Débats

Belgisch verzet: een vraagstuk uit ons collectief geheugen

Auteur : Weyns Babette (Institution : Universiteit Gent)

Bebette Weyns

Babette Weyns

Babette Weyns (°1991) is als aspirant van het FWO verbonden aan de vakgroep Geschiedenis van de Universiteit Gent. In haar doctoraat onderzoekt ze de naoorlogse herinneringsmilieus van het verzet en hoe die een impact hebben gehad op de publieke herinnering aan het verzet in België.

2018 is het ‘jaar van het verzet’, zo klonk het alvast bij het NIOD (kennis- en informatiecentrum over oorlog, Holocaust en genocide in Nederland). Op 12 december werd dat jaar afgesloten met een ‘longread’ over de betekenis van ‘verzet’ en wat we ervan kunnen leren. De focus ligt er niet enkel op verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, ondanks de vaststelling dat de term ‘verzet’ in Nederland onlosmakelijk geassocieerd wordt met de periode ’40-’45.

>> https://niod.nl/nl/longreadinactie

Een jaar van het verzet in België

Een ‘jaar van het verzet’, zover is België zeker nog niet, maar 75 jaar na de bevrijding krijgt het wetenschappelijk onderzoek naar het verzet wel een stevige nieuwe boost.

Michèle Corthals (Universiteit Antwerpen) lichtte in een eerdere blog haar onderzoek toe naar vrouwen in het verzet. Mijn eigen lopend doctoraatsonderzoek aan de Universiteit Gent werpt licht op de vraag wie in naoorlogs België aanspraak maakte op de verzetsidentiteit en welke invloed dit heeft gehad op onze beeldvorming van het verzet. Verzetsorganisaties kwamen gehavend uit de oorlog, maar hoe organiseerden ze zich na 1945 en wie gaf hun daden betekenis? Om de herinnering aan het verzet te begrijpen, moeten we immers nagaan wie aan dat oorlogsverleden een stem geeft in de naoorlogse samenleving en wie die stem hoort of  smoort.

belgium-resists.png
Institution : CegeSoma
Droits d'auteur : CegeSoma

Verzet: een gewenste identiteit?

Marcel Louette
Institution : CegeSoma
Droits d'auteur : CegeSoma
Légende d'origine : Marcel Louette, chef van de Witte Brigade-Fidelio, 1940-1945

In tegenstelling tot Nederland, wordt ‘verzet’ in België niet automatisch geassocieerd met de Tweede Wereldoorlog en vice versa. Vandaag staan grote herdenkingen in het teken van de bevrijding, zoals dat al onmiddellijk na de oorlog het geval was. Tekenend is ook de aaneenschakeling van de herdenkingstradities van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Nochtans waren voormalige verzetslieden massaal aanwezig in het naoorlogse publieke leven. Gesneuveld, geëxecuteerd, omgekomen in kampen of bij leven konden verzetsstrijders in principe aanwezig zijn in de  naoorlogse publieke ruimte: bijgezet op een monument, lid van een vereniging, verkozen tot erelid, in dienst als vaandeldrager…  Maar in hoeverre weerspiegelden deze organisaties het ‘echte verzet’? Was heelhuids uit de oorlog komen niet verdacht? Konden de overlevende überhaupt ‘helden’ zijn?

Steeds (on)verenigd?

De longread van Ismee Tames (NIOD) maakt duidelijk dat ‘verzet’ zonder context “waarde(n)loos” is. Om de betekenis van verzetsdaden naar waarde te schatten, maar ook om te weten welke waarden deze daden weerspiegelen, dienen we goed geïnformeerd te zijn. Willen we geïnspireerd geraken door kleine of grote helden uit het verleden, dan dienen we ze te begrijpen. Laat het nu net dat zijn waar het schoentje wringt in de Belgische historiografie over het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ‘het verzet’ weinig aanwezig is in onze collectieve beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog. Om deel uit te maken van een ‘herinneringspatrimonium’ moet immers aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Aan potentieel ontbreekt het nochtans niet. Verzetsorganisaties maakten zich verdienstelijk in het gevecht tegen het fascisme, gaven in zeer veel gevallen hun leven ter bescherming van hun land(genoten), en dat geheel vrijwillig.  Maar iemand moet in staat zijn, of in staat worden gesteld, de herinnering aan het verzet sociaal en politiek wenselijk en relevant te maken.

Zeker in het naoorlogse Vlaanderen gebeurde dat niet of nauwelijks. Wallonië identificeerde zich bij wijze van (politieke) ‘tegenidentiteit’ meer dan Vlaanderen met het verzet. Er zijn ook meer sporen  in het Waalse maatschappelijk bewustzijn en in het Waalse straatbeeld. Nochtans geldt voor heel België dat het verzet er niet in slaagde zijn verdeeldheid te overbruggen. Dat kon gaan van ideologische verschillen tussen organisaties onderling, met als typevoorbeeld het rechts georiënteerde Geheim Leger versus het linkse Onafhankelijkheidsfront. Organisaties gingen ook met elkaar in concurrentie om meer erkende verzetsleden tot de eigen rangen te kunnen rekenen. Maar ook binnen organisaties kon de verdeeldheid groot zijn. Zo kende het OF een tweespalt tussen de communistische top en zijn pluralistische basis. Onderlinge verschillen kwamen tot een hoogtepunt tijdens de Koningskwestie en in de context van de Koude Oorlog. Ook het bestuur van de Nationale Confederatie van Politieke Gevangenen en Rechthebbenden kon hier bijvoorbeeld niet aan ontsnappen, met een heel versnipperd landschap aan belangenorganisaties tot gevolg. Het Fort van Breendonk als Nationaal Gedenkteken, hoewel in handen van oud-gevangenen en dus ook van verzetsleden zelf, kon bij zijn totstandkoming evenmin ontkomen aan woelige conflicten.

Daarnaast werd het verzet collectief in het defensief gedwongen door de slechte naam van enkelingen in de onmiddellijke nasleep van de bevrijding. ‘Septemberweerstander’, wijzend op verzetsleden ‘van het laatste uur’, is niet voor niets een gekend begrip tot op vandaag. Behalve officiële erkenning en financiële tegemoetkoming kon ‘het verzet’ steun van bovenaf ook wel vergeten: geen canon van verzetshelden voor België, weinig tot geen politieke invloed. In de reconstructie van het politieke landschap was er voor de weerstand geen plaats.

Het klimaat voor het voortbestaan van verzetsverenigingen en het verdedigen van hun belangen na de oorlog was dus niet gunstig. Om zich blijvend relevant te maken in de naoorlogse samenleving, waren ze op zichzelf aangewezen. De verschillende herinneringsmilieus na de Tweede Wereldoorlog zochten elkaar op tijdens herdenkingen en in belangenorganisaties. Veelal onderhielden de organisaties het contact met de leden via ledenbladen en bulletins. Zo hielden ze hun offers en ‘strijd’ levend en actueel. Hun boodschap lijkt echter niet veel verder te dragen dan een ‘in-crowd’. Al snel na het einde van de oorlog lezen we talrijke oproepen om lidgeld en nieuwe leden. Naarmate de tijd verstreek, bleek ook de relevantie van patriottisme, een motief waarop de organisaties zich vanouds beriepen, allesbehalve evident in een land waar de eenheid meer en meer op losse schroeven stond.

Historiografie en collectief geheugen

Historiografie kan collectief geheugen onderzoeken, maar uiteraard ook weerspiegelen of zelfs mee vormgeven. De Belgische historiografie met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog, vormt in die zin een afspiegeling van bepaalde accenten en hiaten in ons breder maatschappelijk geheugen. Zo werd onderzoek naar het verzet tot nu toe bijvoorbeeld voornamelijk gepubliceerd in Franstalig België. Wat we in Vlaanderen weten over het verzet en de positie ervan in de naoorlogse samenleving staat steevast in dialoog met kennis over collaboratie en repressie, hét dominante onderwerp op het vlak van Vlaamse geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog.

Toch is er noch aan Franstalige zijde, noch aan Vlaamse zijde een echt standaardwerk over ‘het verzet’ te bespeuren, tenzij we genoegen nemen met het Guldenboek van de Belgische Weerstand, een product uitgegeven in de twee landstalen door de Commission de l’Historique de la Résistance uit 1948.

Een toekomstperspectief voor het verzetsverleden?

“Ik heb mij dikwijls afgevraagd waarom deze helden hun leven gaven als zij nu reeds in onverschilligheid moeten ondergaan”, lezen we anno 1961 in Steeds Verenigd, het ledenblad van de Witte Brigade. Het is geen reflectie op een maatschappelijke houding, maar wel een reactie op de beperkte aanwezigheid van leden bij de herdenking op 11 november datzelfde jaar. 57 jaar later schrijft Marnix Beyen op dit platform “een oproep […] om ook zovele andere vergeten verzetsstrijders uit de Tweede Wereldoorlog een plaats te bieden in de publieke herinnering.”

Verzetsstrijders zijn niet absoluut afwezig in de publieke ruimte, zij het dat je er expliciet oog voor moet hebben. In november 2018 werd nog aandacht gevraagd voor de Nationale Schietbaan in Schaarbeek en de vele slachtoffers die er geëxecuteerd werden tijdens de twee wereldoorlogen. Specifiek voor verzetsstrijders uit de Tweede Wereldoorlog werden struikelstenen ingewijd. In Gent worden in maart van dit jaar maar liefst 20 struikelstenen gelegd ter ere van gesneuvelde verzetsleden, onder hen leden van het Onafhankelijkheidsfront en het Geheim Leger.

Niettemin geldt ook anno 2019 nog dat in België, en voornamelijk in Vlaanderen, niemand er tot nog toe in geslaagd is het verzet een stem te geven die resoneerde tot op het maatschappelijk bewustzijn. Op dit moment een ‘jaar van het verzet’ in België’ uitroepen zou dan ook slechts een kunstmatige actualisering van het oorlogsverleden zijn. De vernieuwde fundamentele aandacht voor het verzet in wetenschappelijk onderzoek en de reeds bestaande tradities of nieuwe herdenkingen kunnen elkaar echter wel wederzijds versterken. Het is enkel die gedeelde bekommernis om de relevantie van het verzetsverleden die ervoor kan zorgen dat onze publieke herinnering alsnog uit het slop geraakt, 75 jaar later.

Bibliografie

Aerts, Koen en Bruno De Wever, “Het verzet in de publieke herinnering in Vlaanderen” in BTNG/RBHC, 42, nr. 2–3 (2012), 78–107.

Benvindo Bruno en Evert Peeters, Scherven van de oorlog. De strijd om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, 1945-2010. Antwerpen/Brussel, De Bezige Bij / Soma, 2011.

Kesteloot Chantal “La résistance: ciment d’une identité en Wallonie?” In La Résistance et les Européens du Nord/Het Verzet en Noord-Europa, onder redactie van Gabrielle Drigeard en Chantal Kesteloot, Brussel, Centre de Recherches et d’Etudes historiques de la Seconde Guerre mondiale, 1994, pp. 406-418.

Lagrou Pieter,  The Legacy of Nazi Occupation. Patriotic Memory and National Recovery in Western-Europe, 1945-1965, Cambridge, Cambridge University Press, 2000.

 

 

Reageren?

U wordt geraakt door deze bijdrage of u wenst te reageren?

Uw opmerkingen, commentaren en ideeën zijn welkom via belgiumwwii@arch.be

254191 Articles Mémoire Kesteloot Chantal
27948.jpg Articles Résistance Maerten Fabrice
Pour citer cette page
Belgisch verzet: een vraagstuk uit ons collectief geheugen
Auteur : Weyns Babette (Institution : Universiteit Gent)
https://www.belgiumwwii.be/debats/belgisch-verzet-een-vraagstuk-uit-ons-collectief-geheugen.html