Een bevoorrechte jeugd
Albert Mélot werd op 18 juni 1915 te Parijs geboren als vijfde kind van een (groot)burgerlijke katholieke Naamse familie. Zoals zijn vader en zijn oudste broer ging hij in 1934 rechten studeren en beëindigde zijn studies vijf jaar later. Bovendien werd hij vanaf september 1936 een van de scoutsverantwoordelijken van Namen. Hij werd er advocaat-stagiair in oktober 1939 en kwam in mei 1940 in het zuiden van Frankrijk terecht na de oproep om de recruteringscentra van het Belgisch leger (RCBL-CRAB) te vervoegen. Gedurende twee maanden leidde hij een compagnie van 250 jongeren zoals een scoutsgroep. Na zijn terugkeer in België in september 1940 bleef hij verder advocaat-stagiair en nam ook zijn scoutsactiviteiten weer op.
Buitengewone verzetsactiviteiten
In 1941 werd hij door een van zijn oud-leraars van de abdijschool van Maredsous benaderd om mee te werken aan de uitbouw van de militaire verzetsgroep Belgisch legioen (Légion belge) te Namen. Hij begon leden te werven, meer in het bijzonder bij zijn scoutsgroep. In maart 1942 vervoegde hij de Naamse cel van de clandestiene inlichtingendienst Tempo. Hij verschafte militaire inlichtingen en werkte van mei tot oktober 1942 mee aan ontsnappingsoperaties van verschillende geallieerde militairen en vier Belgische verzetlui. Hij kwam hiervoor pas terug van Parijs toen hij toezegde twee zogenaamde Amerikaanse piloten te helpen ontsnappen. Het bleken echter twee Duitse agenten die geïnfiltreerd waren in een ontsnappingslijn van het netwerk Comète, wat tot verscheidene aanhoudingen leidde. Albert Mélot kon op 19 november op het nippertje ontsnappen aan de vijand en verliet het land met de bedoeling om rond 1 december in Engeland aan te komen. Maar in Spanje zat hij verschillende maanden vast in de gevangenis en in huisarrest zodat hij pas op 24 juli 1943 in Groot-Brittannië arriveerde.
Op 19 augustus werd hij vrijwilliger bij de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië en vroeg even later om in België geparachuteerd te worden als agent van de Tweede directie van het ministerie van Landsverdediging. Zijn officiële opdracht betrof de organisatie van het Geheim leger, opvolger van het Belgisch legioen . Maar met goedkeuring van eerste minister Hubert Pierlot, een goede vriend van de familie Mélot, gaf hij zichzelf een tweede opdracht: de bevrijding van Leopold III. Hij vreesde inderdaad dat zonder koning het land een republiek zou worden wat het communisme vrij spel zou geven en de invloed van Frankrijk en Groot-Brittannië zou vergroten.
In de nacht van 9 op 10 april 1944 sprong hij per valscherm te Somme-Leuze in het Naamse . Al snel werd hij verbindingsofficier bij de staf van het Geheim leger met als specifieke opdracht geschikte droppingszones te zoeken. Tegelijkertijd nam hij contact op met het koninklijk Paleis om zo mogelijk de ontsnapping van Leopold III te organiseren. Maar ondanks een begin van dialoog liep dit op een sisser af.
In mei werd Mélot naar de zone III van het geheim Leger te Gent gestuurd. Hij was aanwezig bij twee wapendroppings, gaf sabotagelessen , organiseerde sectoren, vluchtoorden en anti-vernielingsoperaties. Op 13 juni saboteerde hij de spoorlijn Gent-Rijsel maar werd op de terugkeer van deze nachtelijke aktie door de bezetter aangehouden.
Fysische en morele martelingen
Ongetwijfeld op bevel van Hubert Pierlot probeerde het Geheim leger alles om Mélot te bevrijden. De derde poging op 15 juli 1944 was de goede. In volle centrum van Gent werd de auto die hem terugbracht naar de gevangenis tegengehouden en de twee Duitse politiemannen die hem bewaakten neergeschoten. Mélot die erg verzwakt was door fysische en psychologische martelingen slaagde erin Brussel te bereiken waar hij tot de bevrijding langzaam op krachten kwam. Maar de Duitse repressie was verschrikkelijk: een honderdtal personen werd aangehouden waarvan meer dan twintig meestal in de Duitse concentratiekampen zou sterven. Bij de slachtoffers: de ouders van Albert Mélot en zijn zus Suzanne die op 15 juli als gijzelaars waren gearresteerd en naar Duitsland weggevoerd, evenals zijn zussen Madeleine en Claire die in de lente 1945 erg verzwakt terugkeerden.
Albert begreep pas in september 1944 ten volle het drama dat zich aan het voltrekken was. Bij de afschuwelijke vaststelling dat zijn ouders en drie zussen naar Duitsland weggevoerd waren, kwam nog de dood van zijn jonge broer Jean die op 11 juni 1944 neergeschoten werd tijdens een gewapende operatie om verzetslui uit de gevangenis van Hasselt te bevrijden. Gekweld als hij was door wroeging omdat hij zich verantwoordelijk achtte voor het lot van zijn naasten, slaagde Mélot erin verbindingsagent te worden van de Tweede directie van het ministerie van Landsverdediging bij de geallieerde legers met als specifieke opdracht het opsporen van politieke gevangenen. Na met het Amerikaans leger de verschrikkingen van de kampen ontdekt te hebben, ging hij werken voor de United Nations Relief and Reconstruction Administration om verder te zoeken naar zijn verdwenen familie.
Een vechtjas in hart en nieren
Op 1 maart 1946 werd Mélot benoemd tot rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Namen. Op 16 oktober huwde hij. Het koppel kreeg acht kinderen waarvan er drie zeer jong stierven. Dat alles belette niet dat hij eigenlijk het avontuur zocht.
Verwijzen we naar een van zijn wederoproepingen als reserveofficier begin jaren 1950 toen hem gevraagd werd Léon Degrelle te ontvoeren en hem aan het Belgische gerecht over te leveren. In 1956 ontdekte hij de verblijfplaats van Degrelle. In juli 1958 slaagde hij er tot tweemaal toe in de Spaanse villa van de “Chef” binnen te dringen en er alles te fotograferen. Er werden nu concrete ontvoeringsplannen gesmeed, maar toen Mélot ze besprak met de Belgische ambassadesecretaris te Madrid kreeg hij te horen dat de zaak niet doorging omdat Buitenlandse zaken vreesde voor politieke gevolgen in België.
Mélot was ook in Kongo actief. Om het verdriet over het verlies van zijn bijna vierjarig dochtertje Christine in maart 1960 te verwerken, vroeg hij deel uit te maken van de Belgische magistraten die naar Kongo werden gestuurd om de verkiezingen n.a.v. de onafhankelijkheid voor te bereiden en te controleren. Het werd Katanga voor hem waar hij in de zomer opnieuw opdook , ditmaal als verbindingsofficier in het kader van de zgn. Belgische technische zending bij de Katangese overheid die zich had afgescheurd van de Kongolese eenheidsstaat.
Op 16 september 1960 hernam hij zijn rechterlijke bezigheden in Namen maar hij bleef in nauw contact met de Katangese politieke verantwoordelijkheden en in het bijzonder met Moïse Tshombé. Op 16 juni 1961 bv. vloog hij naar Congo-Brazzaville om te pogen Tshombé mee te bevrijden die toen politiek gevangene was aan de andere kant van de stroom. Tevergeefs. Mélot bleef Tshombé actief steunen tot aan zijn overlijden in 1969 en zou nadien nog de familie van de Katangese leider verdedigen.
Leopoldist en vechter tot op het laatste
Na het einde van zijn loopbaan als magistraat in 1972 zocht Mélot een nieuwe uitdaging : bewijzen dat Leopold III aan de oorsprong lag van het Belgisch legioen en dat deze het toekomstige Geheim leger steeds discreet gesteund had. In 1992 publiceerde hij een synthese van zijn bevindingen in een artikel in La Revue générale. Zijn onwankelbare steun aan koning en dynastie, in het bijzonder zijn poging om Leopold III in de lente 1944 te bevrijden , en zijn verzetsactiviteiten zorgden ervoor dat hij op 23 september 1975 in de adel werd verheven met de titel van baron.
Tijdens de laatste jaren van zijn leven was hij actief in de strijd tegen abortus o.a. door het geven van voordrachten. Ook bleef hij zich inzetten voor opvoeding en onderwijs. Tijdens de bezetting was hij al auteur van een hervormingsproject voor een opvoeding gebaseerd op het scoutisme, en in 1996 legde hij aan de bisschoppelijke overheid een tekst voor van een dertig pagina’s met het voorstel van een systeem van schoolbons dat de ouders zou toelaten zelf de school van hun kinderen te financieren.
Alfred Mélot, de man die vastbesloten was om - soms overmoedig - tot de actie over te gaan om zijn maatschappelijke opvattingen gebaseerd op een traditioneel katholiek model te verdedigen, overleed te Namen op 23 oktober 2010.
Bibliografie
Maerten Fabrice, « Mélot, Albert », in Nouvelle biographie nationale, Bruxelles, Académie royale de Belgique, t. 15, 2019, p. 262-265.
Verschooris Marc, De papegaai is niet dood : Geheim agenten Albert Deweer, Albert Mélot en Albert Wouters - Gent 1944, Gorredijk : Sterck & de Vreese, 2019.