Richtlijn over- en verantwoording van productie voor Duitsland, vernoemd naar haar leider Alexandre Galopin.
Eten is nodig om te leven
Productie voor de vijand is strafbaar. Toch besluit het comité Galopin, een financieel-economische schaduwregering met vertegenwoordigers van de haute finance en de industrie, in juli 1940 dat het beter is voor Duitsland te werken. België is niet zelfvoorzienend voor zijn voedselproductie, import is nodig. Door de Britse blokkade kan die enkel uit Duitsland of door Duitsland gecontroleerde gebieden komen. Om die import te betalen is export nodig van industriële producten. Produceren voor Duitsland kan bovendien wegvoering van Belgische arbeidskracht naar Duitsland (zoals in de Eerste Wereldoorlog) vermijden : de nazi’s zullen immers geen massale werkloosheid tolereren. Handhaven van de productie laat toe de controle over de ondernemingen in Belgische handen te houden en maatregelen te nemen om de naoorlogse concurrentiepositie te vrijwaren.
Grenzen aan de productie
De doctrine is geen vrijbrief om voor Duitsland te werken : een aantal beperkingen is ingebouwd. Wapens en munitie mogen niet worden geproduceerd. De behoefte aan ingevoerd voedsel bepaalt het maximum exportvolume. Het advies is om beslissingen over het al dan niet aanvaarden van Duitse bestellingen te nemen in de schoot van de sectorfederaties. Zo wil men vermijden dat een order wordt aanvaard uit concurrentieoverwegingen.
De praktijk
De doctrine krijgt navolging in de sectoren gecontroleerd door holdings, vooral de Waalse zware industrie (kolen, staal, metaal). In die sectoren worden beslissingen over ‘verdachte’ Duitse bestellingen in overleg genomen en zo soms geweigerd. Wanneer de Duitsers de druk opvoeren geeft men uiteindelijk toch toe of komt het tot een compromis. De Galopin doctrine heeft op vele sectoren, zoals de steenkoolmijnen, weinig impact omdat er geen direct verband is met de oorlogsvoering.
De argumenten uit de Galopin doctrine verliezen snel aan kracht. België heeft te kampen met chronische voedseltekorten. In december 1940 wijst de bezetter de ruil van voedsel voor industriële producten af. In oktober 1942 is de verplichte tewerkstelling in Duitsland een feit. Dat zijn geen redenen om de doctrine op te geven. Wel wordt ze verfijnd en uitgebreid in 1941 en 1942. Het accent ligt op het heelhuids door de oorlog loodsen van de Belgische economie. Produceren is daarvoor een noodzaak, al is het maar om de controle over de ondernemingen in Belgische hand te houden.
Bibliografie
Luyten, Dirk. Ideologie En Praktijk van Het Corporatisme Tijdens de Tweede Wereldoorlog in België. Brussel: VUB Press, 1997.
Van den Wijngaert, Mark. Nood Breekt Wet: Economische Collaboratie of Accommodatie: Het Beleid van Alexandre Galopin, Gouverneur van de Société Générale Tijdens de Duitse Bezetting (1940-1944). Tielt: Lannoo, 1990.