Bedrijven kunnen tijdens de bezetting niet langer normaal functioneren. Er is een tekort aan grondstoffen en materialen, de binnenlandse markt krimpt en export is beperkt tot Duitsland of door Duitsland gedomineerde gebieden. De bezetter reguleert productie en distributie om de Duitse belangen te laten primeren. Dit met de steun van Belgische autoriteiten en ondernemers.
Bepaalde sectoren zoals de textiel moeten op beperkte capaciteit draaien, terwijl andere, zoals de steenkoolmijnen, de prioriteit krijgen. Rationalisering, het stilleggen of definitief sluiten van de minst productieve (kleine) bedrijven moet arbeidskrachten en kolen uitsparen in sectoren zoals de metaalverwerking of de textiel. Bouwactiviteiten liggen vanaf augustus 1942 stil.
Dit neemt niet weg dat er mogelijkheden zijn om de productie te handhaven, zelfs uit te breiden en winst te maken, met name door voor de Duitse behoeften te werken. Op de zwarte markt, waar ook de Duitsers op een georganiseerde manier actief zijn, zijn goede zaken te doen. Ondernemers die zijn ingeschakeld in productieprogramma’s voor Duitsland kunnen in zekere mate profiteren van de Duitse know-how en daar hun voordeel mee doen. De metaalconstructie ziet hier een opportuniteit om de standaardisering van de productie te bevorderen en de productiviteit te verhogen.
Bibliografie
Luyten, Dirk. Ideologie En Praktijk van Het Corporatisme Tijdens de Tweede Wereldoorlog in België. Brussel: VUB Press, 1997.
Nefors, Patrick. Industriële “Collaboratie” in België: De Galopindoctrine, de Emissiebank En de Belgische Industrie. Leuven: Van Halewyck, 2000.
Meer weten...