In juli 1943 richt de Londense regering het Hoog Commissariaat voor ’s Rijks Veiligheid op, een nieuwe dienst belast met de coördinatie van de ordehandhaving na de bevrijding. De regionale officieren vormen de kern van deze instelling. Zij zijn bevoegd voor één of twee provincies en winnen via de politiediensten inlichtingen in over verstoringen van de openbare orde en over de algemene toestand. De officieren dragen bij aan de organisatie van de interneringen. De activiteiten starten onmiddellijk na de bevrijding in september 1944 en eindigen op 1 november 1945.
Het archief bestaat voor een deel uit verslagen van verschillende politiediensten over ordeverstoringen, zoals aanslagen en collectieve protestacties tegen al dan niet vermeende collaborateurs. De rapporten geven informatie over de personen die het doelwit zijn van de acties, vaak met een korte beschrijving van de mogelijke motieven voor de acties, de gevolgen ervan voor de betrokkenen en de reactie van de ordediensten. Acties tegen collaborateurs komen het meest voor net na de bevrijding in het najaar van 1944 en in het voorjaar van 1945, wanneer de politieke gevangenen en de verplicht tewerkgestelden terugkeren uit Duitsland.
Het archief berust in het Algemeen Rijksarchief in Brussel.
Een inventaris beschrijft het hele archief. Omdat de rapporten over de aanslagen tegen verdachten geklasseerd zijn per provincie, is het nodig om de woonplaats te kennen. Verder omvat het archief ook rapporten over de toestand in de interneringscentra en de algemene sociale en politieke situatie. Het archief is raadpleegbaar in de leeszaal. De ondertekening van een onderzoeksverklaring verbindt de onderzoeker tot naleving van de privacywetgeving.
