Philomène Smeers, ook gekend onder haar religieuze naam Marie-Véronique, liet een veertigtal joodse kinderen onderduiken in haar klooster tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vandaag staat haar naam tussen die van 63 andere kloosterzusters op het Yad Vashem-memoriaal in Jeruzalem. Ze is dus geen uitzonderlijke casus, maar toch werd er lang geen aandacht besteed aan de rol van vrouwelijke religieuzen in het verzet. Hoe komt dit?
Zuster Marie-Véronique
Philomène Smeers werd geboren op 12 oktober 1875 in Linsmeel, een dorp in het Brabantse Haspengouw. Ze maakte deel uit van een boerenfamilie. In 1895 treedt ze op twintigjarige leeftijd toe tot de congregatie van de zusters van het Heilig Hart van Maria in Maleizen, een gehucht van Overijse. Vanaf dan gaat ze door het leven onder haar religieuze naam Marie-Véronique. In de volgende jaren haalt de jonge zuster een diploma leerkracht lager onderwijs aan de normaalschool Institut de l’Enfant-Jésus in Nijvel. Na een periode les te geven in Fumal, keert ze terug naar het klooster in Maleizen waar ze de rol van verantwoordelijke voor het secundair onderwijs aanneemt. In 1929 wordt ze op 54-jarige leeftijd, na enkele jaren ervaring te hebben als novicemeesteres, gepromoveerd tot moeder-overste.

Collectie : https://id.erfgoed.net/afbeeldingen/233202
Originele legende : Klooster van de zusters van het Heilig Hart van Maria, 2015
Tijdens de bezetting

Originele legende : Philomène Smeers staat tweede van links, s.d.
Volgens getuigenissen verbleven er tijdens de bezetting een veertigtal joodse kinderen in het klooster. Via mond-tot-mond reclame binnen joodse netwerken kwamen ze bij het klooster terecht. Eenmaal gearriveerd, kregen de kinderen een christelijke naam toegewezen en mengden ze zich onder de andere leerlingen. De kinderen wisten niet van elkaar wie joods was. De meesten zouden pas jaren nadien ontdekken dat ze niet de enigen waren.
Moeder-overste had een schuilkelder ingericht om de kinderen in veiligheid te brengen bij een eventuele inval. Het luik van de kelder bevond zich onder het tapijt in de centrale hal en binnenin was een etensvoorraad voorzien van 15 dagen. Op de herdenkingsceremonie vertelt een zuster over een dag waarop het spannend werd. Aan de overkant van de straat werden Duitse vrachtwagens gesignaleerd. De zusters evacueerden de joodse kinderen naar de schuilkelder, de andere leerlingen werden naar de speelkamer gebracht. De Duitse officieren reden na een tijdje gewoon door. De volgende dag bleek, uit een gesprek met de buurvrouw, dat de officieren het foute adres hadden doorgekregen en de huiszoeking effectief bedoeld was voor het klooster. De officieren zijn niet meer teruggekomen.
Niet alleen joodse kinderen, maar ook werkweigeraars konden schuilen in het klooster. Zij hielpen de zusters waar nodig. Zo hielpen drie jonge mannen moeder Marie-Véronique bij het verbergen van de klokken toen deze werden opgeëist.
Ook na de bezetting hielp Philomène mensen in nood. Vanaf eind 1944 zou het klooster ook als schuilplek dienen voor Antwerpse leerlingen die geëvacueerd werden uit hun scholen omwille van de V-bommen die Antwerpen teisterden. Ook ten tijde van de epuratie zou moeder Marie-Véronique mensen helpen. Zo bood ze onderwijs aan kinderen die omwille van de epuratie die hun ouders trof, niet van het klassieke onderwijs konden genieten.
“Rechtvaardige onder der Volkeren”
Philomène bleef moeder-Overste tot in 1951. Ze overleed op 19 december 1973, op de gezegende leeftijd van 98 jaar. Op initiatief van enkele joodse oud-studentes kreeg ze op 21 december 2010 postuum haar titel “Rechtvaardige onder der Volkeren” van het Yad Vashem-instituut, in Jeruzalem toegewezen. Dit is de hoogste titel die een niet-jood kan krijgen voor het redden van joden tijdens de Holocaust. Op 3 november 2011 vond een ceremonie plaats waarbij Philomène’s medaille werd overhandigd aan zuster Marie-Justine Dujardin, die in 1942 tot het klooster toetradt. Er kwamen ook getuigenissen aan bod van Ilse Steiner en Simone Bergman, twee vrouwen die als kind onderdoken bij Philomène.

Originele legende : Het monument in Jeruzalem. “Ceremonie ter ere van zuster Marie-Véronique, Yad Vashem, 3 november 2011. Van links naar rechts: zuster Paule, zuster Marie-Justine die de medaille in naam van de congregatie ontving, nicht van Simone Bergman, Bénédicte Frankinet – Belgisch ambassadeur.”
Religieuze vrouwen en verzet
Philomène Smeers was niet de enige zuster die verzet pleegde. Dit blijkt niet enkel uit de 63 andere namen op het monument in Jeruzalem, maar ook tijdens de bezetting was hun aanwezigheid duidelijk. In België werden een vijftigtal religieuze vrouwen door de Duitse autoriteiten gezocht, gearresteerd of gedeporteerd omwille van hun actieve of passieve steun aan het verzet. Dertien van hen werden gevangengezet en tien gedeporteerd. Er zijn echter geen exacte cijfers over hoeveel zusters er nu effectief in het verzet zaten. Hoe komt het dat hun rol zo lang onderbelicht bleef?
Een eerste factor die meespeelt is dat het verzet lang gezien werd als een “mannenzaak”. In de laatste decennia is er steeds meer onderzoek naar de bijdrage van vrouwen in het verzet maar ook hier blijven religieuze vrouwen vaak op de achtergrond. Het imago van zusters als niet-werelds en geïsoleerd van de maatschappij speelt hier waarschijnlijk een rol. Het is moeilijk voor te stellen wat de impact van de oorlog was op de wereld achter de muren van het klooster. Zusters roepen ook het beeld op van gehoorzaamheid. Ze dienen effectief in de kerkelijke hiërarchie te gehoorzamen, maar tegelijkertijd genieten ze van een mate van autonomie die sommige vrouwen buiten de kloostermuren niet hadden.
Kloosterzusters voerden verzetsacties vooral op individuele basis uit, maar er zijn ook casussen gekend waarbij zusters effectief waren aangesloten bij een verzetsorganisatie. Ze waren zo goed als op alle domeinen van het verzet actief met uitzondering van gewapende weerstand. Hun voornaamste activiteit, waarvoor het klooster bovendien de ideale omgeving was, was het herbergen van mensen in nood. De grote gebouwencomplexen, het hoge aantal leerlingen en de nood aan onderwijs vergemakkelijkten het voor joodse kinderen om op te gaan in de massa. Ook voor werkweigeraars, geallieerde piloten en ondergedoken verzetslieden was het klooster een goed toevluchtsoord. Er waren bovendien heel wat karweien te verrichten waarbij de zusters hulp konden gebruiken.
Het is moeilijk om na te gaan of zusters in het verzet echt handelden vanuit anti-Duitse gevoelens. Ze mochten immers niet politiek geëngageerd zijn. Wat waarschijnlijker een grotere rol heeft gespeeld, is hun christelijke ideaal van naastenliefde. Ze boden hulp aan wie het nodig had. Tijdens de oorlog waren dit de mensen die moesten onderduiken voor de bezetter. Maar ook na de oorlog werden mensen opgevangen die hulp nodig hadden. Zo ving Philomène kinderen op van collaborateurs die zich niet konden inschrijven in het stedelijk onderwijs in Brussel en Antwerpen. Het handelen uit naastenliefde is ook een mogelijke verklaring voor het lage aantal erkenningsdossiers na de oorlog. Ze handelden uit de insteek dat het hun plicht was om mensen te helpen, iets waarvoor erkenning door de overheid niet nodig is.
Bibliografie
Van San Piet, Moeilijke tijden, Onvermoed verleden. De Tweede Wereldoorlog Overijse 1944-1945, Overijse: Beierij van Ijse, 2020.
Hermans Roeland, Kristien Suenens, Ria Christens e.a., Zuster in oorlog. Leven en lijden in het klooster tijdens de bezetting, Kalmthout: Pelckmans, 2021.
Haussman Noëlle, “Juste parmi les nations : Mère Marie-Véronique (Philomène Smeers) (1875-1973), Vies consacrées, 12/1, 2012, 28-44, « Juste parmi les Nations » - Vies Consacrées (vies-consacrees.be).
Yad Vashem, Website van het “the World Holocaust Remembrance Center”, < Smeers Philomène (yadvashem.org) >,geraadpleegd op 3 maart 2024.