Het kleine zusje van de Versterkte Stelling Luik
In de Belgische militaire historiografie over beide wereldoorlogen is de "Versterkte Stelling Namen" (« Position Fortifiée de Namur », « P.F.N. ») het miskende en ietwat vergeten "kleine zusje" van de Versterkte Stelling Luik. Haar geografische ligging maakte dat ze strategisch minder zwaar doorwoog. De uit het oosten komende Duitse legers stuitten logischerwijze eerst op Luik voor ze naar Namen doormarcheerden. Mei 1940 verschilde hier dus niet fundamenteel van augustus 1914 : dezelfde eervolle verdediging van de forten die na de strijd bijna even snel vergeten werd.
Een weinig uitgebouwde stelling…
Toch had de stelling een lange geschiedenis. Ondanks de harde strijd van haar 9 « Brialmont »-forten tot 24 augustus 1914 leek ze na de Groote Oorlog verouderd. Ze werd trouwens afgeschaft in 1924… maar in 1926 gereactiveerd toen generaal Galet generaal Maglinse opvolgde. Het werd echter een reactivering in mineur. Toen in de jaren '30 de Versterkte Stelling Luik sterk uitgebereid werd , moest Namen zich tevreden stellen met de renovatie van 7 oude forten terwijl Emines en Cognelée gedegradeerd werden tot simpele munitiedepots. De bewapening werd versterkt met lange afstands-kanonnen van 75mm (15 km) en de oude citadel heringericht om vanaf november 1939 het VIIe Legerkorps van generaal Deffontaine te huisvesten. Het Vestingsregiment Namen (opgericht in 1932) kreeg dus versterking van de 8e Infanteriedivisie en de 2e Divisie Ardense Jagers. Aan manschappen dus geen gebrek, maar helaas werd er relatief weinig gedaan aan de structuur van de forten en hun incasseringsvermogen voor luchtbombardementen. De luchtafweer bestond slechts uit enkele oude luchtafweermitrailleurs. En erger : op 10 mei 1940 was de verdediging van de stelling in het noorden nog steeds onvolledig; de forten Emines en Cognelée waren nog steeds niet gemoderniseerd. Resultaat: tussen de forten Marchovelette (waarvan de renovatie niet afgewerkt was) en Suarlée gaapte er een gat in het dispositief. Overigens waren er 156 bunkers van verschillende types ingeplant in de intervallen tussen de forten en op de noordelijke Maasoever.
Zoals in 1914 ?
Bij het uitbreken der vijandelijkheden zou Namen zich zonder het te beseffen tussen twee Duitse invalswegen bevinden : die door Waals Brabant (slag van Gembloux) en de passage van de Maas over de sluis van Houx, niet ver van Dinant. Vanaf 12 mei werd de stad zwaar gebombardeerd zonder echt stormenderhand ingenomen te worden. Ten gevolge van de Franse aftocht tussen Samber en Maas trok generaal Deffontaine op 15 mei om 7u 's morgens zijn Legerkorps ook terug. Op het einde van de dag bleven enkel nog de garnizoenen van de forten (2000 man) over om de eer te redden. De stad liep leeg. De eerste forten die onder vuur van het VIe Duitse leger kwamen te liggen, waren het noordelijke Marchovelette et Suarlée die op resp. 18 en 19 mei zouden capituleren ondanks vuursteun van de naburige forten. De zuidelijke forten werden vernield door een samenwerking van Stukas en artillerie. Een na een verloren ze hun defensieve middelen en zoals in 1914 hadden ze het zeer moeilijk om de gassen veroorzaakt door hun eigen geschut te evacueren. Het ene na het andere moest de wapens neerleggen. Op 21 mei waren het Saint-Héribert et Malonne ; Andoy en Maizeret volgden de 23e. Op 24 mei capituleerde als laatste het fort van Dave.
Bibliografie
Jacques VANDENBROUCKE, La position fortifiée de Namur en 1914 et 1940 : un lieu de mémoire aux oubliettes de l’histoire, dans Entre toponymie et utopie. Les lieux de la mémoire wallonne (Sous la dir. de Luc Courtois et Jean Pirotte), Louvain-la-Neuve, 1999, pp. 242-252.
Jean BAUDHUIN, Mai 1940 : la guerre en région namuroise, dans François Bovesse et les années sombres 1936-1945, Bruxelles, Crédit communal, 1990, pp.73-93.
Geschiedenis van het Belgisch leger van 1830 tot heden , Brussel, C.H.D., 1988, dl. II