Met de Duitse inval van 10 mei 1940 voert de bezetter ook in België de militaire strafrechtspleging in. Voortaan zijn de Duitse krijgsraden bevoegd voor de vervolging van alle burgers uit bezet gebied die een misdrijf tegen de Wehrmacht hebben begaan. Bij de vervolging en berechting van deze verdachten maken de rechtbanken nog gebruik van negentiende-eeuwse rechtsregels en procedures, die slechts in details door de nazi’s zijn aangevuld of gemoderniseerd.
Op strafprocesrechtelijk vlak is vooral de in 1939 uitgevaardigde Kriegsstrafverfahrensordnung (KStVO) van belang. Deze verordening voert in oorlogstijd een versnelde gerechtelijke procedure in, die er vooral op gericht is de belangen van de bezetter veilig te helpen stellen. Voor wat het materiële strafrecht betreft zijn de belangrijkste bronnen het militair strafwetboek uit 1872 (Militärstrafgesetzbuch), het strafwetboek van het Duitse rijk uit 1871 (Reichsstrafgesetzbuch) en de in 1939 afgekondigde Kriegssonderstrafrechtsverordnung (KSSVO). Daarnaast kunnen ook de Führer, het opperbevel van het Duitse leger (OKW) en de verschillende militaire bevelhebbers eigen maatregelen afkondigen in de vorm van Befehlen, Erlassen, Richtlinien, Bekanntmachungen of Verordnungen. Deze zijn vaak bedoeld om nieuwe feiten strafbaar te stellen of om de strafmaat voor bestaande misdrijven op te trekken.
Roden, Dimitri. « "In naam van het Duitse volk!” Het Duitse krijgsgerecht en de openbare orde in bezet België (1940-1944) ». Ph.D. Thesis, Universiteit Gent, 2015.
Roden, Dimitri. « Van aanhouding tot strafuitvoering. De
werking van het Duitse gerechtelijke apparaat in bezet België en
Noord‑Frankrijk (1940-1944) ». Cahiers d’Histoire du Temps Présent/Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis 22 (2010): 113‑60.