Debatten

"Belgische Schindler" of "rode kapo"? Communistisch kampverzet tussen politieke geschiedenis en publieke herinnering

Thema - Verzet

Auteur : De Ridder Widukind (Instelling : Cegesoma/KULeuven)

Om deze pagina te citeren

widu.jpg

Widukind De Ridder

Doctor in de geschiedenis. Verantwoordelijk voor de uitvoering van het FED-tWIN-project Belcowar over de economische aspecten van de Koude Oorlog in België.

 

In het najaar 2024 blokletterden verschillende kranten: “Postuum hulde voor ‘Belgische Schindler’ in concentratiekamp”. Aanleiding was de publicatie van een ‘verzetsnovelle’ in de reeks ‘Helden van het verzet’ over André Mandrycxs. Hoe verhoudt deze beeldvorming zich tot de historische werkelijkheid en welke politieke en maatschappelijke context werkt schijnbaar tot vandaag door in de publieke herinnering aan de concentratiekampen?

Over wie gaat het?

André Mandrycxs werd in 1915 in Gent geboren en werd al snel politiek actief. Tijdens zijn rechtenstudie aan de Universiteit Gent was hij secretaris van een socialistische studentenorganisatie. In 1940 sloot hij zich aan bij de Kommunistische Partij van België (KPB). Op 10 mei 1940 werden hij en een dozijn andere Gentse communisten als verdachten gearresteerd door de Belgische autoriteiten. Bij zijn terugkeer voltooide hij, na korte tijd in hechtenis te hebben gezeten, zijn studies. Zoals vele andere communistische militanten en kaders werd hij op 22 juni 1941 gearresteerd tijdens Operatie Sonnewende. Hij werd ondervraagd en gemarteld en vervolgens gedeporteerd naar het concentratiekamp Neuengamme met het eerste Belgische konvooi van 256 gevangenen.

In het kamp werkte hij eerst als tolk (Dolmetscher) en in 1943 werd hij Arbeitsdienst-Kapo bij de Arbeitsstatistik, waar hij onder meer verantwoordelijk was voor het opstellen van transportlijsten voor de verschillende arbeidskommando's. In deze hoedanigheid was hij in staat om lichter werk toe te wijzen aan gevangenen die zwak of ziek waren, waardoor hij sommigen van hen het leven kon redden, vandaar de titel van ‘Belgische Schindler’. Maakte hij deze selectie op basis van strikt politieke en/of nationale criteria? In september 1944 werden zijn praktijken in elk geval opgemerkt door de SS, wat ertoe leidde dat hij werd overgeplaatst naar een nevenkamp waar de werk en levensomstandigheden nog moeilijker waren. Na de evacuatie en de dodenmarsen kwam hij op het schip Cap Arcona terecht, dat de gedeporteerden naar Zweden zou brengen. Helaas werd het schip samen met twee andere schepen onder vuur genomen door de Britse luchtmacht. Samen met 7 à 8000 anderen kwam Mandrycxs om het leven.

mandrycxs.jpg
Instelling : Dienst Oorlogslachtoffers/Rijksarchief
Originele legende : André Mandrycxs, s.d.

In 1951, op het hoogtepunt van de Koude Oorlog, werd – door zijn ouders - een verzoek om André Mandrycxs postuum het statuut van politiek gevangene te verlenen ontvankelijk maar ongegrond verklaard. Er werd hem verweten dat hij zich destijds in een “geprivilegieerde” positie had bevonden en dat hij dankzij het uitoefenen van bepaalde functies in het kamp van een gunstregime had genoten. Er was naar verhouding zogezegd geen sprake van “buitengewone diensten bewezen aan het vaderland”, terwijl “de hulp die hij aan de vijand verzekerde oneindig veel groter was”. De beslissing om het verzoek af te wijzen bracht de ‘Belgische Vriendenkring van de Politieke Gevangenen en Rechthebbenden van het concentratiekamp Neuengamme’ in het verweer. Vele Belgische en Franse ex-gevangenen kwamen getuigen in het voordeel van Mandrycxs. De betwiste beslissing werd twee jaar later vernietigd en het statuut werd Mandrycxs alsnog postuum toegekend. Het statuut weerstander via de sluikpers, verkregen in maart 1954, werd uiteindelijk in beroep ingetrokken in de zomer van 1955. Met andere woorden, de feiten die in eerste aanleg ontvankelijk werden verklaard - verspreiding van het sluikblad Londen-Moscou - werden in hoger beroep terzijde geschoven. Twee redenen werden aangedragen: de kleinschaligheid van de activiteiten en het feit dat ze niet direct in verband stonden met de redenen van zijn uiteindelijke aanhouding.

Kapo omwille van zijn talenkennis of door toedoen van Duitse communisten? 

helden-van-het-verzet.jpg
Originele legende : Kaft van de 'verzetsnovelle'

In de ‘verzetsnovelle’ en de daaruit voortvloeiende berichtgeving omtrent Mandrycxs verdwijnt zijn verhouding als gevangenfunctionaris tot het communistische kampverzet volledig buiten beeld. Zo wordt er gesteld dat Mandrycxs zich dankzij zijn “talenkennis en redenaarstalent” kon “opwerken” binnen de kampadministratie. In werkelijkheid werd hij door Duitse communisten (KPD) als het ware gecoöpteerd als gevangenfunctionaris (‘kapo’ in het kampjargon) en werkte hij uiteindelijk tot de ontruiming van het kamp in 1945 onder het rechtstreekse gezag van Albin Lüdke. Die laatste was daarnaast een leidinggevend kader binnen het clandestien georganiseerde communistische kampverzet. Deze politieke context wordt in de novelle en de berichtgeving helaas ondergeschikt gemaakt aan het zelfverheerlijkende en moraliserende narratief van de toenmalige Belgische Vriendenkring Neuengamme.

In weerwil van hoe de ‘Belgische Schindler’ tot vandaag in de KZ-Gedenkstätte Neuengamme wordt herdacht, is een zekere vertrouwdheid met de inherente transnationale geschiedenis van het communisme een absolute minimumvereiste om de positie van dit type Funktionshäftlinge te begrijpen. Dat geldt bij uitstek voor de analyse van de naoorlogse getuigenissen omtrent de concentratiekampen, waarover geleidelijk de lange schaduw van de Koude Oorlog zou vallen. Een context die haaks lijkt te staan op de moraliserende sermoenen omtrent burgerzin en sociale cohesie waarmee sommigen de huidige geopolitieke en maatschappelijke spanningen van antwoord willen dienen. Een historiografische analyse die aangaande de concentratiekampen én de publieke herinnering daarentegen het machtsbegrip (machtsverwerving, -uitoefening en -behoud) expliciet centraal durft te stellen, biedt in dit verband misschien gunstigere vooruitzichten. Anders loopt men het risico om zélf ‘wervende’ narratieven uit de heetste jaren van de Koude Oorlog te recycleren. Het spreekt voor zich dat de kwestie omtrent de zogenaamde ‘rode kapo’s’ en de gevangenfunctionarissen in het algemeen, in het buitenland tot verhitte maatschappelijke debatten heeft geleid. In landen als Frankrijk en Duitsland hebben ze tot hoogoplopende controverses geleid en soms zelfs tot gerechtelijke procedures. Inmiddels hebben historici hier veelal een uiterst genuanceerd antwoord tegenover gesteld.

Het concentrationaire systeem steunde immers op een getrapte vorm van machtsuitoefening waarbinnen de diverse categorieën gevangenen bewust en genadeloos tegen elkaar werden uitgespeeld. Over welke agency (handelingsvermogen) beschikten geprivilegieerde actoren, zoals André Mandrycxs, die door de SS gedelegeerde functies bekleedden? ‘Verzet’ en ‘collaboratie’ lijken ontoereikende concepten wanneer men inzicht probeert te krijgen in het functioneren van dergelijke parallelle interne hiërarchische structuren. Het zijn al te eenvoudige schema’s die bij nader toezien beantwoorden aan de strakke ideologische scheidingslijnen zoals die in de onmiddellijke naoorlogse periode steeds dieper werden getrokken.

Het fenomeen van de  gevangenfunctionarissen

Nadat het fenomeen van de (communistische) gevangenfunctionarissen, al na 1945, in getuigenissen aan bod was gekomen, werden in het buitenland vanaf de jaren negentig ook het bestaan van clandestiene communistische cellen kritisch tegen het licht gehouden. Dergelijke ‘groepen van drie’ werden overal uiterst hiërarchisch en gaandeweg op nationale basis georganiseerd.

Naar gelang de omstandigheden probeerden de communisten de leden van hun eigen gemeenschappen te organiseren in nationale comités, volgens principes die dicht aanleunden bij die van het ‘volksfront’. Op een gelijkaardige manier konden vertegenwoordigers uit die verschillende landen ook vooraanstaande posities innemen binnen de ‘antifascistische’ Internationale Lagerkomitees. Dit gebeurde echter steeds onder het gezag van Duitse communisten die vaak reeds vele jaren in de verschillende kampen aanwezig waren.

Het ‘antifascisme’ is een delicaat concept omdat het lang voor de Tweede Wereldoorlog intrinsiek verbonden raakte met de meanderende buitenlandpolitiek van de USSR en de Komintern. Nadien ontwikkelde het zich onder meer tot de staatsideologie van de Sovjet-bezettingszone en de latere DDR.

Dit voegt uiteraard een complexe betekenislaag toe aan het uiteindelijke functioneren van het volledige concentrationaire systeem en de interne hiërarchieën in het bijzonder. Een betekenislaag waarvan de meeste niet-communistische getuigen het bestaan ook decennia na de oorlog in het beste geval konden vermoeden. Ook eenvoudige communistische militanten waren zelden van de finesses van deze wisselwerking op de hoogte. In sommige kampen werd er naar gelang de omstandigheden over gewaakt dat het om strikt gescheiden sferen ging. Leidinggevende Duitse kaders stuurden dan clandestien het functioneren van de communistische gevangenfunctionarissen aan. Beide structuren vielen echter meestal volledig met elkaar samen. Uit internationaal archiefonderzoek is gebleken dat de prioriteit daarbij lag op het laten overleven van wat men ‘kostbare kaders’ noemde en in tweede instantie op sabotagewerk. Julien Lahaut, die voor de oorlog deel had uitgemaakt van het secretariaat-generaal van de KPB en in Mauthausen in veiligheid werd gebracht, kan hier als voorbeeld fungeren. Deze praktijk stemt overeen met de principes van de communistische kaderpolitiek zoals ze op het VIIde congres (1935) van de Komintern door Dimitrov aan alle communistische partijen werden opgelegd en dit in het organisatorische verlengde van de formele invoering van de volksfrontpolitiek.

Militanten die zich niet aan de regels inzake geheimhouding en ‘discipline’ hielden, konden in gevangenschap dan ook uit de rangen van de partij worden gesloten of een andere tuchtmaatregel oplopen. Sporen hiervan zijn te vinden in de naoorlogse archieven van communistische partijen overal in Europa. Na hun terugkeer uit gevangenschap werden de betrokkenen voor de Commissie der kaders gedaagd. Er werd hen eerst gevraagd om een schriftelijk relaas op te stellen over de ‘omstandigheden van hun aanhouding’ en hun ‘gedrag in gevangenschap’. Nadien konden ze eventueel worden ondervraagd door de ‘nationaal kaderverantwoordelijke’. In België was dat, sinds 1943-1944, de Brusselse advocate Lucienne Bouffioux (alias ‘Deschamps’). De focus lag daarbij op verklaringen omtrent de ‘standvastigheid’ van zichzelf en andere militanten tegenover de Gestapo, maar er werd ook gepeild naar de zogenaamde onderlinge ‘solidariteit’ in gevangenschap (kritiek en autokritiek). Deze terminologie bewijst dat de richtlijnen uit 1941, omtrent de clandestiniteit (‘illegaliteit’), onverkort van kracht bleven in gevangenschap. Het is voorlopig echter nog een open vraag hoe deze theorie zich verhield tegenover de praktische richtlijnen die de gevangenen bij hun onmiddellijke aankomst ontvingen van Duitse communisten. Een problematiek die vanaf de ontbinding van de Komintern in 1943 zo mogelijk nog aan complexiteit zou winnen.

julien-lahaut.png
Instelling : Carcob
Originele legende : Aandenken aan de intrede van Julien Lahaut in Seraing op 1 juni 1945.
reception-retour.jpg
Instelling : Carcob-Dacob
Collectie : Archief van het Centraal Comité
Originele legende : Programmabrochure van een herdenkingsbijeenkomst van de Brusselse Federatie van de Kommunistische Partij van België in mei 1945.

De ‘Belgische Schindler’ in Neuengamme: over ’helden’ in de publieke herinnering en een geschiedenis zonder historici?

Verder onderzoek is noodzakelijk, en aan de Katholieke Universiteit Leuven wordt momenteel dan ook een masterproef gewijd aan de casus Mandrycxs. Echter, al in 1969 bevestigde Albin Lüdke tijdens een interview aan José Gotovitch dat hij als Arbeitsdienst-Kapo de directe overste van André Mandrycxs was geweest. Voorts vermeldde hij ook dat er binnen het communistische kampverzet in Neuengamme een welbepaalde politische Linie werd gevolgd. Van een internationaal georganiseerd Lagerkomitee, zoals in Buchenwald, lijkt er evenwel geen sprake te zijn geweest. Lüdke was in 1946 in Hamburg de kroongetuige op het Britse proces tegen de voormalige SS in Neuengamme. Hij zou ook een leven lang stichter-voorzitter blijven van de belangrijkste Duitse belangenorganisatie voor overlevenden van het KZ-Neuengamme.

In zekere zin vonden de nationale comités die op aansturen van de communisten in gevangenschap werden georganiseerd, een naoorlogs verlengstuk in een aantal vriendenkringen van voormalige gevangenen.  Ze traden niet alleen als belangenorganisatie op, maar probeerden ook actief vorm te geven aan de publieke herinnering en dit tegen de achtergrond van de zich aankondigende Koude Oorlog. Een aantal van dergelijke verenigingen en hun internationale koepelorganisaties speelden op die manier een cruciale rol bij de inrichting van de voormalige kampen als Gedenkstätte. Lucienne Bouffioux, bijvoorbeeld, werd de eerste voorzitster van de Amicale Internationale de Neuengamme toen deze in 1958 in Brussel boven de doopvont werd gehouden. Het idee was om in Neuengamme, in West-Duitsland, een KZ-memoriaal te creëren dat vergelijkbaar zou zijn met de in dat jaar plechtig ingehuldigde monumentale Gedenkstätte Buchenwald (DDR).

Kortom, hoog tijd om ook in België werk te maken van een politieke geschiedenis van de nazi-kampen en de naoorlogse herinneringscultuur. Achter het moraliserende narratief omtrent de ‘Belgische Schindler’ bevindt zich immers een gelaagde geschiedenis die schreeuwt om een vertaalslag naar het onderwijs en het bredere publiek. “Zonder onderzoek geen debat, en zonder debat geen herinnering. Je kunt de stappen daarin niet overslaan, anders eindig je met lege herdenkingen.” Het zijn de woorden van Nico Wouters in 2019, die 80 jaar na de bevrijding van de kampen actueler klinken dan ooit.

Bibliografie

Publicaties

Koen Aerts, Bruno De Wever," Het verzet in de publieke herinnering in Vlaanderen", BTNG/RBHC, 2012, 2-3, 78-107, 006_Aerts_DeWever_2012_2_3.indd.

Jean-Michel Chaumont, Survivre à tout prix ? Essai sur l’honneur, la résistance et le salut de nos âmes, La Découverte, Paris, 2017.

Widukind De Ridder, "De communistische subjectiviteit onder de Koude Oorlog: de uitsluitingen uit de Kommunistische Partij van België (1944-1956)", BTNG/RBHC, 2006, 1-2, 157-195, Microsoft Word - BTNG_buitenkaft_voor_v4.doc.

Catherine Epstein, The Last Revolutionaries: German Communists and Their Century, Harvard University Press, Cambridge MA, 2009.

José Gotovitch, Du rouge au tricolore, Résistance et parti communiste, Labor, Bruxelles, 1992.

Pieter Lagrou, Mémoires patriotiques et occupation nazie, Éditions Complexe, Bruxelles, 2003.

Lutz Niethammer, Der „gesäuberte“ Antifaschismus. Die SED und die roten Kapos von Buchenwald. De Gruyter, Berlin 2018.

Gie van den Berghe, Met de dood voor ogen: Begrip en onbegrip tussen overlevenden van nazi-kampen en buitenstaanders, EPO, Berchem, 1987.

Archiefinstellingen

Dacob : Archief en bibliotheek voor de studie van het communisme/Carcob: Centre des archives communistes.

Dienst Oorlogsschlatoffers

De verzameling ‘Dagboeken en manuscripten’ van het CegeSoma

Reageren?

U wordt geraakt door deze bijdrage of u wenst te reageren? Uw opmerkingen, commentaren en ideeën zijn welkom via belgiumwwii@arch.be

 
Om deze pagina te citeren
"Belgische Schindler" of "rode kapo"? Communistisch kampverzet tussen politieke geschiedenis en publieke herinnering
Auteur : De Ridder Widukind (Instelling : Cegesoma/KULeuven)
/nl/debatten/belgische-schindler-of-rode-kapo-communistisch-kampverzet-tussen-politieke-geschiedenis-en-publieke-herinnering.html