Debatten

De vermisten

Auteurs : Naert Jan (Instelling : Rijkarchief (ARA 2)) - Willems Bart (Instelling : Rijksarchief)

jan-naert.jpg

Jan Naert

Historicus, Felixarchief

foto_bart-willems(2).jpg

Bart Willems

Historicus en archivaris verbonden aan het Rijksarchief Antwerpen-Beveren.

Recent voegde het Rijksarchief aan haar zoekrobot ‘Zoeken naar personen’ de namen toe van 11.634 personen uit het gerechtelijk arrondissement Antwerpen. Het zijn personen die tijdens en als gevolg van de Tweede Wereldoorlog vermist raakten. Voor elk van hen vonniste de rechtbank kort na de oorlog een gerechtelijke verklaring die hun overlijden officieel vaststelde.

Nabestaanden van vermisten weten vaak niet waar en wanneer een familielid is overleden. Om die reden zijn ook de gemeentelijke diensten niet in de mogelijkheid om een overlijdensakte op te stellen. Zonder zo’n akte is het voor de nabestaanden en rechthebbenden onbegonnen werk om zaken te regelen als voogdijschap, ontbinding van huwelijk, erfeniskwesties, hulp aan oorlogsslachtoffers en allerlei andere financiële en administratieve kwesties.

De gerechtelijke verklaringen en aanverwante bronnenreeksen zijn interessant voor slachtofferonderzoek. Maar de relevantie ervan gaat verder. Zo kunnen ze ook helpen vragen te beantwoorden die in de Belgische Wereldoorlog II historiografie onderbelicht blijven. Hoe organiseert de Belgische staat in de naoorlogse jaren deze zoektocht naar vermisten? Op welke manier verzamelt hij informatie? Met welke obstakels zien zijn medewerkers zich geconfronteerd? Maar ook: wie zijn deze ‘vermisten’? En hoe verlopen de contacten tussen nabestaanden, rechthebbenden, belangenorganisaties en de overheid?  

De zoektocht naar vermisten: een internationale kwestie

Eind augustus, begin september 1945 is de repatriëring naar België vanuit Duitsland en andere door het Derde Rijk aangehechte gebieden grotendeels achter de rug. Bij de families die niemand zien terugkeren vervaagt de hoop. Daar dringt het besef van verlies onherroepelijk door.

Na de repatriëring van de overlevenden wacht de Belgische staat opnieuw een moeilijke taak: het opsporen en identificeren van vermisten en nagaan of zij overleden zijn. Om aan die taak het hoofd te bieden richt de Belgische regering enkele maanden later een ‘Bureau National de Recherche’ op.

Het bureau kent een moeilijke opstart. Naast een gebrek aan ervaring, expertise en middelen, verhindert de context van de Koude Oorlog een vlotte samenwerking in het door de geallieerden opgedeelde Duitsland. Vooral de contacten met de gebieden in de invloedssfeer van de Sovjet-Unie verlopen moeizaam. Pas aan het eind van de jaren veertig verandert die situatie enigszins en gaan de Westerse mogendheden steeds beter samenwerken, voornamelijk onder Amerikaanse leiding. Het resultaat is de creatie van de Internationale Tracing Service, vandaag beter bekend als de ‘Arolsen Archives’. 

foto_1_gva_29_09_1945.png
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : Gazet Van Antwerpen, 29 september 1945

Het ministerie van Oorlogsgetroffenen

van-den-branden-de-reeth-adrien-jeune-225x300.jpg
Instelling : Association royale des Anciens du Collège Saint-Michel
Auteursrecht : http://www.aesm-database.be/2,0/adrien-van-den-branden-ads-1915-le-magistrat-aux-resistances-multiples/
Oorspronkelijke legende : Adrien van den Branden de Reeth, s.d.

Eind september 1945 houdt minister van Oorlogsgetroffenen Adrien van den Branden de Reeth, een toespraak op de radio waarin hij een ‘nationale telling van afwezigen’ aankondigt. Aan ouders en vrienden van vermisten vraagt hij om vragenlijsten in te vullen. Dat moet uitmonden in een centraal steekkaarten register van vermisten. Nog een jaar later volgt de organisatie van een reizende tentoonstelling die de foto’s toont van de vermisten, in de hoop om zo alsnog nieuwe informatie te winnen.

Eind 1945 staat de teller op iets meer dan 30.000 vermisten. Ongeveer een derde zijn vreemdelingen die voor de oorlog in België woonden. Dat er eind 1945 ‘slechts’ 10.200 niet-Belgen als vermist zijn opgegeven is opvallend. Er zijn namelijk meer dan 30.000 uit België afkomstige Joden (die maar zelden de Belgische nationaliteit hebben) vermoord. In veel gevallen is er van volledige families geen spoor meer. Bijgevolg blijft er niemand over om familieleden als vermist op te geven.

Pas vanaf 1948 stijgt het aantal als vermist opgegeven Joden sterk. Organisaties als de ‘Aide aux Israélites Victimes de la Guerre’ staan de nabestaanden bij. Eind 1950 staat de teller op 21.614 vermiste niet-Belgen. 

Afwezig, vermist en overleden

De Belgische wetgever beseft al snel dat het bestaande wettelijke kader ontoereikend is en besluit in te grijpen. Dat gebeurt al een eerste keer tijdens de bezetting. Maar finaal komt er, na besluiten van de secretarissen-generaal en de regent, op 20 augustus 1948 een nieuwe ‘wet op de gerechtelijke verklaring van overlijden’. Voortaan kunnen ook de minister van Oorlogsslachtoffers en de rechtbanken van eerste aanleg het overlijden van een persoon, tijdens en als gevolg van de oorlog omgekomen, officieel vaststellen. De minister doet dat met een ‘ministerieel besluit van vermoedelijk overlijden’, de rechtbank vonnist een ‘gerechtelijke verklaringen van overlijden’. Vaak gaat de administratieve beslissing van de minister vooraf aan de gerechtelijke verklaring van de rechtbank.

De wetgeving geldt voor alle personen die vermist zijn geraakt door oorlogsomstandigheden. Het betreft dus niet alleen slachtoffers van de Duitse nazi-bezetter. Ook de nabestaanden van vrijwillige arbeiders of incivieken, zoals Oostfrontstrijders die aldaar het leven lieten en van wie niets meer werd vernomen, kunnen zich daarop beroepen.

Wanneer de exacte datum van overlijden niet te achterhalen is, opteert de rechtbank bij slachtoffers van het nazi-regime - symbolisch - voor de datum van deportatie.

foto_3_gerechtelijke_verklaring_anoniem.jpg
Instelling : Rijksarchief
Collectie : Rijksarchief Beveren-Waas, inventarisnummer EA ANTW B 2005 2402

De Antwerpse specificiteit

In totaal vonnist de Antwerpse rechtbank van eerste aanleg in de periode 1945-1965 niet minder dan 11.643 verklaringen van overlijden. Vermoedelijk zijn het er zelfs meer. Hoewel de cijfers gelden voor het hele gerechtelijke arrondissement Antwerpen, verbleef het merendeel van deze 11.643 personen voor en tijdens de oorlog in de Antwerpse stedelijke agglomeratie. Dat de cijfers in het Antwerpse zo hoog liggen, is geen toeval. Het grootste deel van de vermisten zijn Joden, waarvan er in totaal naar schatting om en bij de 15.000 uit het Antwerpse verdwenen tijdens de oorlog.

Vandaag vormen deze en andere documenten een waardevolle bron voor het namenonderzoek naar de Antwerpse oorlogsslachtoffers. Het onderzoek naar de slachtoffers kadert in het herdenkingsbeleid rond WOII van de stad Antwerpen en wordt uitgevoerd door het Felixarchief. Je kan hier meer informatie vinden. Jobstudenten Kaat Somers, Vincent Langezaal, Marek Fenners, Willem Konings, Lotte Van Attenhoven en Elisabeth Dockx voerden de namen van de vermisten in. De databank is op de website van het Rijksarchief te vinden. Je kan ze hier raadplegen. Het Rijksarchief in Beveren bewaart het archief van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen. 

Bibliografie

Maurice-Pierre Herremans, Personnes déplacées (rapatriés, disparus, réfugiés), Ruisbroek, 1948.

Patrick Nefors, Inventaris van het archief van de Dienst voor de Oorlogsslachtoffers, Brussel, 1997, p. 11-28.

Marcel Marinower, “Over de wet van 20 augustus 1948 betreffende de gerechtelijke verklaringen van overlijden”, Rechtskundig Weekblad, 1950, 13, 26, p. 1041-1048.

Reageren?

U wordt geraakt door deze bijdrage of u wenst te reageren?

Uw opmerkingen, commentaren en ideeën zijn welkom via belgiumwwii@arch.be

Deze pagina citeren
De vermisten
Auteurs : Naert Jan (Instelling : Rijkarchief (ARA 2)) - Willems Bart (Instelling : Rijksarchief)
https://www.belgiumwwii.be/nl/debatten/de-vermisten.html