve, Academia, 1989.
Vanderbeken, Jean-Michel, Le rôle des femmes dans les réseaux de résistance, comète, zéro et partisans armés : 1940-1944, Université catholique de Louvain, 1986-1987 [Masterverhandeling geschiedenis ].