8 december 1942. In Bergen wordt Henri Thomas door de Duitsers gefusilleerd.
De redenen? De man is door een Duitse militaire rechtbank schuldig bevonden aan het bezit van wapens, poging tot diefstal en moordpoging. Tegen de doodstraf is geen beroep mogelijk en ze wordt ten laatste twee weken na de uitspraak uitgevoerd.
In feite begint de zaak op 26 november 1942.
Henri Thomas dringt binnen in het huis van Eloi Varlet, gemeentebediende in Erbisoeul nabij Bergen. Zijn doel: er de rantsoenzegels stelen. De man is gemaskerd en gewapend met een ongeladen vuurwapen en een mes. Een confrontatie is onvermijdelijk. Eloi Varlet krijgt verschillende messteken toegediend. Opgeschrikt door het lawaai komen de buren tussenbeide. Henri Thomas wordt overmeesterd en herkend door de dorpsbewoners. De man woont in Brussel maar is afkomstig uit het plaatsje.
Er start een onderzoek onder leiding van onderzoeksrechter Armand Dupont-Lacroix, een Belgische magistraat. Hoe komt het dan dat Henri Thomas enkele dagen later door het Duitse gerecht wordt veroordeeld en daarna wordt terechtgesteld?
Diefstal: tussen noodzaak en banditisme
De diefstal van Henri Thomas is bepaald geen geïsoleerd geval tijdens de oorlog.
Vanaf 1940 groeit het aantal processen-verbaal wegens diefstal dat aan het parket-generaal wordt bezorgd exponentieel. Misdaden tegen eigendommen, zoals diefstal of plundering, nemen voortdurend toe. In Brussel telt men twee keer meer diefstallen in 1942 dan in 1938 of in 1946.
Aantal diefstallen vastgesteld in Brussel
Problemen om aan voedsel of brandstof te geraken duwen meer en meer personen in de onwettigheid. Het gezin voeden krijgt voorrang en voor sommigen is diefstal de laatste toevlucht.
Vanaf 1942 en vooral in 1943 worden de diefstallen gewelddadiger en worden gewapende diefstallen algemeen. Er ontstaan veel gewapende benden. Verschillende factoren verklaren deze toestand: de verarming van de bevolking, de verzwakking van de macht van de staat, de groeiende ontwikkeling van het verzet en ook de toename van het aantal personen dat in de clandestiniteit leeft (vooral jodenen weigeraars van de verplichte tewerkstelling). In de lente van 1943 onderstreept een verslag van de bezetter het groeiende probleem van het banditisme.
Wie oordeelt over wie? De vraag van de bevoegdheden
De kwestie van het banditisme en de gerechtelijke behandeling ervan zorgt voor nieuwe spanningen tussen de Belgische en de Duitse overheden. Elk verdedigt zijn interpretatie van de toestand.
Voor de bezetter vormen banditisme en terrorisme één enkel probleem. Hij weigert het patriottische en/of ideologische motief van het verzet, dat het verschil maakt met gemeenrechtelijke misdaden, te erkennen.
De Belgische gerechtelijke overheden daarentegen menen dat men een duidelijk onderscheid moet maken tussen politieke en andere vergrijpen. Maar de scheiding tussen banditisme en verzet is soms subtiel. Sommige diefstallen worden gepleegd ten voordele van het verzet of door verzetslui.
Een maand voor de aanhouding van Henri Thomas proberen de Belgische overheden klaarheid te scheppen.
Op 8 oktober 1942 maakt een rondschrijven van secretaris-generaal van Justitie Gaston Schuind een onderscheid tussen:
- misdaden – politiek of niet – tegen Belgische instellingen of burgers
- misdaden – politiek of niet – tegen de bezetter
Volgens het rondschrijven komen de eerste toe aan het Belgische gerecht terwijl de tweede onder Duitse bevoegdheid vallen. De bestraffing van Henri Thomas behoort dus theoretisch aan het Belgisch gerecht toe.
De context van het rondschrijven verdient wat meer aandacht. Twee dagen eerder, op 6 oktober 1942, kondigt een Duitse verordening de verplichte tewerkstelling in Duitsland aan. Deze beslissing betekent een keerpunt in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in België. De Belgische overheden, die tot dan de onwettige maatregelen van de bezetter hebben getolereerd of er zelfs aan hebben meegewerkt, beginnen zich op formele wijze ertegen te verzetten.
De gerechtelijke instanties trekken geleidelijk aan hun handen af van de politiek van het minste kwaad die ze sinds het begin van de bezetting bedrijven en ze stellen tegenover de bezetter duidelijke eisen.
Die nieuwe eisen stemmen niet altijd overeen met die van de Duitsers. Henri Thomas en zijn terechtstelling wijzen ons daarop.
De zaak Henri Thomas
De beschuldigingen tegen Henri Thomas zijn zwaar: diefstal met geweldpleging, moordpoging en bovendien illegaal wapenbezit. In het begin van de bezetting beveelt een verordening alle burgers hun wapens in te leveren bij de Kreiskommandantur, op straffe van vervolging door het Duitse militaire gerecht. In werkelijkheid zijn de regels niet zo duidelijk: een zaak van wapenbezit kan elk ogenblik van de schoot van de Belgische justitie naar die van de Duitse overgaan.
Een verwarrige situatie
Na de ontdekking van het wapen waarschuwt de rijkswachtde Duitse overheden. Op datzelfde ogenblik worden de getuigen ondervraagd in aanwezigheid van onderzoeksrechter Dupont-Lacroix. Henri Thomas zelf wordt overgebracht naar het gerechtshof van Bergen. De diefstalen de moordpoging op een Belgische onderdaan vallen onder de Belgische rechtspraak.
Enkele uren later kantelt de toestand. De Feldgendarmeriemeldt zich aan het gerechtshof en maakt zich meester van de verdachte. Alles gebeurt zeer snel: het proces wordt reeds de volgende dag gehouden en op enkele uren tijd wordt Henri Thomas ter dood veroordeeld.
Voor de procureur des Konings van Bergen is de situatie verwarrend. Wat moet hij doen? Welke maatregelen moet hij treffen? Moet hij het Duitse gerecht met het dossier belast laten? Hij vraagt raad aan de procureur-generaal bij het hof van beroep in Brussel.
Het antwoord dat hij krijgt, draagt het stempel “dringend”. Volgens de procureur-generaal moet hij zo snel mogelijk tussenbeide komen bij de Duitse krijgsauditeur opdat alleen het wapenbezit door het Duitse gerecht zou worden vervolgd. De andere feiten (diefstal en moordpoging) moeten onder de rechtsbevoegdheid van het Belgische gerecht blijven. Het is het begin van een interessante gedachtewisseling tussen het Belgische en het Duitse gerecht.
Een “voorbeeldgeval”
Aansluitend op de dringende vraag van de procureur-generaal, krijgt de procureur des Konings van Bergen een onderhoud met de Duitse krijgsauditeur.
Die geeft geen krimp: hij weigert een Belgische rechtbank te laten oordelen over de feiten van diefstal en moordpoging. Volgens hem “vormen de kwestie van het wapenbezit, de moordpoging en de diefstal met verzwarende omstandigheden een geheel van feiten dat men niet uit elkaar kan halen”. Daarbij komt dat de bezetter “belang hecht aan een snelle en voorbeeldige repressie van dit soort agressie”.
De rechtvaardiging van de Duitse tussenkomst door de noodzaak van een snel en voorbeeldig vonnis is niet voorbehouden voor het geval van Henri Thomas. Ze wordt telkens weer gebruikt door het Duitse gerecht.
Een voortdurende aanpassing
De terechtstelling van Henri Thomas door de bezetter wijst er op een indringende wijze op hoe diep de kloof kan zijn tussen de wet en de toepassing ervan.
Voor de Belgische overheden is de oorlog synoniem met voortdurende aanpassingen. Het Belgische gerecht trekt zich vanaf 1942 meer en meer terug uit de politiek van het minste kwaad om eigen, duidelijke eisen te formuleren tegenover de bezetter. “Eisen” staat echter niet gelijk aan “verkrijgen” en de Belgische eisen botsen soms met de Duitse beschikkingen.
Deze werkelijkheid heeft tragische gevolgen. Minstens zes andere zaken die in theorie van het Belgische gerecht afhangen, worden zo aan het einde van 1942 overgenomen door de bezetter. Voor de verdachten loopt deze overname vaak fataal af…
Bibliografie
Zurné, Jan Julia. “‘Een Buitengewoon Verontrustend Gewetensprobleem’. De Belgische Magistratuur En Door Verzetsgropen Gepleegd Geweld Tegen Collaborateurs 1940-1950.” Ph.D. Thesis, Universiteit Gent, 2016.