België in oorlog / Persoonlijkheden

Rottenberg Markus

Thema - Jodenvervolging

Auteur : Vagman Vincent (Instelling : Agence Projet-Histoire)

Hoewel de angstaanjagende specificiteit van de Shoah één van de meest bestudeerde onderwerpen van de Tweede Wereldoorlog is, geeft de studie van de unieke lotgevallen van bepaalde gedeporteerden een beter inzicht in de werkelijkheid. Het geval van Markus Rottenberg lijkt aanvankelijk op dat van vele anderen, maar later werd hij een specifiek doelwit tijdens de Antwerpse razzia, werd hij naar de kampen in Mechelen en Drancy overgebracht, en ook naar dat in Vittel, om vervolgens in Auschwitz terecht te komen. 

Het orthodoxe jodendom in Antwerpen

vier.jpeg
Instelling : Rijksarchief
Oorspronkelijke legende : Individueel dossier 1.027.301 van Marc Rottenberg, Bestuur Openbare Veiligheid: Vreemdelingenpolitie

In 1875 kwamen de stichter van het Antwerpse orthodoxe jodendom, Isaac Hersch Ratzersdorfer, en zijn opvolger, rabbijn Herman Ullman, aan in Antwerpen. Zij benoemden in 1913 Markus Rottenberg tot plaatsvervangend rabbijn van de Maschsike Hadass-gemeenschap, die sinds 1910 erkend was.

Rottenberg werd geboren in Krakau in 1872 en stamde af van een geslacht van rabbijnen. In 1905 kreeg hij een post in Wadowice, vlakbij Krakau, waarna hij in 1911 naar Antwerpen verhuisde met zijn vrouw Sarah Friedman en hun eerste kinderen. In 1916 aanvaardde Rottenberg de functie van de overleden rabbijn Ullman, die als vluchteling in Nederland verbleef.

Zoals veel orthodoxe Joden hield hij zich tijdens de Eerste Wereldoorlog meer bezig met het in stand houden van de traditie dan met het innemen van een standpunt in een conflict dat hem niet aanging. In augustus 1915 verliet hij Antwerpen om bij zijn familie in Frankfurt am Main te gaan wonen, waar zijn dochter Lea werd geboren. Het jaar daarop keerde hij terug naar Antwerpen en vestigde zich in de Oostenstraat 23.

In "Belgische" kringen ging het gerucht dat Joden samenzwoeren met de vijand. Markus Rottenberg schonk er echter geen aandacht aan. In oktober 1919 ging de staatsveiligheid na of de rabbijn Duitsgezinde sympathieën had geuit. Maar een politieonderzoek nam alle verdenkingen weg.

De "spontane" pogrom in Antwerpen

De antisemitische organisaties in Antwerpen, die opkwamen in de jaren 1930, kenden een opmars tijdens de tweede Duitse bezetting. In april 1941 organiseerde Volksverwering twee voorstellingen van de propagandafilm Der Ewige Jude. Hun voorzitter, René Lambrichts, kwam net terug van de officiële opening van het Institut zur Erforschung der Judenfrage ("Instituut voor de Studie van het Joodse Vraagstuk") in Frankfurt am Main, dat onder toezicht stond van de nazi-ideoloog Alfred Rosenberg.

Bij de tweede filmvertoning, op 14 april, zat de zaal stampvol met antisemitische groeperingen. Na afloop werd een deel van de opgezweepte toeschouwers vervoegd door 200 tot 400 leden van de Volksverwering, de Algemeene SS Vlaanderen, de DeVlag en de Zwarte Brigade (de VNV-militie). Gewapend met stokken en ijzeren staven trokken ze door de straten van de Jodenbuurt. Verscheidene winkelruiten en voorgevels werden vernield. Aan de synagoge van de Van den Nestlei rukten de dollemannen het hekwerk omver. Ook de synagoge van rabbijn Rottenberg in de Oostenstraat moest eraan geloven. Torahrollen en liturgische boeken werden op de openbare weg gegooid en verbrand. Vervolgens staken de relschoppers de synagoge en het huis van de rabbijn in brand. Rottenberg en zijn vrouw wisten te ontsnappen, maar al hun bezittingen gingen in de vlammen verloren.

De Duitsers kwamen ter plaatse, zowel om de rellen op beeld vast te leggen als om er zelf aan deel te nemen. Bovendien weerhielden ze de brandweer er lange tijd van om in te grijpen. 

Deze acties vielen echter niet in goede aarde bij Eggert Reeder, de verantwoordelijke voor het Joodse vraagstuk in België en Noord-Frankrijk. Het botste namelijk met zijn opzet om zo goed mogelijk samen te werken met de Belgische autoriteiten. Als de Antwerpse pogromisten drie dagen later in hun vernietigingsdrang een nieuwe actie planden, hield Reeder hen tegen. Deze keer stuitten ze op de Antwerpse politie en rijkswacht.

3.jpeg
Instelling : Joods Museum van België
Auteursrecht : Joods Museum van België
Oorspronkelijke legende : Plundering van de synagoge aan de Van den Nestlei

Een "Paraguayaanse" rabbijn..

Markus Rottenberg wou echter zijn werk voortzetten en zijn rol blijven spelen in de erediensten, die afwisselend in "zijn" synagoge in de Oostenstraat en in die van de Van den Nestlei werden gehouden. Aan het begin van de oorlog bereikten de drie religieuze gemeenschappen, Machsike Hadass, Shomre Hadass en de Portugees-Joodse gemeente, namelijk een overeenkomst om te fuseren en toch een zekere mate van autonomie te behouden.

Om zichzelf te beschermen, wist Rottenberg een Paraguayaans paspoort te bemachtigen voor zichzelf en zijn vrouw. Uitzonderlijk registreerde de Dienst Vreemdelingen van de Antwerpse politie volop tijdens de bezetting (eind juli 1942) "aankomsten van vreemdelingen" op haar grondgebied. In de realiteit ging het om gekende onderdanen die zich al eerder in de stad hadden gevestigd. De paspoorten waren op 6 juli in Bern aangemaakt door het consulaat van Paraguay. Eigenlijk waren het " vervalsingen" die verkregen waren zonder de officiële toestemming van de Zuid-Amerikaanse autoriteiten.

Al voor 1939 hadden tussen de 15.000 en 20.000 Joden in Duitsland, Oostenrijk en daarna Tsjecho-Slowakije zo'n document gekregen waarmee ze zich elders in Europa konden vestigen. Dit paspoort zou hen bescherming bieden als onderdaan van een neutraal land, ook al waren ze Joods.

dertien.jpeg
Instelling : Algemeen Rijksarchief
Oorspronkelijke legende : Sarah Rottenberg, de vrouw van rabbijn Markus Rottenberg, werd samen met hem vermoord zodra ze in Auschwitz aankwamen in mei 1944.

Solidariteit van Zwitserse gezinnen

vijf.jpeg
Oorspronkelijke legende : Recha Sternbuch, dochter van Rabbi Rottenberg, actief in HIJEF

De organisatie die Rottenberg en zijn vrouw dergelijke paspoorten heeft bezorgd, heet het Hilfsverein für jüdische Flüchtlinge im Ausland of HIJEF (Vereniging voor hulp aan Joodse vluchtelingen in het buitenland») in Montreux. Het HIJEF is voortgekomen uit de Vaad Ha-Hatzalah, een hulpcomité gevestigd in  New York. Aanvankelijk hielp het de bedreigde orthodoxe Joden in de nazi-gebieden. Later breidde de organisatie haar netwerk uit, verruimde haar werking naar niet-orthodoxe Joden en vestigde zich in Zwitserland. De organisatie stuurde voedselpakketten, probeerde Joden uit de bezette gebieden te evacueren en probeerde zelfs te onderhandelen over hun vrijlating. HIJEF wordt geleid door Isaac Sternbuch, een Zwitserse zakenman en rabbijn, en zijn vrouw Recha Rottenberg, de een dochter van rabbijn Markus Rottenberg.

Wanneer de gebeurtenissen van de “Kristalnacht in Antwerpen” haar ter ore kwamen, ging Recha Rottenberg naar Genève om contact op te nemen met de Poolse vice-consul Konstanty Rokicki, die humanitair werk verichtte met de steun van zijn de facto ambassadeur Aleksander Ładoś. Deze diplomaten verstrekten vervalste paspoorten uit verschillende Latijns-Amerikaanse landen waarmee Joden hun beulen konden ontvluchten. Recha verkreeg - en kocht waarschijnlijk - eerst blanco paspoorten van de ereconsul van Paraguay in Bern.

Exfiltratie uit de Dossinkazerne

In 1941, na de brandstichting in hun huis, verhuisden rabbijn Markus Rottenberg en zijn vrouw naar de Zurenborgstraat. Daar werden ze op 8 januari 1943 gearresteerd door de Duitse politie. Het echtpaar bracht twee dagen door in de gevangenis van Antwerpen vooraleer ze werden overgebracht naar de Dossinkazerne in Mechelen.

Hun status als "Paraguayaanse staatsburgers" lijkt echter zijn vruchten af te werpen. Ongeveer een week na hun aankomst kwamen Markus Rottenberg en Sarah Friedman op miraculeuze wijze vrij. Maar de Gestapo gaf zijn prooi niet gemakkelijk op. Op 19 januari werden de twee gevangenen overgebracht naar de Duitse militaire vleugel van de gevangenis van Sint-Gillis. Een intern rapport van de Gestapo van 21 januari gaf aan dat de medische verslagen over de slechte gezondheid van de rabbijn bedoeld waren om hem te onttrekken aan de ordonnanties. De Gestapo stelde ook vast dat Markus familieleden had gevraagd om hem essentiële zaken te bezorgen. 

We kunnen op basis van de beschikbare archieven niet reconstrueren hoe deze detentie is verlopen. Het is duidelijk dat het echtpaar daar niet lang verbleef. Werden ze vrijgelaten? Heeft de familie geprobeerd clandestien naar Frankrijk te vluchten in de hoop Zwitserland te bereiken? Niets is zeker. Het lijkt er in ieder geval op dat de rabbijn en zijn vrouw in mei 1943 opnieuw werden gearresteerd en overgebracht naar het kamp in Vittel.

7.jpeg
Instelling : Algemeen Rijksarchief
Oorspronkelijke legende : Sporen van de aandacht voor Markus Rottenberg binnen de Sipo-SD (Gestapo) in Brussel

Het model interneringskamp Vittel

In het universum van de gevangenissen en concentratiekampen van het naziregime en de bezette landen is het kamp van Vittel in de Vogezen een uitzondering. Oorspronkelijk werd het kamp gebouwd in de verboden zone aan de grenzen van het Reich. De infrastructuur van het kuuroord werd in de eerste plaats gekozen voor het onderbrengen van Britse en Canadese burgergevangenen. Een meer dan drie meter hoge omheining omringde de hotels in het toeristenoord van de Vogezen. Burgers van de geallieerde landen werden daar opgesloten wanneer hun land in de oorlog stapten. Ze waren bedoeld als ruilmiddel voor Duitse gevangenen of buitenlandse valuta. Maar de operatie mislukte. Voortaan werd Vittel gebruikt als een showcase om neutrale naties gerust te stellen over de naleving van internationale verdragen en de omstandigheden waaronder burgers werden vastgehouden.

In mei 1943 arriveerden de Joodse gevangenen, waaronder de familie Rottenberg. Ze bezaten allemaal “goodwill” papieren van consuls van Latijns-Amerika of Zwitserland. Voor hen leek het leven in Vittel onwerkelijk. Degenen die al geïnterneerd waren, ondervonden een groot verschil in comfort, hygiëne en voedsel in vergelijking met hun vorige opsluiting. Een aantal had het hard te verduren gekregen; ze kwamen halfdood aan uit de getto's van Polen. Maar alle Joden in het kamp weten dat hun gunstige behandeling is gebaseerd op een leugen.


8.jpeg
Instelling : USHMM Washington
Auteursrecht : USHMM Washington
Oorspronkelijke legende : Ingang van het interneringscentrum in Vittel

Diplomatieke onderhandelingen

Op 18 december 1943 arriveerde een commissie van het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken in Vittel om verdachte identiteitsdocumenten, paspoorten en andere visa te onderzoeken.
De omstandigheden waaronder de houders deze documenten hebben verkregen, lijken onduidelijk. Bovendien zijn deze documenten meestal geen paspoorten en staan ze zelfs niet op naam. Het zijn gewoon formulieren met de naam van de betrokken persoon en de familieleden. De documenten komen uit Zuid-Amerika of van de Europese consulaten van de betrokken landen in Frankrijk en Zwitserland. Het zijn weliswaar geen echte vervalsingen, maar de betrokken burgers hebben duidelijk niet de nationaliteit waarop ze zich beroepen.
De Commissie laat zich niet voor de gek houden. De Spaanse consul die in Berlijn de belangen van de Zuid-Amerikaanse landen behartigt, erkent deze mensen bovendien niet als burgers van deze landen. Vanaf dat moment stond niets de deportatie van deze valse onderdanen van het Amerikaanse continent meer in de weg.

Recha Sternbuch activeerde daarop echter haar netwerk. Hoogwaardigeidsbekleders van de katholieke kerk werden benaderd om - met instemming van de paus - druk uit te oefenen op de Spaanse consul. Niet zonder resultaat: de meeste Zuid-Amerikaanse republieken zegden toe om de geïnterneerden als Zuid-Amerikaanse onderdanen te erkennen.

De eerste officiële documenten arriveerden in Vittel voordat de deportatie begon. Maar de kampcommandant, kapitein Otto Landhäuser, en zijn Gestapocollega Wellens, maakten er geen melding van. Integendeel, Berlijn gaf het bevel om al wie deze verdachte documenten bezat, te isoleren. Dit waren voornamelijk Poolse Joden uit de getto's, maar ook andere geïnterneerden, onder hen de familie Rottenberg.
Op 18 maart 1943 werd de hele groep "Zuid-Amerikaanse" Joden onder streng toezicht geplaatst buiten het kamp zelf, in hotel Beau-Site. De deportaties stonden op het punt van start te gaan.
Het eerste vertrek vond de volgende maand plaats. Op 18 april verlieten 173 mannen, vrouwen en kinderen Vittel, onder hen de hele familie Rottenberg. De operatie werd hervat op 16 mei met dezelfde eindbestemming. De gevangenen maakten zich geen illusies. De wanhoop steeg ten top. Sommige gevangenen plegen zelfs zelfmoord.

Ondertussen kwamen Recha Sternbuch en al haar externe supporters weer in actie om de officiële nationaliteitserkenning van de betrokken staten te verkrijgen. Uiteindelijk slaagden ze daarin. Te laat. Begin augustus 1944 kunnen ze nog slechts een twintigtal betrokkenen redden die zich nog in Vittel bevonden ...

9.jpeg
Instelling : Mémorial de la Shoah
Auteursrecht : Mémorial de la Shoah
Oorspronkelijke legende : Konvooi voor deportatie bij het station van Vittel (Vogezen) in 1944

Drancy-Auschwitz

11.jpeg
Instelling : Mémorial de la Shoah
Auteursrecht : Mémorial de la Shoah
Oorspronkelijke legende : Boekhoudkundig document dat een laatste afpersing in Drancy onthult, het laatste spoor van Rabbijn Rottenberg voordat hij naar Auschwitz werd gebracht

De groep die Vittel op 18 april verliet, was verbaasd dat het konvooi niet op weg ging naar het nabijgelegen Reich. De familie Rottenberg en de andere gevangenen kwamen uiteindelijk aan in de Parijse regio, in de Cité de la Muette in Drancy, het verzamelkamp voor de bezette zone, het equivalent van de Dossinkazerne in Mechelen.

Hun verblijf duurde slechts een paar dagen. Op 29 april stapten de twaalf leden van de familie Rottenberg op een bus die hen naar het station van Bobigny bracht, waar ze in veewagens werden gepropt. Ze bevonden zich in konvooi 72 van Drancy naar de vernietigingskampen. Naast de Joden uit Vittel waren er veel Joden uit de Elzas onder de 1.004 gedeporteerden.

Bij aankomst in Auschwitz werden 48 mannen, getatoeëerd met de nummers 186596 tot 186643, en 52 vrouwen (waarvan de nummers niet bekend zijn) geselecteerd voor dwangarbeid. De rest van het konvooi, onder wie de familie Rottenberg, werd onmiddellijk vergast. Slechts één zoon, Chaïm Jakob, geboren in 1909, overleefde de oorlog. Hij werd Belgisch staatsburger en vestigde zich in Brussel, voordat hij opperrabbijn werd van de synagoge in de rue Pavée, in de wijk Marais in Parijs.

Instelling : Bundesarchiv
Auteursrecht : Bundesarchiv
Oorspronkelijke legende : Interneringskamp Drancy (Cité de la Muette) bij Parijs

Bibliografie

Archief

Algemeen Rijksarchief van België. Dienst Archief Oorlogsslachtoffers. Persoonlijk dossier van Markus Rottenberg (politiek gevangene).

Algemeen Rijksarchief van België. Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Vreemdelingenpolitie. Individueel dossier 1.027.301 van Markus Rottenberg.

Publicaties

Dictionnaire biographique des Juifs de Belgique. Figures du judaïsme belge XIXe–XXe siècles, Bruxelles, 2002. Voir notices consacrées à Markus (Marc) Rottenberg (p. 298) et Herman (ou Noach Zvi) Ulman(n) (p. 343).

J. FRIEDENSON & D. KRANZLER, Heroine of Rescue. The incredible story of Recha Sternbuch who saved thousands from the Holocaust. Mesorah, New York, 1984-1999.

Y. KATZENELSON, Journal du camp de Vittel, Paris, Calmann-Levy, 2016.

M. NOVITCH, "La tragédie de Vittel. Comment furent abandonnés aux nazis les ressortissants des Républiques sud-américaines de l’Amérique Centrale", Bulletin du Centre de Documentation Juive Contemporaine, 8, 1, 1946, pp. 2-3.

L SAERENS, "Les milieux antisémites anversois. Portraits de « chasseurs de Juifs » avant et durant la guerre", Les Cahiers de la Mémoire contemporaine, 12, 2016, pp. 13-61, https://journals.openedition.o....

E. SCHMIDT, Geschiedenis van de Joden in Antwerpen, Antwerpen, 1994.

J.-Ph. SCHREIBER, "Entre communauté traditionnelle et communauté obligatoire", dans ID. & R. VAN DOORSLAER (dir.), Les curateurs du ghetto. L'association des Juifs en Belgique sous l'occupation nazie, Bruxelles, 2004, p. 130.

Cl. SOUSSEN, "Le camp de Vittel 1941-1944", Le Monde Juif, 153, 1, 1995, pp. 104-119.

Y. ZIAN, "L’Affaire Norden : Le « judéo-boche » dans la presse belge (1914-1918)", dans Les Cahiers de la Mémoire contemporaine, vol. 12,‎ 2016, pp. 223-256, https://journals.openedition.o....

 

Deze pagina citeren
Rottenberg Markus
Auteur : Vagman Vincent (Instelling : Agence Projet-Histoire)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/persoonlijkheden/rottenberg-markus.html