België in oorlog / Artikels

Bestraffing van de collaboratie: juridische voorgeschiedenis en wettelijke basis

Thema - Collaboratie - Justitie

Auteur : Aerts Koen (Instelling : Docent geschiedenis en onderzoeker (UGent en Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij - OD4 Rijksarchief) )

De Belgische Strafwet: een liberale basis

Grotendeels gebaseerd op de Code Pénal van 1810 en de Franse wet van 28 april 1832 kent het Belgische Strafwetboek van 1867 de staat het recht toe om zich te verdedigen tegen aanslagen op zijn ‘inwendige’ en ‘uitwendige veiligheid’. In de eerste omschrijving gaat het over het bewaken van de binnenlandse politieke orde, met de tweede aanduiding staan de onafhankelijkheid en integriteit van het grondgebied centraal. Steun aan de vijand is met andere woorden een externe bedreiging. Toch is niet elke samenwerking met de vijand strafbaar, maar enkel de vormen zoals vastgelegd in oorspronkelijk elf artikelen – van 113 tot en met 123 – in hoofdstuk II, titel I, boek II van het Belgisch Strafwetboek: ‘Misdaden en wanbedrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat’. In 1867 weert België in grote mate de doodstraf en geldt het Strafwetboek als een van de liberaalste in Europa. Op dat moment zijn het aantal strafbare daden van collaboratie nog beperkt: het onthullen van geheimen over de verdediging van het grondgebied aan de vijand, militaire en economische collaboratie. Spionage staat als begrip enkel in het militair strafwetboek als misdrijf omschreven. 

strafwetboek-1867.png
Oorspronkelijke legende : Strafwetboek, versie 1949, Strafwetboek, Wetboek van Strafvordering, Bruxelles/Brussel, Larcier, 1949.)

De Eerste Wereldoorlog: een eerste verstrenging

40354-borms.jpg
Instelling : CegeSoma/Rijkarchief
Oorspronkelijke legende : August Borms (1878-1946) tijdens een DeVlag-hulde te zijne ere in juni 1943. Borms is een kopstuk van het Vlaamse activisme tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de Tweede Wereldoorlog collaboreert hij opnieuw. Hij krijgt de doodstraf en sterft op 12 april 1946 voor het vuurpeloton.

Er is aanvankelijk weinig nood aan een verstrengde wetgeving zolang België letterlijk buiten schot blijft. De Eerste Wereldoorlog brengt daar verandering in. Op de dag dat het Duitse keizerrijk in 1914 in het westen de grens oversteekt, stemt het Belgische parlement een wet die spionage door burgers strafbaar stelt. De bezetting maakt duidelijk dat de originele mildheid van de wetgeving niet langer beantwoordt aan de concrete uitdagingen van de realiteit. Vanaf het najaar van 1916 is de doodstraf van toepassing op militaire en economische collaboratie. Ook politieke collaboratie en verklikking zijn vanaf het voorjaar van 1917 expliciet omschreven als misdrijven, zij het niet strafbaar met de dood. De uitbreiding van de wetgeving motiveert zich onder andere door het Vlaamse – en veel kleinere Waalse – activisme, dat onder de vleugels van de Duitse bezetter aanstuurt op de politieke en administratieve scheiding van het land. Voor de duur van de oorlog en de staat van beleg komt de bevoegdheid over de berechting van al deze misdrijven eind 1916 bovendien in handen van de militaire rechtsmachten. Als de staat van beleg eind september 1919 officieel een einde neemt, verschijnt het merendeel van de criminele feiten van collaboratie alsnog voor het assisenhof en de wanbedrijven voor de correctionele rechtbanken in plaats van voor de krijgsraden en het krijgshof. In tegenstelling tot Nederland, dat de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog ongemoeid laten, verstrengt België een kwarteeuw eerder al aanzienlijk de wetgeving voor de bestraffing van collaboratie.

Het interbellum: nieuwe dreiging, nieuwe aanpassingen

Tijdens het interbellum en vooral vanaf de jaren dertig leiden het rijzende succes van extremistische partijen – zowel links als rechts – en de toenemende internationale spanningen nog tot meer verscherpte aanpassingen. De wetgever legt wapendracht en privémilities verder aan banden en verlaagt in een aantal gevallen de drempel om te vervolgen en te bestraffen. Een nieuwe wet maakt de militaire rechtscolleges in 1934 opnieuw bevoegd voor de berechting van de collaboratie voor zover de inbreuken op de artikelen van hoofdstuk II, titel I, boek II van het Strafwetboek gepleegd zijn in oorlogstijd. ‘Oorlogstijd’ is een cruciaal wettelijk begrip. Het begint op de dag waarbij een koninklijk besluit het leger mobiliseert en eindigt wanneer een koninklijk besluit het leger weer op voet van vrede brengt. Die periode kan dus aanvangen voor het eerste schot en eindigen na de laatste vijandelijkheden. Volgens de wetgever zijn de krijgsraden en het krijgshof in oorlogstijd het meest geschikt, omdat collaboratiemisdrijven bijna altijd de militaire veiligheid van de staat bedreigen. Amper anderhalve maand voor de Duitse invasie, in maart 1940, bevestigt een nieuwe wet ‘op de verdediging van de nationale instellingen’ die zienswijze: de procedures voor de hoven van assisen zouden niet enkel te ingewikkeld en te log zijn, maar met hun trage werking op de koop toe allesbehalve doelmatig.

Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog lijkt de Belgische wetgeving op het eerste gezicht afdoende en voorbereid om een tweede collaboratie te ontraden of toch minstens voldoende te bestraffen. Ze maakt een onderscheid tussen grosso modo vier verschillende vormen van collaboratie: van militaire (artikel 113), over economische (artikel 115) en politieke vormen van samenwerking met de vijand (artikel 118bis) tot verklikking (artikel 121bis). 

 

het-laatste-nieuws-8-8-1934-p-2.png
belgiumwwii-juridische-voorgeschiedenis-en-wettelijke-basis-vier-wetsartikelen-voor-vier-vormen-van-collaboratie(2).jpeg

De Tweede Wereldoorlog: een ongeziene uitdaging

De samenwerking met de Duitse vijand is grootschaliger dan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Meer nog, ondanks de drastische strafvermindering voor collaborateurs van 1914-1918 voelen sommigen onder hen weinig schroom om in de jaren veertig opnieuw de bezetter bij te staan. Zelfs veroordeelden die door amnestie zowel hun straf als schuld uiteindelijk uitgevaagd zien, kiezen voor de tweede maal de kant van Duitsland. Deze observatie, samen met het grote aantal verdachten en de vaststelling dat de bestaande wetgeving toch te algemeen en te onduidelijk is om efficiënt te straffen, leidt al tijdens de bezetting tot nieuwe wijzigingen en aanvullingen. Met de besluitwet van 17 december 1942 brengt de regering in Londen één van de belangrijkste verstrengingen aan, maar er volgen nog toevoegingen en aanpassingen, zowel tijdens de bezetting als na de bevrijding.  Het regent regelgeving: wetswijzigingen, interpretaties, aanvullingen, beperkingen en correcties door besluitwetten, omzendbrieven, regentsbesluiten, administratieve richtlijnen, beslissingen van de ministerraad enzovoort.  Niet het parlement maar de uitvoerende macht is daarbij vaak de voornaamste wetgever,  niet zelden op initiatief of in overleg met auditeur-generaal Walter Jean Ganshof Van der Meersch, die als hoofd van het militaire gerecht en Hoog Commissaris voor ’s Rijks Veiligheid ook als de architect van de overheidsrepressie te boek staat.  Op het einde van de rit zijn de elf originele artikelen van hoofdstuk II, titel I, boek II van het Strafwetboek vermenigvuldigd tot dertig, van artikel 113 tot en met 123decies.

 

 

 

163792
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Auteursrecht : Voorbehouden rechten
Oorspronkelijke legende : Ganshof Van Der Meersch, s.d.
Webcaptie : Als auditeur-generaal van het Krijgshof bepaalt, coördineert en uniformiseert Walter Ganshof Van der Meersch de politiek in verband met de repressie van de collaboratie na de bevrijding.

Bibliografie

Aerts, Koen.  « Repressie zonder maat of einde? » De juridische reïntegratie van collaborateurs in de Belgische Staat na de Tweede Wereldoorlog. Gent: Academia Press, 2014.

Aerts, Koen, Dirk Luyten, Bart Willems, en Paul Drossens.  Was opa een nazi? Speuren naar het oorlogsverleden. Tielt: Lannoo, 2017.

Meer weten

524278 Artikels Wetgeving van de naoorlogse repressie van collaboratie van Haecke Lawrence
163793 Artikels Gerechtelijke bronnen in het kader van de repressie Drossens Paul
Deze pagina citeren
Bestraffing van de collaboratie: juridische voorgeschiedenis en wettelijke basis
Auteur : Aerts Koen (Instelling : Docent geschiedenis en onderzoeker (UGent en Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij - OD4 Rijksarchief) )
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/bestraffing-van-de-collaboratie-juridische-voorgeschiedenis-en-wettelijke-basis.html