Twee concrete momenten waarbij het Belgische gerecht op vraag van de bezetter ingevoerde wetgeving in vraag stelt en zo incidenten creëert die duidelijk maken dat het bezettingsperspectief aan het veranderen is.
Concrete aanleidingen

Originele legende : Zonder originele legende
De eerste gerechtelijke crisis ontstaat begin 1942, wanneer rechtszaken worden aangespannen in Luik en Louveigné tegen respectievelijk de administratieve rechtsmacht en de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie (NLVC). Het vredegerecht in Louveigné oordeelt dat de NLVC geen verplichte financiële bijdragen mag opleggen aan landbouwers. De vrederechters van Walcourt en Schaarbeek oordelen op respectievelijk 14 maart 1942 en 15 april 1942 dat het oprichtingsbesluit van de NLVC onwettig is. Het Hof van Cassatie oordeelt op 30 maart 1942 dat de administratieve rechtsmacht onwettig en ongrondwettelijk is.
De tweede gerechtelijke crisis ontstaat als het Brusselse beroepshof het oprichtingsbesluit van Groot-Antwerpen onwettig verklaart (11 december 1942), wat op 1 februari 1943 wordt bevestigd door een arrest van het Hof van Cassatie.
Gevolgen
Door concrete besluiten van de secretarissen-generaal als onwettig te bestempelen, legt het Belgische gerecht tegelijk ook beperkingen op aan de wetgevende bevoegdheden van deze ‘ambtenarenregering’. Dit betekent dat de in het protocol van 12 juni 1940 vastgelegde basis van de politiek van het minste kwaad wordt beperkt. Dit is niet aanvaardbaar voor de bezetter.

Instelling : CegeSoma / Rijksarchief
Collectie : Spronk
Auteursrechten : Spronk
Originele legende : Zonder originele legende
Weblegende : Het Justitiepaleis in Brussel (Poelaertplein) symboliseert met zijn monumentale architectuur en zijn imposante grootte, het belang van de Belgische rechterlijke macht. Het gebouw imponeert zelfs de Führer tijdens zijn doortocht door België in 1940.
Het eerste incident wordt gesloten wanneer het Duitse bezettingsbestuur op 14 mei 1942 een verordening publiceert die stelt dat de besluiten van het comité van secretarissen-generaal niet langer op hun rechtsgeldigheid mogen worden getoetst. Het tweede incident wordt gesloten met de Duitse verordening van 26 januari 1943, die oplegt dat de Belgische besluiten betreffende de groot-agglomeraties van toepassing blijven. Het Belgische gerecht accepteert deze Duitse Diktaten in die zin dat de magistraten hun protest opgeven en blijven functioneren. Ze gaan niet, zoals in 1917, in staking. Het Belgische gerecht neemt wel een passievere houding aan in voedselovertredingen.
Betekenis
Beide incidenten verzwakken de facto de positie en legitimiteit van de secretarissen-generaal. Er is nu jurisprudentie die hun besluiten en bevoegdheden fundamenteel in vraag stelt. Bovendien is nu expliciet hoe sterk de secretarissen-generaal de facto afhangen van de Duitse bezetter. Beide incidenten markeren een wijzigende bezettingscontext, waarin de Belgische grondwettelijke orde opnieuw als richtinggevend op de kaart wordt gezet.

Originele legende : Zonder originele legende

Originele legende : Zonder originele legende
Bibliografie
Verhoeyen, Étienne. Belgie Bezet 1940-1944: Een Synthese. Brussel: BRTN, 1993.
Michielsen, Joeri. The Nazification and Denazification of the Courts in Belgium, Luxembourg and the Netherlands. Maastricht: Universitaire pers, 2004.
Wouters, Nico.De Führerstaat: Overheid En Collaboratie in België (1940-1944). Tielt: Lannoo, 2006.