Als gevolg van de snelle vijandelijk opmars besloot de Belgische militaire overheid op 12 mei 1940 alle jongelui die op korte of middellange termijn in het leger ingelijfd konden worden naar Frankrijk te sturen. Men wilde de fouten van ’14 – ’18 niet herhalen toen het Belgisch leger het moeilijk had zijn getalsterkte op peil te houden omdat rekrutering onmogelijk was. De in 1940 voorziene reserves waren vrij groot maar hun herkomst zeer uiteenlopend.
Uiteenlopende componenten
Het ging eerst en vooral om de Versterkings- en trainingstroepen ("Troupes de Renfort et d’Instruction" T.R.I.) o.l.v. lt.-generaal Wibier : 95 000 man, waarvan 41 000 van de lichting ’40 die aan hun opleiding bezig waren. Ze werden verdeeld over de Versterkings- en trainingscentra van elke divisie op vredesvoet en van elk specifiek “wapen” (van de Ardeense jagers tot de Genie, van het Vervoerkorps tot de Artillerie). Om in de toekomst genoeg omkadering beschikbaar te hebben, werden er ook officiersscholen en wapenscholen aan toegevoegd gegroepeerd als zgn. Opleidingscentra voor onderluitenants (« Centres d’Instruction pour Sous-Lieutenants » (C.I.S.L.)) die geleid werden door lt.-generaal Vinçotte.
Daar kwam de 7e infanteriedivisie nog bij. Op 10-11 mei had deze het aan het Albertkanaal erg te verduren gekregen en was kort daarna gehergroepeerd te Poperinge, alvorens naar Bretagne gestuurd te worden voor een rustige reorganisatie en herbewapening. Toen ze aankwam in de streek rond Malestroit in de Morbihan bleek echter dat ze nog 3 600 soldaten en officieren telde in plaats van de 17 000 die men verwacht had ...
Er werden nog andere belangrijke componenten van het veldleger naar Frankrijk overgeplaatst : de drie regimenten Militaire luchtvaart vertrokken na de vernietiging van hun toestellen aan de grond tijdens de eerste uren van de inval. Ze werden snel gevolgd door de Bevoorradings- en reparatiedienst van de Militaire luchtvaart die de grote herstellingen moesten doen en door de kaders van de Vliegschool. Omdat de vijand zo snel oprukte, versnelden de burgerlijke en militaire overheden vanaf 14-15 mei de terugtrekking naar Frankrijk van de staven van de zgn. militaire gebieden (Brussel en provincies) en van de troepen die bewakingsopdrachten vervulden (de “oude taaien” van de zgn. Wegen-, verbindingen- en instellingswachters, « Gardes Voies, Communications et Etablissements »).
Tenslotte werden ook de jongeren van de Rekruteringsreserve, de fameuze « 16-35 jarigen » die samengepropt zaten in de verzamelcentra in Westvlaanderen vanaf 14 mei richting Zuiderburen gestuurd. In dikwijls chaotische, soms dramatische omstandigheden slaagden een goede honderdduizend van hen uit de “Flanders pocket” te ontsnappen voor de volledige omsingeling van de geallieerde legers in het noorden op 20 mei 1940. In totaal betrof het een massa van 200 à 250 000 man met een zeer uiteenlopende militaire opleiding, bijna voltooid bij sommige Versterkings- en trainingstroepen, nihil bij de Rekruteringsreserve. En bewapening bleef ontbreken.

Collectie : Lambillotte
Originele legende : 21 juli 1940. Belgisch leger in Frankrijk

Collectie : René Robert
Auteursrechten : CegeSoma
Originele legende : XVIde RCBL - 202e eenheid, Thézan.
Veel goede wil maar weinig middelen

Originele legende : Belgische militairen in Oujda, s.d.
Rond 20 mei begon men wat orde te scheppen in dit allegaartje. De staf van de Versterkings- en trainingstroepen installeerde zich te Montpellier (Hérault) terwijl de verschillende afdelingen van de Versterkings- en trainingscentra ingekwartierd werden in de dorpen dichtbij de verblijfplaats van hun resp. staven. Dat lag allemaal ver uit mekaar. De 7e infanteriedivisie hergroepeerde zich in Bretagne, het commando van de Militaire luchtvaart zat in Tours en daarna in Montauban. De Vliegschool werd naar … Oujda gestuurd op 2 000 km van het front, in het Franse protectoraat Marokko. In afwachting van de levering van nieuwe toestellen startte de Bevoorradings- en reparatiedienst van de Militaire luchtvaart in Bordeaux-Bassens en Mérignac (Gironde) met reparatieateliers voor de oeroude Fiat CR-42 en Fairey Firefly.
De administratie van het ministerie van Landsverdediging dan weer bevond zich te Poitiers waar generaal Denis met de andere ministers verbleef. Toen na 17 juni alles ineenstortte, verplaatste Landsverdediging zich nog naar Frontenac, dan naar Gurs en tenslotte naar Villeneuve-sur-Lot. Toulouse zag nog de staf verschijnen van de “Rekruteringscentra van het Belgisch leger”(« Centres de Recrutement de l’Armée Belge » , « C.R.A.B. – R.C.B.L.»). Het vormde de geactualiseerde versie van de Rekruteringsreserve en was het jachtgebied van generaal de Selliers de Moranville. Die was – op papier! – bevelhebber van een honderdduizend mogelijke rekruten onderverdeeld in het « XVe R.C.B.L. / C.R.A.B. » te Nîmes, het « XVIe R.C.B.L. / C.R.A.B. » te Béziers en het « XVIIe R.C.B.L. / C.R.A.B. » te Toulouse.
De capitulatie
Net op het ogenblik dat de onthaal– en omkaderingsstructuren moeizaam georganiseerd raakten , werd in de ochtend van 28 mei 1940 het schokkend nieuws bekend dat het Belgisch leger onvoorwaardelijke had gecapituleerd. De emoties laaiden hoog op en er waren enkele incidenten met de lokale bevolking of de Franse militaire overheden, maar de regering Pierlot slaagde erin de zaken te kalmeren door zowel via de radio (28 mei) als tijdens de « zitting van Limoges » (31 mei) klaar en duidelijk te stellen dat ze volledig solidair bleef met de geallieerden. Het ministerie van Landverdediging kreeg dan ook de opdracht alle jonge mannen die ter beschikking stonden bij het leger in te lijven. De optimisten dachten dat men op korte termijn (3 of 4 maanden) een leger van 100 000 man op de been zou kunnen brengen, 6 divisies dus. Maar er waren problemen: het moreel van de troepen liet te wensen over en er was haast geen bewapening beschikbaar.

Collectie : RTBF
Auteursrechten : vr
Originele legende : Vergaderzaal van het Belgisch Parlement, 1940, s.d.
Het resultaat van dat alles?
Uiteindelijk kwamen enkel een paar geschoolde soldaten van de Versterkings- en trainingscentra aan het front terecht … maar zonder te vechten. Zij waren overhaast ingedeeld in ongewapende “Arbeidsbataljons” (34 in totaal) die achter de Franse troepen loopgraven aanlegden langs de Marne. Deze geïmproviseerde eenheden zouden de totale instorting van het front op 8 juni niet overleven. 31 500 man was op goed geluk naar de gevechtszone gestuurd, 14 000 ontsnapten aan gevangenname maar de anderen kwamen in Duitsland terecht achter de prikkeldraad van Stalags en Oflags.
Op 19 juni trok de minister van Defensie, generaal Denis, de conclusies uit de trieste episode: « De militairen moeten alle gewapende actie, elke strijd tegen de invaller vermijden. Maar de troepen mogen niet ontwapend worden ». De meeste leden van het kabinet Pierlot dat zijn lot aan dit van het overwonnen Frankrijk verbonden had, meenden dat hun taak er nu enkel nog in bestond de terugkeer van de Belgen naar huis af te stemmen met de vijand. Enkele piloten die de attentistische richtlijnen niet wilden volgen, slaagden erin Groot-Brittannië te bereiken maar het Belgisch leger in Frankrijk was nu gewoon wrakhout. Hier en daar kwam het bijna tot muiterijen en vanaf midden juli waren er steeds meer deserties. De terugkeer naar België liet op zich wachten.
Dat had ermee te maken dat de Duitsers zèlf de hele zaak wilden regelen omdat zij ervan uitgingen dat de onvoorwaardelijke overgave van 28 mei voor het hele Belgische leger gold, dus ook voor de eenheden die zich in Frankrijk bevonden. Vanaf 31 augustus werd elke groep georganiseerde militairen die de demarcatielijn tussen bezet en onbezet Frankrijk wilde overschrijden als krijgsgevangen beschouwd. Ongeveer 25 000 ervan kwamen terecht bij hun kameraden die al enkele weken in de Stalags zaten.

Collectie : Dirk De Ruyver
Auteursrechten : CegeSoma
Originele legende : Terugkeer van jongeren uit de RCBL. Streek van Anduze
.jpg)
Originele legende : 21 juli 1940 in het kamp van Agde

Collectie : Lambillotte
Originele legende : 21 juli 1940. Belgisch leger in Frankrijk
Bibliografie
Francis BALACE, Une armée oubliée : les troupes belges en France, dans Jours de Guerre, n° 4 de 1991, pp 115-129.
Jean JAMART, L’armée belge de France en 1940, Bruxelles, (chez l’auteur), 1994.
Karel STROBBE, Pieter SERRIEN & Hans BOERS, Van onze jongens geen nieuws : de dwaaltocht van 300.000 Belgische rekruten aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen : Manteau, 2015.
Dave WARNIER, « Mei 1940 : de achttiendaagse veldtocht » in Wannes DEVOS & Kevin GONY (ed.), België 1940-1945. Oorlog, bezetting, bevrijding, Tielt, Lannoo, 2019, pp. 65-78.