België in oorlog / Personen

Lahaut Julien

Thema - Verzet

Auteur : De Ridder Widukind (Instelling : Cegesoma/KULeuven)

Om deze pagina te citeren

Vandaag vooral bekend als het slachtoffer van een van de weinige politieke moorden in België in vredestijd. Vaak wordt in dit verband ook de kreet “Vive la République!” al dan niet verkeerdelijk aan hem toegeschreven. Socialistisch syndicalist en later communistisch volksvertegenwoordiger. Emblematisch figuur uit de geschiedenis van de Belgische arbeidersbeweging en na de oorlog voorzitter van de Kommunistische Partij van België.

Van het Luikse staalbekken naar Rusland en de Verenigde Staten

Julien Lahaut (1884-1950) werd geboren in een socialistisch arbeidersgezin in Seraing. Op 14-jarige leeftijd gaat hij net als zijn vader aan de slag als metaalbewerker. Aanvankelijk in een kleine fabriek en later bij Cockerill. Langs moederskant stamt Lahaut uit een katholieke familie. Zijn grootvader was arbeider in de Cristalleries du Val Saint-Lambert. Lahaut werd gedoopt en zou ook het sacrament van het vormsel ontvangen. In de nasleep van de stakingen van 1902 (syndicale commissie, BWP) wordt hij ontslagen en gaat aan de slag bij Val Saint-Lambert. In 1905 richt hij de metaalvakbond Relève-toi op en wordt er in 1908 benoemd tot secretaris. Een bezoldigde functie die hij tot 1922 zou bekleden. Conform de houding van de Belgische Werkliedenpartij meldt Lahaut zich in 1914 vrijwillig aan bij het Belgisch leger. Hij maakt uiteindelijk deel uit van een expeditiekorps van zogenaamde ‘pantserwagens’ -de ACM of Autos-Canons-Mitrailleuses- dat in 1915 wordt overgeplaatst naar het Russische front. In Sint-Petersburg defileert Lahaut voor de Russische Tsaar, maar in Galicië is hij ook betrokken bij plunderingen van boerderijen van chassidische Joden. Na de Oktoberrevolutie van 1917 ondertekenen de bolsjewieken echter de afzonderlijke Vrede van Brest-Litovsk op 3 maart 1918 en trekken zich terug uit de oorlog. De Belgische troepen vertrekken en bereiken via Siberië de Amerikaanse westkust. Een treinreis van San Francisco dwars door de Verenigde Staten brengt hem naar New York waar hij de Atlantische oversteek maakt. In België pikt hij de draad op bij La Relève, maar na onenigheid omtrent het voortzetten van een staking neemt hij er ontslag. De BWP wrijft hem uiteindelijk een gebrek aan ‘discipline’ aan en hij wordt zowel uit de partij als de vakbond gezet. Samen met enkele getrouwen richt hij een Comité de Défense op, een syndicaat van mijnwerkers en metaalarbeiders, dat toetreedt tot de Internationale van Rode Vakbonden (Profintern). Opvallend genoeg opteert de organisatie voor de naam ‘Chevaliers du Travail’, een verwijzing naar één van de oudste vakbonden in België die banden onderhield met de Amerikaanse Knights of Labor. In 1923 zet Lahaut tenslotte de stap naar de Kommunistische Partij van België.

06_mmil_c2017-49-a010-01-e1528729999676.jpg
Instelling : ©Maison de la Métallurgie et de l'Industrie
Originele legende : Cockerill, rond 1900
belgian_corps_in_russia.jpg
Auteursrechten : http://www.wio.ru/tank/for-rus.htm
Originele legende : Belgisch korps Autos-Canons-Mitrailleuses in Rusland, januari 1916

De geboorte van een communistisch symbool

la-voix-du-peuple-10-8-1939.jpg
Instelling : KBR
Originele legende : La Voix du Peuple, 10 augustus 1939, p.1.
vp-24-8-1939.jpg
Instelling : KBR
Originele legende : De hoofdpagina van "La Voix du Peuple" na het tekenen van het niet-aanvalspakt, 24 augustus 1939



Lahaut maakt een blitzcarrière binnen de KPB en treedt al snel toe tot het Centraal Comité en het Politiek Bureau (1924), het op één na hoogste partijorgaan. In 1926 wordt hij gemeenteraadslid in Seraing, een publiek mandaat dat zijn persoonlijke positie versterkt. In het verlengde van de zogenaamde ‘klasse-tegen-klasse’ politiek (1928) van de ‘Kommunistische Internationale’ wordt hij binnen de partij tijdelijk aan de kant gezet en verplicht zich te schikken naar de kritiek van de sociaaldemocratie als ‘sociaal fascisme’. Met de ‘klasse-tegen-klasse’ politiek weet Stalin zijn greep op zowel het Kremlin als de Komintern te consolideren. In het kader van de voorbereidingen op de volgende strategische wending van de Komintern, de zogenaamde ‘Volksfront’- politiek (1935), wordt Lahaut in 1934 gerehabiliteerd. In 1932 was hij inmiddels een eerste maal verkozen als volksvertegenwoordiger in het arrondissement Luik. Hij maakt in de Kamer deel uit van een driekoppige communistische fractie. In functie van de (geo)-strategische belangen van de Sovjetunie moeten de diverse communistische partijen vanaf 1935 ‘antifascistische’ samenwerkingsverbanden aangaan met hun sociaaldemocratische tegenstrevers. Daartoe wordt de partijleiding die de ‘klasse-tegen-klasse’ politiek had geïmplementeerd, Henri De Boeck en Honoré Willems, beschuldigd van ‘sektarisme’ en naar Moskou gestuurd. De ‘Volksfront’-politiek betekent de volledige onderwerping van de Europese communistische partijen aan het buitenlandbeleid van de Sovjetunie. Allicht niet louter wegens gezondheidsredenen verblijft Lahaut in 1934, 1936, 1937 en 1939 in de USSR.



Lahaut wordt het uithangbord van het communistische ‘antifascisme’. De KPB herinnert er daarbij graag aan dat Lahaut reeds in 1924 een Luikse bijeenkomst van het fascistische Légion Nationale van Paul Hoornaert had verhinderd. In juni 1933 verscheurt Lahaut de hakenkruisvlag van het Duitse consulaat tijdens het ‘Congrès Européen contre le fascisme et la guerre’ in Parijs. In 1935 wordt hij veroordeeld omdat hij het woord heeft genomen tijdens een protestactie voor het Italiaanse paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Brussel. Onder het waakzame oog van de Komintern (Andor Bereï) stoot Lahaut in 1936 door tot het allerhoogste partijorgaan, het Secretariaat-Generaal, dat voorts bestaat uit Xavier Relecom (Brussel) en Georges Van den Boom (Vlaanderen). Tijdens de Spaanse Burgeroorlog wordt hij andermaal ingezet om het communistische ‘antifascisme’ te belichamen en trekt met een konvooi hulpgoederen naar Valencia en Madrid, maar geeft in Seraing ook onderdak aan republikeinse kinderen. In 1939 schaart Lahaut zich vervolgens schijnbaar moeiteloos achter het uiterst controversiële Molotov-Ribbentroppact (een ‘niet-aanvalspact’ tussen de USSR en nazi-Duitsland). Voortaan wordt het ‘fascistische imperialisme’ door de communisten simpelweg op één lijn gezet met het ‘Frans-Britse imperialisme’. De ‘Volksfront’-politiek is dood en begraven. Lahaut is intussen uitgegroeid van een syndicalist en ‘volkstribuun’ tot hét communistische en ‘antifascistische’ symbool bij uitstek in België.

De Bezetting wordt voorbereid…

Door het Molotov-Ribbentroppact komt de KPB in België in nauwe schoentjes, maar in Frankrijk wordt de Franse zusterpartij in september 1939 zonder meer per decreet verboden. De permanente vertegenwoordiger van de Komintern in Frankrijk, Eugen Fried, wijkt uit naar België. Samen met zijn collega in Brussel, Andor Bereï, wordt de clandestiniteit voorbereid en uitgerold. Julien Lahaut maakt er -onder meer gezien zijn bekendheid- geen deel van uit. Zijn taak bestaat er daarentegen in om als het ware op het terrein de ‘public relations’ van de partij te blijven verzorgen. Nog voor de Duitse inval van 10 mei 1940 laat de Belgische regering talloze communistische militanten en mandatarissen oppakken. Lahaut ontspringt de dans en neemt op 29 mei opnieuw zijn mandaat van gemeenteraadslid op in het inmiddels bezette Seraing. Burgemeester Joseph Merlot en drie schepenen laten verstek gaan waarop Lahaut hun onmiddellijke afzetting eist. De dienstdoend burgemeester wil de kwestie voorleggen aan de bestendige deputatie, maar Lahaut en twee anderen hebben zichzelf intussen al tot dienstdoend schepen laten benoemen. Lahaut roept prompt een extra schepenfunctie van ravitaillering in het leven. Reeds vóór de oorlog was België niet zelfvoorzienend en aangewezen geweest op voedselimport. In mei 1939 was daarom een departement ravitaillering opgericht bij het Ministerie van Economische Zaken. Het was bevoegd voor de rantsoenering van bepaalde voedingswaren. Vanaf 1939 kwam het de gemeenten toe om rantsoenzegels te verdelen onder de bevolking. Na de Duitse inval en de daarop volgende Britse zeeblokkade wordt de rantsoenering van essentiële levensmiddelen afgekondigd. Voedseltekorten zullen onder de bezetting een nijpend probleem worden. In de loop van de maand juni vindt een huiszoeking plaats bij Lahaut, maar hij behoudt zijn handelingsvrijheid. De afgezette burgemeester wil in juli opnieuw zijn opwachting maken, maar dient zich naar de nieuwe omstandigheden te schikken. Tot de Duitse inval in de Sovjetunie, in juni 1941, heeft Seraing een gedeeltelijk communistisch gemeentebestuur. In juli 1940 besluit Lahaut, met de goedkeuring van het clandestiene Secretariaat-Generaal, naar het onbezette zuiden van Frankrijk te trekken om er naar verluidt “les jeunes gens et les évacués belges” te repatriëren. Het initiatief gaat formeel uit van het gemeentebestuur van Seraing en wordt uitgevoerd door de bestendige deputatie van Luik. Een eerste konvooi van vijf autocars vertrekt op 9 juli en krijgt een laissez-passer van de Duitse autoriteiten. Lahaut heeft immers aangevoerd dat er in en om Seraing een prangend gebrek aan arbeidskrachten bestaat. Gezien de Sovjetunie nog niet in oorlog is met nazi-Duitsland wordt productie voor de bezettende overheid door de communisten niet publiekelijk ter discussie gesteld. Door de arbeiders in België tewerk te stellen hoopt men ook te vermijden dat ze in Duitsland moeten gaan werken. Eén dag na het vertrek van het eerste konvooi geeft de Assemblée nationale volmachten aan Pétain en komt de Derde Republiek aan haar einde. Het zuiden van Frankrijk zal onder de controle van het collaborerende Vichyregime vallen. Na de Bevrijding moet Lahaut zich omstandig verantwoorden voor zijn opvallende démarche. Zijn toespraak op 26 juli 1945 voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers wordt nadien door de partij uitgegeven onder de veelzeggende titel: “Ne touchez pas au parti des fusillés!”

In januari 1941 laat Lahaut zich opnieuw opmerken. Rex-leider Léon Degrelle wil een groots opgezette meeting houden in het Sportpaleis van de Luikse arbeiderswijk Coronmeuse, maar moet onder druk van een grote menigte tegenmanifestanten afdruipen. Zijn grootste renommé heeft Lahaut echter te danken aan de rol die hij als schepen van Seraing zou spelen binnen de zogenaamde ‘staking der 100.000’.

journal-de-verviers-15-8-1940.jpg
Instelling : KBR
Originele legende : Le Journal de Verviers, 15 augustus 1940, p. 2
pr-5-1-1941-p-1.jpg
Instelling : KBR
Originele legende : Rex ongerust voor de meeting van Luik, Le Pays réel, 5 januari 1941, p. 1.

Het orgelpunt: ‘De staking der 100.000’

Om aan een minimum aan voedsel te komen was de bevolking inmiddels aangewezen op de zwarte markt. Het aantal geconsumeerde kilocalorieën per dag wordt in de loop van de Bezetting gehalveerd. Aanvankelijk protesteren arbeiders tegen het falende rantsoeneringssysteem door tijdelijk te staken. Op de symbolische datum van 10 mei 1941 trekt een misnoegde menigte vrouwen bij Cockerill door de straten van Luik. Het conflict neemt snel uitbreiding in het hele Luikse industriebekken en slaat nadien over naar andere delen van het land. Met 60.000-70.000 arbeiders wordt het de grootste staking uit de bezettingstijd.

In Seraing, waar Cockerill gevestigd was, kon Lahaut zich wat dat betreft nadrukkelijk onderscheiden. De stakingscomités werden door het gemeentebestuur niet alleen erkend als gesprekspartner, maar de kwestie omtrent de ravitaillering en de geërodeerde koopkracht kon ook op het nationale niveau aan de orde worden gesteld. Op 13 mei trekt een delegatie van zes arbeiders, Cockerill directeur-generaal Léon Greiner en schepen Lahaut naar de secretaris-generaal voor Landbouw en Voedselvoorziening. Die schuift de hete aardappel door naar de Duitsers, maar bezorgt de delegatie daartoe een introductiebrief. De bezettingsautoriteiten weigeren echter met het gezelschap in gesprek te gaan. Enkele dagen later heeft de staking dermate uitbreiding genomen dat de Luikse Oberfeldkommandantur toch bereid is tot enige toegevingen. De stakingsbeweging dooft nadien vrijwel overal geleidelijk uit.

Niets is nadien echter nog hetzelfde; werkgevers dienen tot op zekere hoogte opnieuw vakbonden naast zich te dulden. Een relatief geringe loonstijging van 8% maakt ook een einde aan de patronale loonpolitiek. Ook het Verzet krijgt er een nieuw strijdtoneel bij. Conform het einde van de ‘Volksfront’-politiek, door de ondertekening van het Molotov-Ribbentroppact, hadden de communisten zich aanvankelijk op syndicaal niveau gericht op de interne strijd met de socialisten. Voortaan zullen ze zich echter focussen op de uitbouw van eigen syndicale gelederen op ondernemingsniveau: de ‘Syndicale Strijdcomités’. Het zet een verzetsdynamiek in gang die tot aan de Bevrijding weet stand te houden. Het prestige en de populariteit van Lahaut en de communisten stijgen onder invloed van ‘de staking der 100.000’ naar ongekende hoogte. Voor de bezetter wegen de bescheiden toegevingen allicht niet op tegen het strategische belang van de Luikse staalindustrie voor de Duitse oorlogseconomie. Enkele weken later valt nazi-Duitsland de Sovjetunie binnen.

le-drapeau-rouge-1-6-1941.jpg
Instelling : Carcob
Originele legende : Le Drapeau rouge, 1 juni 1941
 

De lange weg door de kampen



Met de Duitse inval in de USSR op 21 juni 1941 komt een einde aan de uiterst gespannen verhouding tussen de Duitse bezetter en de Kommunistische Partij van België. Tijdens operatie Sonnenwende, onder leiding van de Vlaamse collaborateur Emiel Van Thielen (pseud. Max Günther) van de Sipo-SD, vallen enkele honderden communisten in Duitse handen. Daartussen bevinden zich clandestiene kaders van de partij, maar ook publieke figuren als Julien Lahaut. Na enkele mislukte ontsnappingspogingen uit de citadel van Hoei wordt de 57-jarige Lahaut op 20 september naar Neuengamme gedeporteerd. Daar ontmoet hij communisten die eerst naar Breendonk waren afgevoerd. Van de in totaal 257 gedeporteerde politieke gevangenen  -communisten en niet-communisten- zullen uiteindelijk 51 de kampen overleven. 

Verder onderzoek is nodig, maar de Belgische communisten worden, net als in andere kampen, ingeschakeld binnen informele solidariteitsnetwerken die inmiddels door Duitse communisten waren opgezet. Bij aankomst in Neuengamme, staat Lahaut naar verluidt “zeer wantrouwig” tegenover het idee om dergelijke netwerken op internationale leest te schoeien. Vanaf 1941 worden de netwerken hoe dan ook structureler en hiërarchischer van aard. Zo is de Belgische communist André Mandrycxs, vanaf begin 1943, tewerkgesteld in het zogenaamde ‘Arbeitseinsatzbüro’. Als ‘Arbeitsdienst-kapo’ werkt Mandrycxs er onder de clandestiene leiding van de Duitse communist Albin Lüdke. Beiden kunnen medegevangenen het leven redden door hen naar minder zware nevenkampen te laten overplaatsen. Wanneer er bepaalde transportlijsten moeten worden opgesteld, kunnen ze echter enkel registratienummers omwisselen. Het bezetten van dergelijke, door de SS gedelegeerde posities, vormt de inzet van een permanente en genadeloze machtsstrijd.

In juli 1944 wordt Lahaut van sabotage beschuldigd en ter dood veroordeeld, maar het vonnis wordt niet uitgevoerd. Samen met drie tot zes andere Belgische communisten wordt hij vervolgens op transport naar Mauthausen gezet. 

Na de bevrijding zou Lüdke van Belgische communisten hebben vernomen, dat zes van de zeven gedeporteerden, Mauthausen hadden overleefd. Uit andere bronnen blijkt dat Lahaut in Mauthausen als ‘kostbaar kader’ werd ondergebracht in de ziekenboeg. Hij zou er verblijven tot het kamp uiteindelijk door Amerikaanse troepen werd bevrijd. Tegen de regels van de clandestiniteit in, gebruikte hij zijn voorkennis en privileges ook om een niet-communist (Staf Vivijs) het leven te redden.

bundesarchiv_bild_192-342-_kz_mauthausen-_lagereingang.jpg
Instelling : Bundesarchiv, _bild_192-342-_kz_mauthausen
Originele legende : Ingang van het Kamp van Mauthausen
169116-entree-du-camp-de-neuengamme.jpg
Instelling : Cegesoma/Rijksarchief
Originele legende : Ingang van het kamp van Neuengamme

Voor de volledigheid willen we meegeven, dat er ook andere communistische verzetsactiviteiten plaatsvonden in de kampen (sabotage, spionage, enz.). Het voorgaande doet aan die activiteiten geen afbreuk, maar wil ze wel duiden in hun complexe en ambivalente historische context. In verschillende kampen, stonden Duitse communisten bijvoorbeeld aanvankelijk op het standpunt van de al eerder aangehaalde ‘klasse-tegen-klasse’ politiek. Ook nadien stond, met name in Mauthausen, het laten overleven van ‘vooraanstaande [communistische] kaders’ uit verschillende landen centraal binnen de clandestiniteit. Met het oog op de naoorlogse politieke machtsverhoudingen, zou het zogenaamde ‘antifascisme’ gaandeweg gelardeerd worden met verwijzingen naar wat, tijdens de ‘Volksfront’-politiek, de ‘andere democratische krachten’ werd genoemd. In volle Koude Oorlog werd het ‘antifascisme’ uiteraard ook een integraal onderdeel van de staatsideologie van de DDR.

Van voorzitter van een regeringspartij tot de Koude Oorlog

93219(2).jpg
Instelling : Cegesoma/Rijksarchief
Originele legende : Centraal comité van de KPB, 1945
dr-27-7-1945-p-2.jpg
Instelling : KBR
Originele legende : Le Drapeau rouge, 27 juli 1945, p. 2

Lahaut bevindt zich in slechte gezondheid wanneer hij via Zwitserland en Parijs naar Brussel terugkeert. Op 1 juni 1945 begeleidt de fanfare van de gemeentepolitie zijn blijde intrede in Seraing. De Kommunistische Partij van België is inmiddels een regeringspartij geworden. Het prestige van het door de partij opgerichte Onafhankelijksfront is daar niet vreemd aan. Na de razzia’s van 1943 hadden de twee andere leden van het vooroorlogse Secretariaat-Generaal (1936-1939), Xavier Relecom en Georges Van den Boom, het op een akkoord proberen gooien met de Sipo-SD tijdens hun ondervraging in Breendonk. Indien ze erin zouden slagen om drie kaders van de Gewapende Partizanen te doen spreken, dan zou hun eigen leven worden gespaard. Om evidente redenen werden de finesses van deze ‘kaderpolitiek’ pas veertig jaar later enigszins publiek gemaakt. De partij wordt na de oorlog geleid door het Secretariaat-Generaal met aan het hoofd de nogal grijze Edgar Lalmand, die er vier jaar clandestiniteit in het bezette België heeft opzitten. Tot 1946 gebeurt dat met de onvermijdelijke Andor Bereï nadrukkelijk op de achtergrond. Voor Stalin is het immers van het allergrootste belang dat de westerse communistische partijen zich in de onmiddellijke naoorlogse periode overal in Europa als betrouwbare regeringspartners opstellen. Dit om zijn onderhandelingspositie met de geallieerden te vrijwaren. Het zorgvuldig bewaakte beeld van de KPB als ‘partij van de gefusilleerden’ moet deels in dit verband begrepen worden. Bij zijn terugkeer uit de kampen ontstaat dan ook een ware ‘persoonlijkheidscultus’ rond de figuur van Lahaut als “le rescapé de Neuengamme et de Mauthausen, le militant éprouvé de la cause du peuple.”

In augustus 1945 wordt voor hem zelfs een louter ceremoniële functie gecreëerd, die opmerkelijk genoeg buiten het formele organogram van eender welke communistische partij valt: voorzitter. Het is een publiek mandaat, maar ook intern wordt Lahaut opgevoerd als ‘het geweten’ van de partij. Zo zit hij de al even ceremoniële Congressen van de partij voor en eveneens de bijeenkomsten van Centraal Comité. Vooral diegene waar de beslissingen van het Secretariaat-Generaal, omtrent bepaalde uitsluitingen en andere sancties tegen partijkaders, louter formeel moeten worden bekrachtigd.

Tussen 1945 en 1950 houdt Lahaut ontelbare meetings en staat hij aan het hoofd van tal van manifestaties. Vanaf 26 juli 1945 zetelt hij ook opnieuw in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en vertolkt er kort en krachtig het standpunt van zijn partij inzake de ‘Koningskwestie’: “Sire, allez-vous-en!” Op dat moment pleit de KPB als regeringspartij inderdaad louter voor het aftreden van Leopold III en niet voor de afschaffing van de monarchie. De verkiezingsoverwinningen van 1946 vallen vervolgens zowel nationaal als op gemeentelijk niveau kleiner uit dan verwacht. In Seraing wordt de KPB de grootste partij, maar Lahaut wordt door toedoen van de BSP geen burgemeester.

Met de Koude Oorlog aan de horizon treedt de KPB uit de regering in 1947. Vanaf dat ogenblik wordt Lahaut het gezicht van de KPB als oppositiepartij. In 1948 wordt ook de positie van de communistische eenheidssyndicaten, binnen het in 1945 opgerichte ABVV, onhoudbaar. De Koude Oorlog doet zijn intrede en de KPB begint volledig op zichzelf terug te plooien. Lahaut wordt in 1948 opgevoerd om de communistische machtsovername in Tsjechoslowakije toe te juichen. Conform de directieven vanuit Moskou is Lahaut van mening dat de ‘onafhankelijkheid’ van België zogezegd bedreigd wordt door ‘het Amerikaanse imperialisme’.

In het verlengde van de ‘Coup van Praag’ zijn er in het Antwerpse concrete plannen om Lahaut uit de weg te ruimen. Het initiatief gaat uit van enkele voormalige leden van het (extreem)rechtse verzet. Wanneer blijkt dat één van de leden van het moordcommando uit de biecht heeft geklapt wordt het plan opgeborgen.

« Vive la République ! »

Vanaf 1948 grijpen Koude Oorlog en Koningskwestie volledig in elkaar. Op het ogenblik dat Boudewijn, op 11 augustus, op het punt staat om de grondwettelijke eed af te leggen klinkt de kreet “Vive la République” door het halfrond. Volgens de pers is het allerminst Lahaut die als eerste geroepen heeft, maar volksvertegenwoordiger Georges Glineur. Lahaut is op dat ogenblik echter het gezicht van de zogenaamde ‘republikeinse campagne’ en zijn partij in het algemeen. Binnen de Koningskwestie probeerde de KPB zich inmiddels scherp te onderscheiden van haar politieke tegenstrevers. Tegenover een mogelijke machtsdelegatie van Leopold aan Boudewijn postuleren de communisten het einde van de monarchie. Wanneer het wetsontwerp op de machtsdelegatie wordt ingediend door premier Duvieusart roept Lahaut hem toe: “Vive la République!” Bepalend is daarbij dat met name de socialisten, bij monde van Paul-Henri Spaak, steeds krachtig hebben ontkend dat ze er een verborgen republikeinse agenda op na houden. In het verlengde van de communistische machtsovernamen in Oost-Europa heeft de KPB daarentegen reeds in 1949 haar ‘gehechtheid aan een vorm van volksrepubliek’ bevestigd.

Julien Lahaut wordt uiteindelijk op 18 augustus 1950 voor de deur van zijn huis in Seraing doodgeschoten. De daders worden nooit gevonden, maar historisch onderzoek heeft uitgewezen dat ze handelden in opdracht van een anticommunistisch netwerk dat geleid werd door de voormalige verzetsman André Moyen. De modus operandi van het moordcommando beantwoordt overigens volledig aan de wijze waarop collaborateurs in volle bezettingstijd werden geliquideerd. Het Netwerk van Moyen had banden met officiële politiediensten en werd onder meer gefinancierd door figuren binnen de Belgische haute finance. In 1948 was de Antwerpse tak van het Netwerk al betrokken geweest bij een moordplan op Lahaut, maar vanaf 1949 zou het ook steeds meer de vorm van een stay behind netwerk aannemen. Omstreeks 1950 zat Moyen echter in nauwe schoentjes. In één van de ontelbare ‘geheime’ rapporten aan zijn correspondenten schrijft Moyen kort na de moord:

“We brengen op deze manier zonder commentaar verslag uit van de ideeën die leven binnen het milieu dat wij verantwoordelijk achten voor de executie van Lahaut: het gaat in elk geval om een apolitieke en zelfs antipolitieke groep, patriottisch en onbaatzuchtig, die aanvankelijk gedacht had om pas ten tonele te verschijnen op het ogenblik van de bezetting door de Sovjets. Het is een soort synarchie die haar pionnen heeft in de meest gesloten kringen en, in het geval van Lahaut, tot bij de onderzoekers.”

Met dit verslag verbond Moyen er zijn broodheren en correspondenten toe om hem en zijn Netwerk de hand boven het hoofd te houden. Het is daarbij hoogst twijfelachtig of die opgezet waren met de moord, laat staan dat ze als opdrachtgever zouden hebben gefungeerd. Het lijkt veeleer alsof Moyen met de moord geprobeerd heeft om zijn Netwerk als het ware een tweede adem te geven.

rv-21-8-1950.jpg
Instelling : KBR
Originele legende : De Rode Vaan, 21 août 1950, p. 1
523_6627_000_08448_000_0_0004.jpg
Instelling : © Archives de l’État à Liège
Collectie : Collection photographique de la Police technique et scientifique de Liège, 18 août 1950.
Originele legende : Huis van Julien Lahaut, foto genomen na de moord.

Door de collusie tussen het Netwerk en officiële politiediensten, in volle Koude Oorlog, wisten de daders in elk geval uit de klauwen van het gerecht te blijven.

Na de moord nam de ‘personencultus’ rond Lahaut ongeziene proporties aan. Volgens de rijkswacht schaarden 150.000 rouwenden zich op 22 augustus achter de lijkkist. Tot vandaag heeft Lahaut een graf in opmerkelijke sociaal-realistische stijl op de begraafplaats van Seraing.

rv-23-8-1950.jpg
Instelling : KBR
Originele legende : De Rode Vaan, 23 augustus 1950, p. 1

Bibliografie

Bob Claessens, Julien Lahaut. Een leven in dienst van het volk, Brussel, 1951.

Catherine Epstein, The Last Revolutionaries. German Communists and their Century, Harvard University Press, 2009.

Emmanuel Gerard (dir.), Widukind De Ridder et Françoise Muller, Qui a tué Julien Lahaut ? Les ombres de la Guerre froide en Belgique, Cegesoma/La Renaissance du Livre, Bruxelles, 2015.

José Gotovitch, Du rouge au tricolore, Résistance et parti communiste, Labor, Bruxelles, 1992.

Hermann Kaienburg, Das Konzentrationslager Neuengamme : 1938–1945, J.H.W. Dietz, Bonn, 1997.

Pieter Lagrou, Mémoires patriotiques et occupation nazie, Éditions Complexe, Bruxelles, 2003.

Lutz Niethammer, Der « gesäuberte » Antifaschismus. Die SED und die roten Kapos von Buchenwald. De Gruyter, Berlin, 2018.

Jules Pirlot, Julien Lahaut vivant, Éditions du Cerisier, Cuesmes (Mons), 2010.

Le Maitron, Dictionnaire biographique. Mouvement ouvrier. Mouvement social, notice LAHAUT Julien, Victor [Belgique] par Jules Pirlot (https://maitron.fr/spip.php?article141173).

August Thiry & Dick Van Cleemput, Reizigers door de Grote Oorlog. De odyssee van een Belgisch pantserkorps 1915–1918, Davidsfonds, Leuven, 2008.

Vivijs, Staf, Onder Duitse Knoet, of het verhaal van een verzetstrijder door de doolhof van Duitse gevangenissen en concentratiekampen, 2e éd. complétée, De Cuyper, Dendermonde/Breendonk, 1985.

Om deze pagina te citeren
Lahaut Julien
Auteur : De Ridder Widukind (Instelling : Cegesoma/KULeuven)
/nl/belgie-in-oorlog/personen/lahaut-julien.html