Tijdens de bezetting gebruiken de Duitsers het arresteren, deporteren en executeren van gijzelaars als dwangmiddel op de publieke opinie. De executie van gijzelaars is verboden door de Conventie van Den Haag, maar in de Duitse wetgeving is ze sinds 1938 toegestaan. Bij verordening van 26 augustus 1941 wordt bepaald dat bij elke dodelijke aanslag tegen een Duitse militair of politieambtenaar vijf mensen als vergelding zullen worden terechtgesteld. Alle politieke gevangenen zijn te beschouwen als gijzelaars.
Na de dood van twee Duitse politiemannen in Doornik in september 1941 wordt de verordening ook van toepassing in bezet België. Er wordt voor het eerst gebruik van gemaakt in december 1941 met de terechtstelling van vijf politieke gevangenen als vergelding voor economische sabotage.
De communistische Partizanen van hun kant maken bekend dat elke terechtstelling van gijzelaars zal vergolden worden met de dood van Duitse militairen en vooral van collaborateurs. Deze dreiging wordt vanaf augustus 1942 in de praktijk gebracht door een golf van aanslagen tegen collaborateurs van allerlei slag: militairen, gezagsdragers en ambtenaren die de Nieuwe Orde genegen zijn. Als vergelding executeren de Duitse autoriteiten acht communisten en tien andere Belgen die geen uitgesproken politieke mening hebben. Bovendien worden 75 Wahlgeisel gearresteerd en opgesloten in de Citadel van Hoei. Dit soort gijzelaars worden doorgaans geselecteerd uit de maatschappelijke bovenlaag en komen niet in aanmerking voor executie.
Na de terechtstelling van twee nieuwe reeksen gijzelaars gaan de Partizanen over tot meer aanslagen, ook tegen Duitse militairen. Het gevolg is de dood van 50 gijzelaars en de arrestatie van meer dan 500 communisten. De Partizanen zien af van aanslagen tegen Duitsers, maar doden des te meer collaborateurs. De Militärverwaltung zet zijn gijzelaarspolitiek verder, vooral op verzoek van de leiders van collaboratiebewegingen.
Onder het regime van het militair bestuur worden 240 gijzelaars geëxecuteerd, en nog eens 65 in de juli en augustus 1944 wanneer België bestuurd wordt door een Zivilverwaltung (burgerlijk bestuur). De gijzelaars zijn allen mannen, meestal arbeiders tussen 20 en 45 jaar. Doorgaans zijn ze wel lid van een verzetsorganisatie. Een minderheid zijn communisten.
De Jonghe, Albert. “De Strijd Himmler-Reeder Om de Benoeming van Een HSSPF Te Brussel (1942-1944). Eerste Deel: De Sicherheitspolizei in België.” Bijdragen Tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog 3 (1974): 9–81.
Konings, J. “De Terechtstelling van Gijzelaars Tijdens de Duitse Bezetting.” MA Thesis, Katholiek Universiteit van Leuven, 1982.