Het recht om gratie te verlenen aan veroordeelden behoort toe aan Duitse militaire bevelhebbers zoals generaal von Falkenhausen in België. Zij kunnen op eigen initiatief al bij de bekrachtiging van een vonnis beslissen om de strafmaat te milderen wanneer hier volgens “hun plichtmatige inschatting” voldoende redenen toe zijn. Enkel dood- en tuchthuisstraffen ontsnappen aan dit Milderungsrecht. Deze laatste kunnen enkel na de bekrachtiging gemilderd worden als gevolg van een door derden ingediend gratieverzoek. Voor de andere straffen geldt dan weer dat de militaire bevelhebbers deze maar kunnen milderen tot straffen die normaal voor de lichtste vormen van het gepleegde misdrijf gelden.
Tijdens de strafuitvoering staat het de veroordeelden, hun familie, advocaten of kennissen vrij om een gratieverzoek in te dienen. De bevoegde militaire bevelhebber informeert vervolgens als hoofd van zijn krijgsraad (Gerichtsherr) bij de gevangenisdirectie naar het gedrag en de werklust van de veroordeelde. Op basis van deze inlichtingen beslist hij of de gevangene wel aanspraak maakt op strafvermindering.
Bij een vrijheidsstraf willigen de Gerichtsherren het verzoek geregeld in wanneer de gedetineerde twee derde van zijn straf heeft uitgezeten en er bewijzen zijn dat hij zijn dwangarbeid zonder morren uitvoert.
Een ingewilligd gratieverzoek houdt voor een tot een vrijheidsstraf veroordeelde gevangene vaak een inkorting van de opgelegde straf in. Meestal beveelt de Gerichtsherr een opschorting van de straf tot het einde van de oorlog, wat in praktijk leidt tot een voorwaardelijke vrijlating van de veroordeelde.
Roden, Dimitri. “"In Naam van Het Duitse Volk!” Het Duitse Krijgsgerecht En de Openbare Orde in Bezet België (1940-1944).” Ph.D. Thesis, Universiteit Gent, 2015.
Roden, Dimitri. “Van Aanhouding Tot Strafuitvoering. De Werking van Het Duitse Gerechtelijke Apparaat in Bezet België En Noord‑Frankrijk (1940-1944).” Cahiers d’Histoire Du Temps Présent/Bijdragen Tot de Eigentijdse Geschiedenis 22 (2010): 113–60.