België in oorlog / Persoonlijkheden

Haulot Arthur

Thema - Verzet - Herinnering

Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)

Het engagement van Arthur Haulot in de Belgische werkliedenpartij in de jaren 1930 betekende een echt pluspunt voor die partij. Hij werd op 15 november 1913 geboren in de arbeidersgemeente Angleur bij Luik. Zijn vader was een eenvoudige schrijnwerker en zijn grootvader een metaalbewerker. Beiden leunden dicht aan bij de Belgische werkliedenpartij . Na zijn lagere school en enkele jaren als leerling met een beurs van het Fonds voor Meestbegaafden begon hij als zestienjarige als leerjongen bij de ‘Fabrique Nationale d’Armes de Guerre’ te Herstal en werd daarna boekhouder in een coöperatieve bank.  

Een vroegtijdig “rood” kaderlid?

Maar de jongeman hield meer van letterkunde dan van cijfers. Een lokale socialistische notabele merkte zijn schrijverskwaliteiten op in het tijdschriftje Journal des Petits Faucons Rouges. In 1931 werd hij dan ook redacteur van de krant La Wallonie, de Luikse editie van Le Peuple. Hij bleef het vier jaar lang voor hij als jong gehuwde verkaste naar de hoofdstad. Met de steun van zijn politieke vrienden werd hij benoemd bij het Nationaal Instituut voor radio-omroep waar hij twee jaar bleef. Hij bleek een journalist met poëtische kwaliteiten die nu verschillende dichtbundels publiceerde (Nous in 1933, Théâtre rouge in 1935, Matin du monde in 1937…). Parallel met zijn socio-culturele activiteiten klom Haulot verder op in de Partij en werd een echte Brusselaar. Eind jaren ’30 wees men hem aan als voorzitter van de lokale federatie van de Socialistische Jonge Wacht met de bedoeling die uit het slop te halen. Eigenlijk voelde hij er zich niet op zijn gemak omdat de zeer materialistische en “viriele” rhetoriek van de Jonge Wacht niet bij hem paste. In 1937 promoveerde hij tot kabinetsattaché bij de minister van P.T.T., Désiré Bouchery en begon hij het ministeriële apparaat te kennen. Een jaar later vinden wij hem terug als inspecteur bij de Nationale dienst voor arbeidersvakanties en in 1939 was hij met zijn vriend Henri Janne medeoprichter van het Commissariaat generaal voor Toerisme. Zijn loopbaan kon voorgoed beginnen… maar de oorlog gooide roet in het eten. 

la-wallonie-6-5-1933-p-6.jpg
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : La Wallonie, 6 mei 1933, p. 6

Verzetsman en “Politiek gevangene”

congrAs-de-burnot-riviAre.jpg
Instelling : Nic Bal, Mijn wankele wereld
Auteursrecht : Voorbehouden rechten
Oorspronkelijke legende : Congres van de illegale socialistische beweging, Burnot-Rivière, 13 en 14 september 1941
arthur_haulot_dachau_arolsen_archives.jpg
Instelling : Arolsen Archives
Oorspronkelijke legende : De registratiekaart van Arthur Haulot, gevangen in het concentratiekamp Dachau

Terwijl nog zoveel anderen aarzelden of twijfelden, koos de net terug uit Frankrijk teruggekeerde Arthur Haulot in het kielzog van zijn vriend en Franstalig secretaris van de Centrale voor arbeidersopvoeding Camille Van Euckem reeds in de zomer van 1940 voor het verzet. In augustus al hielp hij deze laatste bij de uitgave in het Brusselse van een niet gecensureerd blaadje, Le Clandestin. Hij werd er een regelmatig medewerker van net als van de volgende titel, L’Espoir. Bovendien nam hij met verschillende kameraden vanaf 1941 deel aan de oprichting van een resoluut democratische “Belgische Socialistische Partij”; niet te verbazen dat hij aanwezig was op het bekende congres van Burnot-Rivière (13-14 september 1941) dat discreet de basis moest leggen voor een nieuwe politieke formatie. Omdat hij bekend stond voor zijn gematigde standpunten op sociaal vlak droeg het partijbestuur hem kort daarna op de democratisch-christelijke groep rond kanunnik Cardijn te contacteren. Doel: het aftasten van de mogelijkheden om na de bevrijding een grote « travaillistische» beweging op te richten met gelovigen en vrijdenkers rond een gemeenschappelijk sociaal project. Maar de besprekingen liepen op een sisser af. Op 27 december 1941 werd Haulot na Camille Van Euckem « om een ietwat domme geschiedenis » (zoals hij zelf zegde) aangehouden. Hij had er zich misschien kunnen uitpraten omdat de vijand over weinig bewijzen beschikte, maar hij werd onnodig brutaal tegen de officier van de Sipo-SD die hem op de Louizalaan ondervroeg …

Hij werd gedurende zes maanden opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis en daarna weggevoerd als « Nacht und Nebel »-gevangene. Haulot kwam eerst terecht in het verschrikkelijke kamp Mauthausen, in het voormalige Oostenrijk. Hij zat er maanden vast in bijzonder zware omstandigheden en verzwakte zienderogen. Om onduidelijke redenen werd hij in november 1943 naar Dachau in Beieren overgebracht. Net op tijd want hij woog met zijn 1 m 92 nog 55 kg! Beter nog was dat een van zijn vroegere collega’s van Le Peuple, net als hij een gevangene maar van Duitse afkomst, er in slaagde Haulot een werkje te bezorgen in de infirmerie. Hij trok zich goed uit de slag en lukte er al snel in hoofdverpleger te worden… met toegang tot de kampkeukens ! Hij was voorlopig gered en proactief als altijd slaagde hij er dankzij zijn eminente medegevangene en landgenoot Albert Guérisse (« Pat O’Leary » in het verzet), snel in lid te worden van het Internationaal clandestien comité dat bij de bevrijding van het kamp de touwtjes in handen zou nemen. Op 27 april 1945 was het zover toen Amerikaanse soldaten van de « Rainbow »-divisie Dachau bereikten. Albert Guérisse werd geëvacueerd naar België maar Haulot verkoos ter plekke te blijven om te helpen bij de repatriëring van zijn kameraden; later omschreef hij zich dan ook al grappend als « laatste commandant van dit kamp » (toen onder Amerikaanse controle). 

Een lange creatieve periode

Bij zijn terugkeer naar België werd hij door de zijnen als een held onthaald. Even schreef hij weer als journalist voor Le Peuple alvorens korte tijd kabinetchef te worden van de minister van Wederopbouw, de communist Jean Terfve. De beproevingen die hij had doorstaan vonden hun neerslag in verschillende boeken met als meest ontroerende wellicht Roux sur la lune, een sprookje opgedragen aan zijn dochtertje toen hij opgesloten zat in Sint-Gillis en dat na 1956 in verschillende talen vertaald werd. Hij schreef ook een opgemerkte getuigenis onder de titel Dachau (1945), in 1987 bij « Vie ouvrière » heruitgegeven als J’ai voulu vivre. Dachau 1943-1945. Haulot hernam daarna zijn functie als commissaris-generaal voor Toerisme tot 1978 en lag aan de basis van verschillende mooie initiatieven en gelegenheidspublicaties (La Belgique vue du ciel (1952), Aux couleurs de Belgique (1964), Tourisme et environnement : la recherche d’un équilibre (1974…). Als sociaal-democraat bleef hij sterk aanleunen bij de socialistische familie en zette hij zich in voor het sociaal toerisme. In 1963 werd hij secretaris-generaal van het Internationaal bureau voor toerisme en richtte in die hoedanigheid in 1973 het Internationaal bureau voor sociaal toerisme op. Als co-directeur van het Journal des Poètes en stichter in 1951 van de Internationale poëziebiënnales te Knokke (vooraleer die wegens taaltwisten naar Luik verhuisden) was het logisch dat hij voorzitter werd van het Internationale poëziehuis en als dusdanig een belangrijke rol vervulde op cultureel vlak. Die waaier aan activiteiten leidde aan het einde van de jaren ’80 tot de uitreiking van verschillende eretekens, tot de titel van baron toegekend door koning Bouwewijn en tot de eregraad van « Doctor Honoris Causa » van de U.L.B. in 1996. 

couv-livre-j-ai-voulu-vivre.jpg
Instelling : Cegesoma/Rijksarchief
Oorspronkelijke legende : Arthur Haulot, J'ai voulu vivre. Dachau 1943-1945/journal de camp

De herdenking van de 50e verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog

Zijn grote bekendheid als verzetsman (voorzitter van de “Vriendenkring van Oud-gevangenen van Dachau” en van de « Groupe Mémoire », bestaande uit oudstrijders en voormalige politieke gevangenen) leidde ertoe dat de regering-Dehaene hem begin 1994 vroeg als voorzitter van het coördinatiecomité voor de 50e verjaardag van de bevrijding. Twee jaar lang trad hij daarbij opnieuw op het voorplan. Hij bleef actief op verschillende terreinen. Hij overleed in mei 2005 , kort na een laatste herdenkingsplechtigheid in de Belgische Senaat waarbij hij nog speciaal in de bloemetjes werd gezet. 

Bibliografie

Arthur Haulot, Ma vie dans Le Soir du 27 janvier 2005.

Chantal Kesteloot, Le mouvement socialiste clandestin à Bruxelles (1940-1945), Bruxelles, ULB, Année académique 1984-1985 (Mémoire de licence).

Vincent Palmieri, Arnaud Gengou, Daphné Cock, Arthur Haulot. Témoin de la barbarie nazie, Territoires de la Mémoire, 2015;  https://www.auschwitz.be/image...

Deze pagina citeren
Haulot Arthur
Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/persoonlijkheden/haulot-arthur.html