Dirk Luyten
Dirk Luyten is doctor in de geschiedenis en onderzoeker bij het CegeSoma. Hij is gespecialiseerd in de sociale en economische geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en in de economische collaboratie en de repressie daarvan. Daarnaast interesseert hij zich voor rechtsgeschiedenis.
In de pers zijn de laatste weken artikelen verschenen over de pensioenen die Duitsland betaalt aan bepaalde soldaten uit de bezette gebieden die meegestreden hebben met de legers van Nazi-Duitsland. Bij dit overwegend politiek-maatschappelijk debat zijn enkele kanttekeningen over de wetenschappelijke relevantie op hun plaats omdat het een van die (vrij technische) materies is die nog niet grondig werden onderzocht.
De ‘oorlogspensioenen’ zijn niet typisch voor België : ook in andere door Nazi-Duitsland bezette landen (Frankrijk en Nederland) bestaan dergelijke ‘pensioenen’ . Zoals in België gaat het vandaag nog om kleine aantallen : de meeste betrokkenen zijn immers overleden. De Duitse oorsprong van deze ‘pensioenen’ staat vast : er bestond een regeling om bepaalde soldaten (of hun nabestaanden) uit de bezette gebieden een ‘pensioen’ uit te betalen en Duitsland voert die regeling nog steeds uit.
Welk pensioen ?
‘Pensioen’ staat tussen aanhalingstekens, omdat we niet heel precies weten aan wie en onder welke voorwaarden gelden werd uitgekeerd. Afgaande op de berichten in de pers is er vaak een band met dood en invaliditeit als gevolg van militaire inzet : van de 54 Fransen die nog een pensioen krijgen zijn er 27 verminkten, 21 weduwen et 6 wezen. Dit is kennelijk geen gewoon pensioen zoals we dat in het dagelijks taalgebruik kennen ( een ‘ouderdomspensioen’), maar eerder een invaliditeitsuitkering.
In de pers werden vragen gesteld over de periode waarvoor een pensioen werd uitgekeerd, ook jaren doorgebracht in krijgsgevangenschap en zelfs in de gevangenis zouden volgens sommige berichten recht geven op een pensioen. Deze op het eerste gezicht contradictorische toestand – een straf uitzitten voor collaboratie en ervoor ‘beloond’ worden met een pensioen – zou kunnen voortvloeien uit de (interpretatie) van de wetgeving, waarbij kan worden aangenomen dat periodes waarin men niet kan werken als gevolg van een militair engagement worden ‘gelijkgesteld’. Dit is niet meer dan een hypothese gebaseerd op logische redenering en analogie met de pensioenwetgeving in het algemeen. Of dat werkelijk zo is voor de oorlogspensioenen weten we niet omdat er geen grondig wetenschappelijk onderzoek over bestaat. Dat hebben we nodig om op heel wat vragen in het debat een antwoord te kunnen geven en vooral om de problematiek te contextualiseren.
Een internationale kwestie
Onderzoek over deze pensioenregeling heeft Duitsland als vanzelfsprekend vertrekpunt, omdat van daaruit de betaling gebeurt. In de federale Duitse staat is de betaling van die pensioenen toegewezen aan deelstaten, zodat het mogelijk is dat er verschillen zijn in de toepassingsmodaliteiten of misschien zelfs in de bedragen : de cijfers over de hoogte van de pensioenen in de Belgische, Frans en Nederlandse pers verschillen. Een eerste stap is grondig te kijken naar het (oudere) onderzoek dat mogelijk al in Duitsland of internationaal is gebeurd, ook op aangrenzende domeinen.
Een voor de hand liggende vraag is hoe burgers uit een ander land hun eventuele rechten konden doen gelden : dat is lastiger dan in een nationale context. Was er sprake van systematische bemiddeling door organisaties of tussenpersonen, zoals de berichtgeving in de pers suggereert? Hoe zag die er dan precies uit ?
Wie zich schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden kan geen aanspraak maken op een oorlogspensioen. De betrokkenheid bij oorlogsmisdaden is in Duitsland onderzocht. Waren er contacten met de gerechtelijke autoriteiten van de voormalige bezette landen, die via collaboratie-onderzoeken weet konden hebben van oorlogsmisdaden of stonden bepaalde rechtsregels zo’n internationale juridische samenwerking in de weg of werd die politiek niet wenselijk geacht ? Dit werpt meteen de bredere vraag op naar de toepassing van verschillende nationale wetgevingen voor eenzelfde persoon tijdens en (lang) na de oorlog.
Na de oorlog zijn regelingen van staat tot staat uitgewerkt waarbij (West)Duitsland de schade en het leed dat door oorlog en bezetting is aangericht (deels) compenseert. Dat geld wordt verder verdeeld door de voormalige bezette staten onder burgers die daarvoor in aanmerking komen. Werd de band gelegd tussen deze ‘schadevergoedingen’ en de bedragen die Duitsland direct uitkeerde aan bepaalde Belgen, zoals een aantal soldaten die met Nazi-Duitsland hadden meegestreden? Hoe zagen de onderhandelaars van die arrangementen de bezetting, met welke historische kennis zaten ze aan de onderhandelingstafel en kenden ze de juridische gevolgen van de bezetting op lange termijn voor verschillende groepen goed?
Anachronisme
Bij de beoordeling van kwesties als de oorlogspensioenen is het van belang anachronismen te vermijden en steeds oog te hebben voor de historische context. Het verplicht ouderdomspensioen voor werknemers in de privé -sector is in België pas in 1924/25 ingevoerd : aan het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn pensioenen dus nog een vrij recent fenomeen. De betaling van een pensioen volgt pas vele jaren later voor soldaten die in de regel vrij jong dienst nemen. Bovendien is de levensverwachting nog een pak lager dan vandaag.
Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog hebben de beleidsmakers dringende zorgen zoals de bestraffing van de collaboratie. Eventuele pensioenen zijn dan nog ver weg. Juristen waren toen veel minder goed thuis zijn in het nog relatief jonge sociaal recht. Veel vragen zullen de gerechtelijke autoriteiten zich dus niet gesteld hebben over pensioenkwesties.
Een onderzoek naar de oorlogspensioenen mag zich echter niet beperken tot het juridische (wetgeving, rechtspraak en rechtsleer), ook al vormt dat het kader en kan het een antwoord geven op een aantal evidente vragen. De rol van de administraties in de concrete toepassing zou eveneens aan bod moeten komen. Belangrijker is nog het maatschappelijk en politiek bewustzijn van de actoren in België en Duitsland, waarbij de vraag is of de ‘oorlogspensioenen’ nu pas geproblematiseerd worden en als dat zo, wat hiervoor de verklaring is.
Reageren?
U wordt geraakt door deze bijdrage of u wenst te reageren?
Uw opmerkingen, commentaren en ideeën zijn welkom via belgiumwwii@arch.be