Tijdens de Duitse bezetting besloten sommigen iets te doen om de vijand te bestrijden. Groepen met verschillende doelstellingen kwamen tot stand en organiseerden ontsnappingsroutes, sabotage, inlichtingsverschaffing, hulp aan werkweigeraars enz. Ook te Monceau-sur-Sambre kwam een klein groepje samen om het de Duitse bezetter lastig te maken. Daarbij speelde ook de akelige herinnering aan augustus 1914 een rol.
Een industriële gemeente
Het Henegouwse Monceau-sur-Sambre ligt vlak bij Charleroi met in het zuiden de Samber en in het oosten het kanaal Brussel-Charleroi. In het noorden van de gemeente lag een vormingsstation gebouwd tussen 1840 en 1843. Monceau-sur-Sambre maakte deel uit van het industriële bekken van Charleroi. Sinds de industriële revolutie kende de gemeente een aanzienlijke economische groei die landschap en wijken veranderde. Aan de Samber, het kanaal en de spoorlijnen vestigden zich verschillende bedrijven zoals de ateliers Germain, de ateliers Hanrez, de walserij van Ruau, de mijnen van Monceau-Fontaine, de staalfabriek Saint-Victor, de gieterij Thiébaut enz.
Parallel met die economische ontwikkeling groeide ook de gemeente en verwelkomde honderden arbeiders met hun familie afkomstig uit het omringende platteland. In 1938 telde men 9700 inwoners ; honderd jaar eerder waren het er 1400.

Originele legende : De "Ateliers Germain" in Monceau-sur-Sambre
Op politiek vlak was de gemeente van 1926 tot 1938 bestuurd door een katholieke meerderheid. In 1938 werd Monceau opnieuw socialistisch onder oud-burgemeester Emile Demoulin. Die werd tijdens de Duitse bezetting vervangen door een gemeenteraadslid, Edgar Stein. In 1942 besliste de bezetter de 31 gemeenten van het “Zwarte land” bestuurlijk samen te voegen tot Groot-Charleroi.
Nog niet zo lang geleden had de gemeente Duits geweld over zich heen gekregen. Tussen 21 en 23 augustus 1914 werden 251 huizen geplunderd en in brand gestoken en 66 burgers omgebracht.
De eerste twee verzetslui

Originele legende : Charles C. G. CHASSEUR, s.d.
Bij het begin van de Duitse bezetting besloten twee inwoners ondergronds te gaan, Antoine Van Geel en Charles Chasseur. Beiden woonden in Monceau in de rue de Trazegnies nrs. 97 en 255.
Antoine Van Geel was 39. Hij was afgezwaaid als onderofficier, gehuwd met een Amerikaanse en sprak en schreef vloeiend Frans en Engels. Hij was bureelhoofd bij het gemeentebestuur van Monceau. Na in september 1940 een klein verzetsgroepje te hebben opgericht, sloot hij zich in juni 1941 aan bij de groep Benoît. Bedoeling was vrijwilligers te helpen ontsnappen naar Engeland. Andere inwoners van de groep « Chasseur-Van Geel » werkten mee aan de ontsnappingsroute.
Tweede man was Charles Chasseur uit Jambes, 42 jaar in 1940, politiecommissaris in Monceau. Hij had twee zonen uit een eerste huwelijk, Charles en André. Hij was invalide na zijn wegvoering tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Evolutie van de groep « Chasseur-Van Geel »
De in september 1940 door Chasseur en Van Geel opgerichte verzetsgroep werd in de herfst langzaam groter. Hij bestond vooral uit inwoners van Monceau en in het bijzonder uit politieagenten. Het ging vooral om spionage. Verschillende leden getuigden dat hen opgedragen werd inlichtingen te verzamelen over Duitse troepen in de gemeente. Anderen moesten dan weer proberen wapens, munitie en explosieven te verbergen om ze later tegen de Duitsers te gebruiken. Daar werkte Chasseur aan. Daarna werden ze toevertrouwd aan Van Geel die ze op zijn werk verborg in een kluis.
Verder organiseerde de groep clandestiene routes naar Engeland. Zoals gezegd sloot Antoine Van Geel zich in juni 1941 aan bij de groep Benoît, gespecialiseerd in ontsnappingen en inlichtingsverschaffing.
Het begin van het einde
In oktober 1941 werd de groep « Chasseur-Van Geel » getroffen door een reeks aanhoudingen. Van Geel en Chasseur werden wegens onwettig wapenbezit door de O.F.K. 520 Charleroi gearresteerd en in de gevangenis aldaar opgesloten. Twee dagen later was het de beurt aan drie andere leden, Arthur Cheron, André Degauquier en Jules Hemelaers.
Op 9 januari 1942 greep het proces van de twee stichters plaats voor het krijgsgerecht van de O.F.K. 520 Charleroi. Chasseur en Van Geel werden door de Duitse overheid ter dood veroordeeld. Strafvermindering werd niet toegekend en ze werden op 27 januari 1942 te Hechtel terechtgesteld. Ze werden met andere verzetslui die als slachtoffers van de Duitsers vielen, begraven op de geheime begraafplaats « Gemeentebos » te Hechtel. De drie andere gearresteerde leden werden weggevoerd naar kampen in Duitsland waar ze zouden omkomen.
Ondanks deze aanhoudingen overleefde de groep van Chasseur en Van Geel nog enkele maanden. Verschillende verzetslui van het eerste uur vervoegden in 1942 dan afdelingen van het Onafhankelijkheidsfront. Zonder Chasseur en Van Geel was dit niet mogelijk geweest. Maar ondanks zijn engagement in de groep Benoît werd Antoine Van Geel niet erkend als agent IAD en de familie kreeg slechts een bedankingsbrief. Van Geel en Chasseur zijn wel postuum erkend als gewapend weerstander en als politiek gevangene.

Originele legende : Antoine E. VAN GEEL, Geheim kerkhof Hechtel
Bibliografie
Maerten Fabrice, Du murmure au grondement : la résistance et idéologique dans la province de Hainaut pendant la Seconde Guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944), Mons, Hannonia, 1999.
De duinen der gefusilleerden : hoe de nazi's in het geheim tweehonderd verzetslui begroeven in Hechtel / Maurice Thysen. Berchem : Mammoet, 2021
Delaet Jean-Louis (dir.), Le pays de Charleroi de l’occupation à la Libération. 1940-1944, Bruxelles, Ville de Charleroi, 1994.
« Monceau-sur-Sambre », dans De Seyn Eugène, Dictionnaire historique et géographique des communes belges, 3e éd., Turnhout, Brepols, 1947, p.1010-1011.
Mulatin Adelin, Vieux Monceau : Descriptions, histoire, souvenirs, anecdotes diverses concernant la commune de Monceau-sur-Sambre, celle de Goutroux, celle de Marchienne et des environs immédiats, T.1, Amicales des pensionnés Monceau-Goutroux, 1988.