Begin september 1944 bleek de bevrijding in de regio rond Luik, na de algemene terugtrekking van de Wehrmacht en de verdrijving van de plaatselijke collaborateurs, erg te lijken op wat er in de andere grote Waalse steden was gebeurd, met de uitzondering van Doornik: nazirepressie tot het allerlaatste moment, een bliksemsnelle bevrijding door de geallieerde legers en vreugde-uitbarstingen van de lokale bevolking, soms getekend door tranen en bloed. Op de meeste plaatsen speelde het verzet slechts een ondergeschikte rol, omwille van de snelle opmars van de geallieerde legers.
Een verzwakte, maar nog steeds dodelijke Nieuwe Orde
Eind augustus-begin september 1944 zette de Duitse bezetter, met de SS voorop, zijn repressie nog voort. Terwijl het laatste konvooi van politiek gedeporteerden Luik verliet op 30 augustus, liet Eduard Strauch, hoofd van de Sipo-SD, nog 23 personen executeren in de citadel, onder wie ook advocaat Robert Lejour, de lokale chef van de Gewapende Partizanen. Tegelijkertijd heerste er chaos bij de politieke collaboratie: het laatste college van burgemeesters en schepenen ontbond zich op 3 september, terwijl verspreide groepen van de Garde wallonne en vooraanstaande leden van de collaboratie uit Brussel en Charleroi vluchtten naar Duitsland. In de volkswijken namen vooroorlogse autoriteiten de gemeentehuizen terug in. En in de buitenwijken mobiliseerde het verzet zich. Misschien een beetje te snel.
Drama en oorlogsmisdaden
Op 3 september gaf het Geheim Leger van Zone V het bevel te mobiliseren en de vijand aan te vallen. Enkele honderden mannen – 500 of 600? – focusten zich op de poorten van Luik, Vorst en meer bepaald op de 'Refuge Cheval' (het kasteel del Marmol en de omliggende boerderijen). De bewapening was slecht en de leiding zwak. De verzetsmensen werden snel opgemerkt door de Duitsers, uiteengeslagen in een bloedige strijd en uiteengedreven in de ochtend van 6 september. In het totaal werden er 64 verzetsmensen uitgeschakeld, onder wie 23 gevangenen die koelbloedig werden doodgeschoten bij de stuwdam van de wijk Monsin.
In de stad Luik, in de wijk Sainte-Marguerite, kwamen de Amerikaanse soldaten gevaarlijk dichtbij, waarop de Duitsers op 6 september besloten de kruispunten in de directe omgeving te vernietigen om zo hun opmars te vertragen. De bevolking werd niet op de hoogte gebracht van hun plannen. De volgende dag, op 7 september rond 14 uur, toen de operatie om het kruispunt van Fontainebleau te vernietigen met een kleine vanop afstand bediende tank van het type Funkpanzer B-IV al volop aan de gang was, zorgde de onverwachte tussenkomst van een buurtbewoner voor een vroegtijdige explosie. Dit leidde tot de plotse dood van bijna honderd mensen... Terwijl de Duitsers zich terugtrokken, bliezen ze de kruispunten van Hocheporte en Cadran opnieuw op, deze keer zonder groot verlies aan mensenlevens... Rond 15 uur, evacueerden de laatste leden van de Wehrmacht het Paleis van de Prins-bisschoppen en staken anderen de telefooncentrale in de rue de l’Université in brand. Tegen het einde van de namiddag was de linkeroever van Luik bevrijd: de 3e Amerikaanse pantserdivisie was nauwelijks opgehouden door de Duitse vernielingen.
Laatste gevechten
Op de rechteroever van de Maes werd er nog steeds gevochten. De volkswijk van Outremeuse kon pas ontruimd worden op 8 september en de volgende ochtend konden de Amerikanen nog de overgave van enkele honderden Duitse soldaten afdwingen – onder wie talrijke vrouwelijke vrijwilligers – die door het verzet waren vastgehouden in het oude kazerne-fort van Chartreuse. De ‘vurige stad’ voelde zich eindelijk echt bevrijd.
Alain COLIGNON en Mélanie BOST, La Wallonie libérée 1944-1945, Waterloo, La Renaissance du Livre/CegeSoma, 2019.