De « Boerenhulp aan Stadskinderen » was een liefdadig werk in het kader van de erg gecontesteerde Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie (NLVC). Aanvankelijk scheen er weinig op aan te merken: een verblijf en bijkomende calorieën verschaffen aan stadskinderen die door de rantsoenering verzwakt waren. Ze werden na voorafgaand medisch onderzoek geplaatst bij medelijdende plattelandsfamilies .
Goede bedoelingen ?
Na een oproep in het propagandablad Volk en Bodem van de NLVC startte Boerenhulp zijn activiteiten op 8 december 1940. Al snel bleek het helemaal afhankelijk van de Corporatie. Weliswaar had het een uitgelezen beschermcomité (met o.a. prinses Madeleine de Croy en gravin Guillaume de Liedekerke) maar bij de actieve stichters vond men belangrijke NLVC-figuren als Xaveer Peeters, « Boerenleider » voor Vlaanderen maar ook Marie Cardijn, secretaris generaal van de Boerinnenbond (vrouwenafdeling van de Boerenbond) en vooral Willem Melis, het hoofd van de dienst “Pers en Propaganda” van de Corporatie. Hij was lid van het Vlaams Nationaal Verbond en leider van Boerenhulp. Het hoger kader kleurde dus heel flamingantisch en deed zeker niet aan belangeloze liefdadigheid. Eigenlijk wilde het discreet proberen het blazoen van de NLVC wat op te poetsen via sociale en liefdadige projecten. De Corporatie ondervond in landbouwmiddens inderdaad veel tegenstand omdat ze zeer dirigistisch optrad en er door bijna iedereen van verdacht werd een Nieuwe Orde–organisatie te zijn in dienst van de bezetter.
.jpg)
Collectie : Kropf
Auteursrechten : Spronk
Originele legende : Kinderen uit de Marollen
Een relatief succes

Collectie : Sipho
Originele legende : Boerenhulp aan stadskinderen. Ter gelegenheid van de verplaatsing van het tienduizendste kind bij landbouwers, richtte Boerenhulp aan Stadskinderen een feest in, in het Paleis voor Schone Kunsten op vrijdag 3 maart 1944
Het “zwarte” imago van de NLVC verklaart waarom Boerenhulp zich eerder moeziaam ontwikkelde: ondanks het enthousiasme van de gecensureerde pers hadden er in juni 1941 nog maar 700 families hun kinderen aan de organisatie toevertrouwd. Maar naarmate de tijd vorderde en de voedselschaarste aanhield, kreeg Boerenhulp een zeker succes in arbeiderswijken waar honger alledaags was. In 1942 vetrokken er 4000 kinderen voor het platteland, in 1943 mede dank zij de propaganda in de collaboratiemedia een twintigduizendtal. Dit relatief succes veranderde weinig aan de negatieve perceptie van de NLVC bij het publiek. Overigens en zonder het zelf te willen vestigde de Corporatie de aandacht op de geprivilegieerde situatie van de landbouwsector in een periode van algemene schaarste terwijl haar bestaan en modus operandi eigenlijk de solidariteit tussen stad en platteland had moeten verzekeren. In werkelijkheid bevestigde het “liefdadig werk” vooral de mislukking van haar voedselpolitiek en van de officiële ravitaillering.
Bibliografie
Alain COLIGNON, C.N.A.A. : L’agriculture en rangs d’oignons, dans Jours de Guerre, n°9 de 1993, pp 49-84