Op 17 november 1943 werd de historicus en katholieke intellectueel Léon-Ernest Halkin, leider van het clandestien netwerk Socrates (Réseau Socrate), door de Gestapo aangehouden. Hij was hoogleraar aan de Luikse Universiteit, Waals militant en specialist van de godsdienstvervolgingen tijdens het Ancien Régime. Zijn jaren van verschrikking zou hij realistisch beschrijven in À l’ombre de la mort, ingeleid door François Mauriac, dat ook in het Nederlands verscheen (In de schaduw van de dood).
Een Luiks en katholiek historicus
Léon-Ernest Halkin werd op 11 mei 1906 te Luik geboren. Hij huwde met Denise Daude, een Française die hij te Parijs had ontmoet. Ze kregen zes kinderen. Voor zijn tijdgenoten was hij ook en vooral de zoon van een andere historicus, de Luikse oudheidkenner Léon Halkin (1872–1955) waarmee hij soms nog verward wordt. Hij werd opgevoed in een zeer gelovig milieu en zijn moeder Elvire Courtoy (1873–1947) was lid van de uit leken bestaande derde orde van St. Franciscus. Zijn vader, de eerste generatie die universiteit volgde en dan nog in de richting letteren, was de zoon van een politie-inspecteur die afstamde van Ardense landbouwers. Halkin liep middelbare school bij de jezuïeten van Saint-Servais, typisch voor de gegoede katholieke burgerij en ging in 1923 naar de Universiteit Luik. De historicus Karl Hanquet van christen-democratische tendens en oudleerling van Godefroid Kurth, zelf een echte ultramontaan, liet hem de moderne geschiedenis ontdekken; in 1927 kwam Halkin dan met een doctoraatsverhandeling over prins-bisschop Érard de la Marck.
Hij deed nog studies te Parijs bij Robert Génestal van de École pratique des Hautes Études en bij Lucien Febvre aan het Collège de France. Van 1931 tot 1934 was hij aspirant NFWO en in 1936 behaalde hij de aggregatie hoger onderwijs met de verhandeling L’histoire religieuse des règnes de Corneille de Berghes et de Georges d’Autriche. Vanaf 1937 doceerde hij de cursus ‘Geschiedenis van het prinsbisdom Luik’, werd in 1938 docent moderne geschiedenis en in 1943 gewoon hoogleraar. Maar hij liet ook van zich spreken in het maatschappelijk leven. In de context van de taalwetten uit de jaren ’30 en vooral van het voorstel voor een federaal België van de Luikenaars Fernand Dehousse en Georges Truffaut uit 1938 bleek hij veel aandacht te hebben voor de “Waalse” en “regionale” problematiek en het historisch aspect ervan, wat leidde tot de publicaties La Wallonie devant l’histoire (1939) en « L’enseignement de l’histoire nationale en Wallonie » in het Bulletin des Amis de l’ULg.

Collectie : Zichten van Luik, 1940-1945
Originele legende : Universiteit van Luik, Place du XX août, s.d.
Zijn engagement tijdens de oorlog

Collectie : Erkenningsdossier Léon-Ernest Halkin, burgerlijk weerstand
Originele legende : Getuigenis van Alfred Martin over Léon-Ernest Halkin

Originele legende : Uit Léon-ERnest Halkin, "Breendonck" in Alumni : numéro spécial consacré à la résistance et à la captivité, pp. 81-93

Léon-Ernest Halkin verwees in zijn denken over de actualiteit dikwijls naar de oude auteurs en in het bijzonder naar Erasmus, waarvan hij een van de grootste specialisten werd. Het begin van de Tweede Wereldoorlog vormde voor hem als kind van de eerste bezetting de gelegenheid om zijn studenten te zeggen wat hij erover dacht. Hij deed dit ook onder impuls van Marie Delcourt, de eerste vrouw titularis van een cursus aan de Universiteit Luik die onderzoek deed naar de geschiedenis van het humanisme en de Griekse mythen. Merken we op dat deze bijzondere vrouw in beide oorlogen in het verzet zat en medewerkster was van Walthère Dewé in de groep ‘La Dame blanche’.
Al in oktober 1940 richtte Halkin het sluikblad Ici, la Belgique libre! op. Ivan de Radzitzky d’Ostrowick zou daar na de oorlog gedetailleerd over berichten. Het blad werd bij hem te Chaudfontaine gedrukt met de hulp van E.H. Henrard en een zekere Christiaens.
Halkin was lid van het Onafhankelijkheidfront en verborg een jonge joodse in zijn huis te Tilff. Zijn collega Paul Harsin, nochtans zijn tegenstander op professioneel vlak, zou daar na de aanhouding van Halkin verder voor zorgen. Tijdens diens erkenningsprocedure als burgerlijk weerstander zou Harsin in 1950 verklaren:
« Tijdens de vijandelijke bezetting was Halkin, Léon te Luik verantwoordelijk voor de verdeling van de gelden die hij uit Londen ontving t.b.v. verzetsgroepen en werkweigeraars. Hij zorgde ook voor het verbergen van joodse kinderen. Omwille van deze vaderlandslievende activiteiten werd hij door de Duitsers aangehouden. Ik weet niet of hij ook actief was in de sluikpers daar ik me niet herinner van hem sluikbladen gekregen te hebben ».
Onze historicus werd steeds actiever. Hij maakte overigens gebruik van deze status om sommige standpunten onderuit te halen zoals het “de Walen zijn Germanen” van Rex-leider Léon Degrelle. Zijn werk op de universiteit vroeg veel van hem terwijl twee collega’s, Jean Lejeune en Robert Demoulin, gevangen zaten. Hij was verantwoordelijk voor de Dienst Socrates die werkweigeraars hielp en werd als dusdanig op 17 november 1943 door de Gestapo aangehouden na de verklikking door een oudstudent. De eerste bladzijden van zijn kritisch getuigenis À l’ombre de la mort beginnen op het ogenblik dat Halkin zich tijdens een Duitse huiszoeking realiseert dat zijn zoon een karikatuur van Hitler aan de muur heeft gehangen. Hij werd naar de Gestapo op de boulevard d’Avroy gebracht, gemarteld, naar het kamp Breendonk getransporteerd en daarna naar de gevangenis van Sint-Gillis. Als Nacht und Nebel werd hij weggevoerd naar het kamp Dora en later naar het kleinere Nordhausen, «kamp van de langzame dood».
À l’ombre de la mort zou een van de meest aangrijpende maar ook een van de meest kritische getuigenissen worden van een historicus die zich afvroeg wat een getuigenis eigenlijk is en wat het universum van het concentratiekamp betekende. Ironie van de geschiedenis: het menselijk skelet Halkin werd in de lente 1945 bevrijd door zijn oudstudent en latere collega Étienne Hélin, die dienstdeed in de geallieerde legers. Na zijn terugkeer te Luik ging hij vlug opnieuw aan de slag. Voor het verschijnen van zijn boek getuigde hij al in christelijke tijdschriften zoals Forces nouvelles, de Revue nouvelle en Amicus. Maar hij bleef reflecteren over wat geschiedenis betekent. Zijn eerste publicatie na de wegvoering wijdde hij aan een auteur die hij dikwijls kritisch benaderde: « Paul Valéry et l’histoire », verschenen in La Vie intellectuelle. Hij werd lid van het nationaal Belgisch comité voor geschiedwetenschappen (1946), van de Koninklijke commissie voor geschiedenis (1947) en werd op internationaal vlak bekend door zijn onderzoek naar de geschiedenis van de Reformatie.
Na de oorlog
Hij was van 1973 tot 1980 voorzitter van de Internationale commissie voor Kerkgeschiedenis maar zijn carrière kende een hoogtepunt in 1969 met de oprichting van het Instituut voor de geschiedenis van de Renaissance en de Reformatie. In 1964 was Halkin begonnen met een wetenschappelijk bouwwerk dat hem tot het einde van zijn dagen zou bezighouden: een totaalœuvre over Erasmus. Deze indrukwekkende onderneming kreeg zijn bekroning in 1987 met het magistrale Érasme verschenen bij Fayard. Léon-Ernest Halkin werd erkend voor de grote ernst van zijn onderwijs en bekend om zijn cursus ‘Noties van historische kritiek’ van 1939 tot 1975. In 1951 publiceerde hij een Initiation à la critique historique met een voorwoord van Lucien Febvre , sedert zeventig jaar verplichte lectuur voor elke historicus van de Luikse universiteit. Hij overleed in zijn geboortestad op 19 december 1998, hij was 92.

Collectie : fonds Léon-Ernest Halkin, en cours d'inventaire, Rapport des séances du séminaire de Critique historique. Histoire moderne, numéros provisoires 16, 24 et 38
Auteursrechten : Voorbehouden rechten
Originele legende : Léon-Ernest Halkin, s.d.
Bibliografie
Dienst Oorlogsslachtoffers/Rijksarchief, Dossier « burgerlijk weerstand » Nr 614.625 /345.336.
Privéarchief Léon-E. Halkin (privéarchief en documenten van de auteur).
Franz Bierlaire, « In Memoriam : Aloïs Gerlo (1915-1998) et Léon-E. Halkin (1906-1998). « L’humanisme belge en deuil », in Moreana, vol. 36, 139-140 (décembre 1999), p. 185-194.
Vincent Genin, « Halkin, Léon-E.», in Nouvelle Biographie Nationale, Bruxelles, Académie royale de Belgique, vol. 14, 2018, p. 138-141.
Paul Gérin, « Léon-Ernest Halkin (1906-1998), de la critique à l’engagement », in Guy Zélis (dir.), Les intellectuels catholiques en Belgique francophone aux 19e et 20e siècles, Louvain, Presses universitaires de Louvain, 2009, p. 133-153.
Jean-Pierre Massaut, Louise-Angèle Williot, « Bio-bibliographie de Léon-E. Halkin », in Bulletin de l’Institut historique belge de Rome, fasc. LV-LVI, 1986, p. 5-32.
Territoires de la mémoire. Léon-Ernest Halkin. Témoin de la barbarie nazie, Liège, s.n., mai 2015 (voir l’entretien avec Paul Gérin) (https://www.auschwitz.be/image...).
Gazette de Liège, 7 et 26 janvier 1999
La Libre Belgique, 5 janvier 1999.