“Zijn wraakzuchtige pen ontketende beschimpingen zonder uitstel of bezong een terugkeer naar de lieflijkheid van het leven met dezelfde gave voor woorden, beelden en ritme.” (Léo Lejeune in een brief uit 1951 naar de staatssecretaris belast met het behandelen van Mathieu de Jonges postume aanvraag voor erkenning als weerstander door de sluikpers).
Mathieu de Jonge was advocaat aan de Brusselse balie en zette zich vanaf de herfst van 1940 in voor het verzet. Hij speelde een leidende rol in de inlichtingendienst Zero en bij het sluikblad La Libre Belgique. Deze clandestiene inzet zou hij uiteindelijk met de dood moeten bekopen.
Zijn jeugd en eerste acties
Mathieu de Jonge werd op 30 december 1911 in Koekelberg geboren als zoon van een Franse bediende en een Belgische onderwijzeres. In 1929 rondde hij zijn middelbare studies af aan het Instituut Saint-Pierre in Jette met een diploma Grieks-Latijn op zak. Het vervolg van zijn studies bracht hem naar de universiteit waar hij uiteindelijk een doctoraat in de rechten behaalde. Na afloop van zijn studies trad hij toe tot een advocatenkantoor en vertoefde hij in de gangen van het Brusselse Justitiepaleis. Zijn huwelijk met Suzanne Saelens bracht in de jaren 1930 vier kinderen voort.
Zijn naasten beschreven hem als een fervente patriot met een ietwat idealistische insteek die de vrijheid liefhad. Wanneer de Duitse bezetter zich met harde hand installeerde in België, aarzelde Mathieu de Jonge dan ook niet om zich in te zetten voor het verzet. Voortaan was het zijn wens de vrijheidsdroom die hem dreef met zijn kinderen mee te geven en die laatsten een “slavenleven” te besparen. Zijn inzet voor het verzet in de herfst van 1940 begon met enkele sabotageacties in opdracht van Albert Depelsenaire, plaatsvervangend krijgsauditeur met de rang van majoor.
Een groeiende rol
Met de terdoodveroordeling van majoor Depelsenaire in januari 1941 in gedachten en gezien zijn eigen groeiende rol in het verzet besloot Mathieu de Jonge zijn familie te laten onderduiken in Borgoumont, nabij Spa. Vervolgens werd hij gerekruteerd door William Ugeux, een doctor in de rechten, net als de Jonge zelf, en hoofd van het inlichtingsnetwerk Zero. Voor dit netwerk observeerde de Jonge verdachten en vergaarde hij militaire en economische inlichtingen. Hierbij rekruteerde hij zijn eigen medewerkers en al snel werd hij eenheidshoofd van het netwerk.
Begin oktober 1941 werd het sluikblad La Libre Belgique slachtoffer van een golf aan arrestaties die leidden tot een decimering van de gelederen. Hierop besloot de nieuwe hoofdredacteur, William Ugeux, een nieuw team samen te stellen met mensen uit de Brusselse gerechtelijke kringen. Mathieu de Jongen, nu diens adjunct, stemde in met deze nieuwe richting voor het blad. In 1942 vertrok William Ugeux naar Frankrijk, nadat hij zich in België onveilig was beginnen voelen. De leiding van La Libre Belgique, waarvan de activiteiten nu losgekoppeld werden van het netwerk Zero, kwam zo in handen van Mathieu de Jonge. De opdeling van activiteiten was in feite gebeurd op vraag van de regering in Londen, aangezien inlichtingsnetwerken die meerdere activiteiten combineerden grotere risico’s liepen.
Mathieu de Jonge schreef diverse bijdragen voor het sluikblad La Libre Belgique. De jonge advocaat gaf via zijn pen uiting aan zijn patriotisme en riep op tot verzet tegen de bezetter: “In de stortvloed van barbaarsheid die onze beschaving overspoelt, staat De Stem van Plicht op. De mens moet gered worden…” (Fragment uit het hoofdartikel van 1 september 1942 met als titel “Over de plicht tot roekeloosheid”). Onder zijn schuilnaam “Nicodème” onderwierp hij alle lagen en standen van de maatschappij aan kritiek. Zo deinsde hij er niet van terug zijn pijlen te richten op de magistraten die naar zijn oordeel de bezetter te gunstig waren: “De Belgische magistratuur heeft zich steeds als een toonbeeld van integriteit kunnen opwerpen. Zal zij nu in de oorlog de zilverlingen van Judas aannemen?”
(Fragment uit het hoofdartikel van 15 juni 1942 met als titel “Dienen en Vertrekken”).
In 1943 vertrok Mathieu de Jonge, nu zelf bedreigd, naar Frankrijk. Daar vergezelde hij William Ugeux, die hem eerst naar de vrije zone in Lyon haalde en vervolgens naar Parijs stuurde om daar Le Poste Central des Courriers (PCC) te leiden. Door middel van dit netwerk konden ontmaskerde verzetsmensen en geïsoleerde piloten hun documenten en rapporten doorheen de vrije wereld verspreiden.
Arrestatie, dood en postume eerbetuigingen
Mathieu de Jonges inzet in de Franse inlichtingsnetwerken en nadien als hoofd van de PCC zal maar van korte duur zijn. Op 20 mei 1943 werd hij gearresteerd in een buitenwijk van Parijs, waarschijnlijk aangegeven door een kameraad die ervan uitging dat hij in veiligheid verkeerde. Nadat hij eerst gedetineerd was in het Franse Fresnes, werd hij overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gillis in Brussel. Ondanks het ondergaan van verschillende martelingen hield Mathieu de Jonge de lippen stijf. Dit wekte veel bewondering op bij zijn medewerkers die hij zo een zekere arrestatie bespaarde.
Vervolgens werd hij gedeporteerd naar Duitsland, waar hij naar alle waarschijnlijkheid op 12 februari 1944 in het kamp Mauthausen aankwam waar hij op 17 juli datzelfde jaar sterft.
Naar aanleiding van zijn inzet voor het verzet ontving hij verscheidene postume eerbetonen. Een van de opmerkelijkste werd hem gegeven door zijn voormalige kameraden. Meerdere van hen, onder wie ook William Ugeux, besloten een herdenkingsmonument op te zetten in het gehucht van Borgoumont nabij Spa, de plek waar de verzetsstrijder zijn familie veilig had ondergebracht. Het monument richt de aandacht op de inzet van Malvaux of Laurent (twee andere schuilnamen die hij hanteerde), de rol die Borgoumont speelde in zijn leven en tenslotte zijn tragische einde. De gemeente Ganshoren, waar Mathieu de Jonge en zijn familie woonden voor hun vertrek naar Spa, heeft op zijn beurt een straat naar hem vernoemd.
Mathieu de Jonges inzet heeft hem ook elders meerdere onderscheidingen en statuten opgebracht. Zo is hem de titel van inlichtings- en actieagent (graad majoor) en het statuut van politiek gevangene toegekend. De Belgische regering reikte hem de Verzetsmedaille, de Herinneringsmedaille van de Oorlog 1940-1945, het Bevrijdingskruis en het Oorlogskruis 1940-1945 uit en benoemde hem tot Officier van de Leopoldsorde. De Franse regering verhief Mathieu de Jonge tot Ridder van het Légion d’Honneur in 1946 en kende hem ook het Oorlogskruis toe.
Bibliografie
Brussel, CegeSoma/Rijksarchief, Archief van Staatsveiligheid, AA1333, Dossier inlichtings- en actieagent, Mathieu de Jonge.
Brussel, Dienst Archief Oologsslachtoffers, Dossier politiek gevangene, Mathieu de Jonge.
Guldenboek van de Belgische weerstand, Leclercq, Brussel, 1948.
Yaëlle VAN CROMBRUGGE, Les espions Zéro dans l'ombre du pouvoir 1940-1944, Racine, Brussel, 2013.
William UGEUX, Histoires de Résistants, Duculot, Parijs-Gembloux, 1979.
Jean-Paul DENIS, Jette 1940-1944: faits de résistance dans la commune et à l’Institut Saint-Pierre, College Saint-Pierre, Ukkel, 2007.