België in oorlog / Artikels

Benoeming van de Oorlogsburgemeesters

Thema

Auteur : Wouters Nico (Instelling : CegeSoma)

Tijdens de Duitse bezetting worden veel Oorlogsburgemeesters benoemd, vaak van collaborerende partijen. Dat is enkel mogelijk omdat het kader van de gemeentewet fundamenteel wordt hervormd en uitgehold (zie Lokaal bestuur : steden en gemeenten). Wat weten we over de benoemingscijfers? 

Algemeen kader

In 1940 telt België 2676 gemeenten en – in principe – burgemeesters. Benoemingen van burgemeesters worden op de vooravond van de bezetting geregeld binnen het kader van de gemeentewet van 1836. Burgemeesters zijn verkozen leden van de gemeenteraad (behalve in de 31 gemeenten van de Oostkantons) en worden door en uit een politieke meerderheid voorgesteld door de arrondissementscommissaris of provinciegouverneur. De minister van Binnenlandse Zaken keurt het benoemingsvoorstel goed en de Koning tekent het benoemingsbesluit. Dat levert tijdens het Interbellum een stabiel lokaal politiek landschap op: niet zelden volgen burgemeesters zichzelf op. De centrale overheid heeft ook weinig instrumenten om rechtstreeks in te grijpen. Door Duitse Verordeningen en besluiten van secretaris-generaal Gerard Romsée van Binnenlandse Zaken, komt daar tijdens de bezetting fundamenteel verandering in (zie : Lokaal bestuur: steden en gemeenten).

Algemeen beeld (1940-1944)

De twee meest volledige beelden die we hebben van de veranderingen in het korps van de Belgische burgemeesters, komen van 

  • De analyse die André Lahaye maakte voor de Staatsveiligheid binnen het gerechtelijk onderzoek naar Gerard Romsée (een PV van 14 oktober 1946) 
  • Het onderzoek door Marcel Van Audenhove in 1984 (zie de bibliografie). 

De algemene cijfers die door Willem C. Meyers worden gegeven in het hoofdstuk over ‘Steden en Gemeenten’ in ‘België in de Tweede Wereldoorlog deel 9’ (1990) en in het boek ‘Oorlogsburgemeesters’ van Nico Wouters (2004), komen van het onderzoek van Van Audenhove uit 1984.

Van Audenhove telde tijdens de bezetting 1657 maatregelen genomen tegen burgemeesters. Dat gaat om schorsing, afzetting of ontslag. Een afzetting is een zeldzame maatregel tot ontzetting uit functie door de centrale overheid (tijdens de bezetting dus Binnenlandse Zaken); een ontslag is een besluit waarmee een zogenaamd ‘vrijwillig ontslag’ van een burgemeester wordt bevestigd. 

Dat vrijwillig ontslag gebeurde tijdens de bezetting echter onder grote druk of dwang. Afzetting en ontslag komen daarom de facto op hetzelfde neer. In 1940-41 worden vooral specifieke maatregelen genomen tegen socialistische en liberale burgemeesters, en in Vlaanderen ook burgemeesters uit de Franstalige adel. Door hun grote aanwezigheid, worden uiteraard ook veel katholieke burgemeesters getroffen. Per jaar, gaat het om de volgende schorsingen, ontslagen en afzettingen:

  • 326 in 1940
  • 757 in 1941
  • 368 in 1942
  • 153 in 1943
  • 53 in 1944

Het zwaartepunt van de maatregelen tegen burgemeesters ligt duidelijk in 1941 en (in minder mate) 1942. Dit gaat dus niet over aparte gemeenten of aparte burgemeesters (in veel gemeenten wordt een burgemeester bijvoorbeeld in 1940 of 1941 geschorst en later ontslagen of afgezet). 

Het type maatregel verandert wel fundamenteel per jaar. In 1940 is het aantal schorsingen het belangrijkst (207 schorsingen tegen 119 ontslagen). Dat heeft alles te maken met het administratieve normaliseringsproces na de situatie van postverlating en de vele afwezigheden na mei 1940 (afwezige burgemeesters worden voorlopig geschorst). 

oorlogsburgemeesters_lahaye_1.jpg
Collectie : AC 164, archief Frans van der Elst, Deelbestand Repressiedossiers, Gerard Romsée
Webcaptie : Lijst opgemaakt door Guillaume Jans van de Staatsveiligheid op 15 mei 1945, op basis van lijsten ontdekt op het hoofdkwartier van het VNV in de Wetstraat in Brussel
oorlogsburgemeesters_romsAe_1.jpg
Collectie : Archief van het Militair Gerecht, gerechtelijk Dossier Gerard Romsée

In 1941 gaat het echter om 670 ontslagen en afzettingen tegen 87 schorsingen, en in 1942 gaat het om 328 ontslagen/afzettingen tegen slechts 40 schorsingen. In 1943 gaat het om 150 ontslagen/afzettingen en slechts drie schorsingen, in 1944 om 53 ontslagen/afzettingen en geen enkele schorsing. In 1941 vindt dus een fundamentele ommekeer plaats. Dat heeft alles te maken met de Duitse Ouderdomsverordening in combinatie met een ruimere toepassing van de Duitse Verordening op de Openbare Bedrijvigheid en de autoritaire hervormingen van Romsée. 

De benoemingscijfers van Van Audenhove, worden behoudens minieme verschillen bevestigd door de analyse van Lahaye. Diens cijfers zijn gebaseerd op de benoemingsbesluiten verschenen in het Belgisch Staatsblad, maar enkel vanaf de benoeming van Gerard Romsée als secretaris-generaal (dus : april 1941). Lahaye contacteerde in 1946 ook de gemeentepolitie of lokale rijkswacht over de politieke gezindheid van de nieuwbenoemde burgemeesters. De gecombineerde benoemingscijfers per jaar van Van Audenhove en Lahaye geven dit beeld :

  • 174 benoemingen in 1940 (Lahaye : geen cijfers)
  • 684 benoemingen in 1941 (Lahaye : 627 vanaf april 1941)
  • 379 benoemingen in 1942; (Lahaye : 363 vanaf april 1941)
  • 161 benoemingen in 1943; (Lahaye : 161 vanaf april 1941)
  • 54 benoemingen in 1944; (Lahaye : 52 vanaf april 1941)

Het totaal van Van Audenhove is 1452 burgemeestersbenoemingen, dat van Lahaye (vanaf april 1941 dus) is 1203 benoemingen. Lahaye rekende trouwens Eupen-Malmédy niet mee. Deze cijfers bevestigen opnieuw het grote belang van 1941 (en in mindere mate 1942) voor de lokale machtsgreep van collaborerende partijen.

Het totaal van 1452 burgemeestersbenoemingen is substantieel lager dan het aantal schorsingen/afzettingen/ontslagen (namelijk 1657). Dat is logisch : in een gemeente met een geschorste burgemeester kon in principe geen burgemeester benoemd worden en omdat het vanaf 1943 moeilijker wordt om kandidaat-burgemeesters te vinden blijft de tijdelijke situatie van een dienstdoende burgemeester soms tot het einde van de bezetting behouden in de kleinere gemeenten. Ook de grootstedelijke agglomeraties spelen mee omdat daar telkens tientallen burgemeesters worden ontslagen en slechts één burgemeester wordt benoemd.

Het gaat in chronologische volgorde om : 

  • Groot-Antwerpen (september 1941, 7 gemeenten opgeheven, de nieuwe stad telt 527850 inwoners)
  • Groot-Gent (mei 1942, 11 gemeenten opgeheven, ruim 254400 inwoners)
  • Groot-La Louvière (juni 1942, 15 gemeenten opgeheven, ruim 104800 inwoners)
  • Groot-Charleroi (juli 1942, 30 gemeenten opgeheven, ruim 340000 inwoners)
  • Groot-Brussel (september 1942, 18 gemeenten opgeheven, bijna 900000 inwoners)
  • Groot-Brugge (oktober 1942, 6 gemeenten opgeheven, ruim 80000 inwoners) 
  • Groot-Luik (november 1942, 29 gemeenten opgeheven, ongeveer 420000 inwoners)

In totaal worden dus 123 gemeenten opgeheven door de grootstedelijke operaties (daarnaast worden van enkele tientallen andere gemeenten ook nog delen van het grondgebied afgenomen).

Politiek profiel

Op basis van zijn lokale bevraging, komt Lahaye op het volgende algemene beeld over de aard en politieke kleur ("inciviek" of niet):

Burgemeesters benoemd binnen de gemeenteraad (vanaf april 1941):

  • 1941: 289
  • 1942: 75
  • 1943 : 60
  • 1944 : 18

Totaal : 442; Waarvan 257 "vaderlands", 183 "inciviek of verdacht van incivisme" en 2 onbekend.

Burgemeesters benoemd buiten de gemeenteraad (vanaf april 1941):

1941: 338
1942: 288
1943: 101
1944: 34

Totaal: 761; Waarvan 147 "vaderlands", 606 "inciviek of verdacht van incivisme" en 8 onbekend.

Van de beide categorieën samen worden er dus (door Romsée vanaf april 1941) 404 burgemeesters benoemd die in 1946 als "vaderlands" worden betiteld, 789 als "inciviek of verdacht van incivisme" en 10 onbekend. 

De analyse van Lahaye per provincie geeft het volgende beeld (vanaf april 1941) :

tabel-1.png

Een gedetailleerde kijk per provincie vanaf april 1941

Het rapport van Lahaye, geeft het volgende beeld per jaar voor specifieke provincies:

Provincie Antwerpen 

(Voor de hele bezettingsperiode : het rapport Lahaye aangevuld met de nota “lijst der burgemeesters benoemd sedert 10 mei 1940”, kabinetsarchief provincie Antwerpen)

Van de 24 raadsleden burgemeesters (19 ervan benoemd dus in 1941) waren er volgens Lahaye 9 "vaderlands", 14 "inciviek of verdacht van incivisme", en 1 zonder gegevens; van de 61 burgemeesters buiten de gemeenteraad zijn er 9 "vaderlands", 51 "inciviek of verdacht van incivisme", 1 onbekend. 42,7% van de nieuwbenoemde Antwerpse burgemeesters was dus "inciviek". 

antwerpen.png

West-Vlaanderen 

(Voor de hele bezettingsperiode, Lahaye aangevuld met het onderzoek van Petra Gunst)

Deze tabel is een kruising van de gegevens van Lahaye (die 1940 niet meetelde) en Petra Gunst. Van de 55 raadsleden burgemeesters waren er volgens Lahaye 17 "vaderlands" en 38 "inciviek of verdacht van incivisme". Van de 108 burgemeesters buiten de gemeenteraad zijn er 10 vaderlands en 98 verdacht of inciviek. 53,7% van de West-Vlaamse burgemeesters benoemd onder Romsée was dus "inciviek".

west-vlaanderen.png

Dankzij het onderzoek van Petra Gunst, hebben we voor de provincie West-Vlaanderen een precies overzicht. Op een totaal van 253 West-Vlaamse burgemeesters bleven 68 burgemeesters (26,9%) in functie tijdens de bezetting (er komen 179 nieuwe burgemeesters). Er werden 87 burgemeesters (34,3%) ontzet door de ouderdomsverordening, 41 werden ontslagen (of beter: vroegen onder druk een zogenaamd ‘vrijwillig ontslag’ aan, 16,2%), 34 burgemeesters (13,4%) kregen een Duits ambtsverbod. De rest is minder significant : 9 werden ontzet uit functie, 8 verdwenen omwille van postverlating en er waren 5 overlijdens.


Oost-Vlaanderen

Van de 55 raadsleden burgemeesters waren er volgens Lahaye 9 "vaderlands" en 46 "inciviek of verdacht van incivisme". Van de 130 burgemeesters buiten de gemeenteraad zijn er 14 "vaderlands", 113 "inciviek of verdacht van incivisme" en 3 onbekend. 53,5% van de Oost-Vlaamse burgemeesters benoemd door Romsée was dus "inciviek". 

oost-vlaanderen.png

Limburg

Van de 43 raadsleden burgemeesters waren er volgens Lahaye 13 "vaderlands", 30 "inciviek of verdacht van incivisme", en 0 zonder gegevens. Van de 83 burgemeesters buiten de gemeenteraad zijn er 13 "vaderlands", 69 "inciviek of verdacht van incivisme" en 1 onbekend. 48% van de burgemeesters in Limburg benoemd onder Romsée is dus "inciviek". 

limburg.png

Brabant

Van de raadsleden burgemeesters waren er volgens Lahaye 28 "vaderlands", 21 "inciviek of verdacht van incivisme", en 0 zonder gegevens. Van de 130 burgemeesters buiten de gemeenteraad zijn er 25 "vaderlands", 104 "inciviek of verdacht van incivisme" en 1 onbekend.

brabant(2).png

Provincie Luik

Van de raadsleden burgemeesters waren er volgens Lahaye 58 "vaderlands", 11 "inciviek of verdacht van incivisme", en 1 zonder gegevens. Van de 51 burgemeesters buiten de gemeenteraad zijn er 21 "vaderlands", 30 "inciviek of verdacht van incivisme". 12,4% van de burgemeesters benoemd onder Romsée in Luik was dus "inciviek".

luik.png

Luxemburg

Van de 25 raadsleden burgemeesters waren er volgens Lahaye 21 "vaderlands" en 4 "inciviek of verdacht van incivisme". Van de 10 burgemeesters buiten de gemeenteraad zijn er 4 "vaderlands", 6 "inciviek of verdacht van incivisme". 4,2% van de burgemeesters benoemd onder Romsée in Luxemburg was dus "inciviek".

luxemburg.png

Provincie Namen

Van de 37 raadsleden burgemeesters waren er volgens Lahaye 32 "vaderlands" en 5 "inciviek of verdacht van incivisme". Van de 43 burgemeesters buiten de gemeenteraad zijn er 10 "vaderlands", 33 "inciviek of verdacht van incivisme". 10,3% van de burgemeesters benoemd onder Romsée in Namen was dus "inciviek". 

namen.png

Henegouwen

Van de 84 raadsleden burgemeesters waren er volgens Lahaye 70 "vaderlands" en 14 "inciviek of verdacht van incivisme". Van de 145 burgemeesters buiten de gemeenteraad zijn er 41 "vaderlands", 102 "inciviek of verdacht van incivisme" en 2 onbekend. 26% van de benoemingen onder Romsée in Henegouwen was dus "inciviek".

henegouwen.png

Politieke analyse van de cijfers per provincie

Romsée benoemt vanaf april 1941 in 61% van de Vlaamse gemeenten en in 31,2% van de Franstalige gemeenten een nieuwe burgemeester. Van deze nieuwe burgemeesters was in Vlaanderen 70% en in Wallonië 46,8% afkomstig van buiten de gemeenteraad. 137 van deze Vlaamse burgemeesters binnen de gemeenteraad werden als "onvaderlands" betiteld tegenover 34 in Wallonië (de 21 in Brabant niet meegerekend). Dat verschil hangt deels samen met het concentratiefenomeen in Vlaanderen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1938, waardoor meer VNV-leden in gemeenteraden zetelden. 

Bij de Vlaamse provincies valt het contrast op tussen de provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen, waarbij in Antwerpen slechts 14 op 24 binnen de raad benoemde burgemeesters "inciviek" was, terwijl dat in Oost-Vlaanderen ging om 46 van de 55. Die cijfers worden bevestigd door de analyse die Petra Gunst maakte uit divers scriptieonderzoek. Het gaat hier om een steekproef van 297 Vlaamse gemeenten (ongeveer 25% van het totaal aantal in Vlaanderen) voor zeven arrondissementen in drie provincies (Antwerpen, Brugge, Dendermonde, Gent, Mechelen, Oostende, Tielt). 

In deze Vlaamse steekproef, bleven 30% van de burgemeesters tijdens de bezetting in functie. Van de 70% burgemeesters die verdwenen, gebeurde dat in aflopend belang om de volgende redenen : de Ouderdomsverordening (39,7%), een Duits ambtsverbod (10,4%), ontslag (8,4%), postverlating (4,7%), de Grootagglomeraties (4,4%), overlijden (1,7%) en ontzet uit functie (0,3%). 70% van deze nieuwe burgemeesters, werd buiten de gemeenteraad benoemd. Dezelfde steekproef van zeven arrondissementen toont aan dat van die nieuwe burgemeesters er bijna 71% van het VNV kwam en 14,1% van de katholieke partij (bij de benoemingen buiten de raad zelfs 80% van het VNV). Als we het volledige schepencollege bekijken in deze steekproef, blijkt dat slechts in 7% van de gemeenten het bestuur helemaal onveranderd bleef. 

Wat de vergelijking Vlaanderen-Wallonië betreft: 331 Vlaamse burgemeesters buiten de gemeenteraad benoemd waren volgens de staatsveiligheid "onvaderlands", tegenover 169 in Wallonië (de 104 in Brabant niet meegerekend). De provincie Brabant (met 51,4% nieuwe burgemeesters na april 1941, waarvan 72,6% buiten de gemeenteraad) telde ik niet bij deze gemiddelden omdat het onderscheid Franstalig-Nederlandstalig niet altijd strikt te maken valt.

In Franstalig België, valt het grote verschil op tussen Luxemburg-Namen enerzijds en Henegouwen anderzijds. Het is een onrechtstreekse indicatie voor de succesvollere machtsgreep van Rex in Henegouwen, wat deels verklaard wordt door het feit dat het de enige provincie was die al in 1940 een Rexistische gouverneur had. In de provincie Luxemburg vond eigenlijk geen ‘machtsgreep’ plaats. 

Nog bedenkingen bij de politieke kleur van Oorlogsburgemeesters

Het vaststellen van de partijkleur is niet altijd eenvoudig. Niet alle collaborerende burgemeesters waren lid van het Vlaams Nationaal Verbond of Rex en ook tijdens de bezetting was het niet altijd duidelijk de politieke overtuiging van een burgemeester precies te bepalen. 

Een eerste bijkomende bruikbare bron is het PV van Guillaume Jans van de staatsveiligheid (PV van 15 mei 1945) dat een politieke analyse geeft van de benoemingsbesluiten van Romsée (vanaf april 1941). Volgens dat PV, benoemde Romsée in de Nederlands sprekende gemeenten 649 burgemeesters, waaronder 448 VNV-leden, 37 VNV-sympathisanten en nog 11 andere collaborateurs. Dat zijn dus 496 ‘collaborateurs’ of incivieken. Het probleem is dat we niet weten wat de basis van Jans was en hoe hij ‘Nederlandssprekende gemeente’ telde. Als we onderstaande Duitse bron (SD-Meldungen 8/1943) als basis nemen om te spreken van 207 Vlaamse gemeenten in Brabant – uiteraard een anachronisme – betekenen die 496 collaborateurs op 1115 ‘Vlaams gemeenten’ 44,5% van het aantal gemeenten. Op te merken valt dat dit cijfer voor de grote golf van grootstedelijke agglomeraties valt. Het VNV-blad ‘Dienst’ van December 1941 gaat dan weer uit van 1172 Vlaamse gemeenten en telt dus ruimer. Dit blad telt 430 benoemingen van burgemeesters (in deze 1172 ‘Vlaamse gemeenten’) tussen 1 januari en 22 november 1941. Van die 430, zijn er volgens de partij zelf 232 VNV-leden. Van 553 benoemde schepenen in die periode in die gemeenten, zijn er 283 VNV-leden. 

Een bruikbaardere lijst – omdat men een onderscheid maakte tussen provincies – is de zogenaamde SD-Meldungen 8/1943 (augustus 1943) die opnieuw enkel de Vlaamse burgemeesters telt. Deze lijst neemt als basis 1074 burgemeesters, een lager aantal dan de 1115 Vlaamse burgemeesters waar we in 1941 op uitkomen maar dat wordt mede verklaard door het feit dat in 1943 tientallen gemeenten opgeheven via de grootstedelijke agglomeraties. Deze Duitse gegevens zijn als volgt :

tabel-11(2).png

Tot besluit: het aandeel collaborateurs

Volgens de Duitse analyse zijn er in augustus 1943 dus in Vlaanderen 56% burgemeesters-collaborateurs (VNV + SS). Bijna 16% is "neutraal", wat nogal een merkwaardige categorie is in het jaar 1943 (moeilijk te zeggen wat de Sipo-SD hiermee bedoelt). Via Lahaye, kennen we de schatting van de "incivieke" benoemingen van Romsée (na april 1941) : 48% voor Limburg, 53,3% voor Oost-Vlaanderen, 53,7% voor West-Vlaanderen, 42,7% voor Antwerpen. Als we rekening houden met de benoemingen van collaborateurs voor april 1941, komt dat gemiddelde dicht bij de 56% uit de Duitse lijst (vergeten we ook de 16% "neutralen" niet). De 70% vermeld in "Oorlogsburgemeesters" is dus incorrect en moet flink naar beneden worden bijgesteld, naar het richtcijfer 56% collaborerende Oorlogsburgemeesters in Vlaanderen. 

Hierbij zijn twee belangrijke opmerkingen. Tegen 1944 zijn alle grootstedelijke agglomeraties in handen van een VNV-burgemeesters en blijven er dus minder gemeenten over dan voor de bezetting. De 56% collaborerende burgemeesters bestuurde daarom wel ruim 70% van de Vlaamse bevolking. Het cijfer van Rex-burgemeesters is niet precies te bepalen : de "incivieke" benoemingen onder Romsée waren 12,4% in Luik, 4,2% in Luxemburg, 10,3% in Namen en 26,1% in Henegouwen, gemiddeld is dat : 13,2%. Voor april 1941 was het aantal benoemingen van collaborateurs in Franstalig België haast onbestaand dus het richtcijfer is rond de 13,5%. Ook hier geldt dezelfde opmerking van de grootstedelijke agglomeraties en dus het onevenredig groot aantal bewoners bestuurd door een Rex-burgemeester (burgemeester Jean Gorain voor Groot-la-Louvière; burgemeester Théophile Dargent voor Groot-Luik; burgemeester Jean Teughels (gedood door het verzet op 19 november 1942) en burgemeester Oswald Englebin (gedood door het verzet op 17 augustus 1944 voor Groot-Charleroi).

Bibliografie

P. Romijn, P. Gunst en P. Dostert, ‘Les pays du Benelux’, in: G. Le Béguec en D. Peschanski, Les élites locales dans la tourmente. Du Front populaire aux années cinquante, Parijs, 2000, p. 385-403

Bruno De Wever & Petra Gunst, ‘Van Kamerleden en Burgemeesters’, in De democratie heruitgevonden. Oud en nieuw in politiek België: 1944-1950, Leuven, 1995, p.69-89 

Marcel Van Audenhove, Geschiedenis van de gemeentefinanciën, vierde deel, WOII, in : gemeentekrediet van België, 1984, p. 35.

Willem C.M. Meyers, Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties, in : Etienne Verhoeyen (e.a.), België in de Tweede Wereldoorlog deel 9. Het Minste Kwaad, Kapellen, 1990, pp. 84-99.

Nico Wouters, Oorlogsburgemeesters 40-44. Lokaal bestuur en collaboratie in België, Lannoo, Tielt, 2004

Meer weten?

5825 Artikels Gemeentebesturen (lokale administratie) Wouters Nico
Deze pagina citeren
Benoeming van de Oorlogsburgemeesters
Auteur : Wouters Nico (Instelling : CegeSoma)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/benoeming-van-de-oorlogsburgemeesters.html