Op 13 juli 1944 maakt Hitler een einde aan vier jaar van militair bestuur in België en Noord-Frankrijk. Vijf dagen later draagt generaal von Falkenhausen in de Belgische Senaat officieel de macht over aan rijkscommissaris Josef Grohé. Zijn burgerlijk bestuur (Zivilverwaltung) blijft op post tot begin september, het ogenblik waarop de geallieerden Brussel bevrijden.
Net zoals haar militaire tegenhanger is het burgerlijk bezettingsbestuur in de eerste plaats een Aufsichtsverwaltung: haar voornaamste taak bestaat erin het bezet gebied te controleren met een minimum aan eigen bezettingspersoneel en rekent hierbij op het voort functioneren van de plaatselijke autoriteiten.
Aan het hoofd van het burgerlijk bestuur staat een rijkscommissaris, die meestal een oudgediende van de nazipartij is. Zijn bevoegdheden komen grotendeels overeen met die van een militair gouverneur, met uitzondering van de ordehandhaving en de bezettingstroepen. Voor de ordehandhaving rekent rijkscommissaris Grohéop SS-generaal Richard Jungclaus, die als Höhere SS- und Polizeiführer (HSSPF) aan het hoofd staat van de Duitse politie in bezet België en Noord-Frankrijk. De militaire bevoegdheden staat hij dan weer af aan een Wehrmachtbefehlshaber. Deze functie wordt aanvankelijk uitgeoefend door generaal Martin Grase, maar die ruimt in augustus 1944 plaats voor Jungclaus. Deze laatste zal tot de bevrijding de functie van HSSPF met die van Wehrmachtbefehlshaber combineren.
De Jonghe, Albert. Hitler En Het Politieke Lot van België (1940-1944): De Vestiging van Een Zivilverwaltung in België En Noord-Frankrijk: Koningskwestie En Bezettingsregime van de Kapitulatie Tot Berchtesgaden (28 Mei-19 November 1940). Antwerpen: Nederlandsche boekhandel, 1982.
Roden, Dimitri. “"In Naam van Het Duitse Volk!” Het Duitse Krijgsgerecht En de Openbare Orde in Bezet België (1940-1944).” Ph.D. Thesis, Universiteit Gent, 2015.