België in oorlog / Artikels

Franstalige Dinasos (De)

Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)

Toen in de herfst 1931 het Verdinaso werd opgericht, liet niets voorzien dat het langzamerhand een “neo-bourgondische” richting zou inslaan. De sleutel voor die evolutie ligt in de complexe persoonlijkheid van Joris Van Severen die tegelijk meeging met de meest vernieuwende stromingen in kunst en literatuur én in een gesublimeerd verleden leefde. Hij werd in 1894 geboren in een Westvlaamse Franstalige bourgeois-familie (zijn vader was notaris, zijn moeder een Française). Gedurende zijn rechtenstudies aan de Gentse universiteit bekeerde hij zich tot het Vlaams-nationalisme. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bewees hij dat hij op militair vlak heel wat in zijn mars had, maar weigerde elke bevordering om de eed aan de Koning en de Grondwet niet te moeten afleggen. Hij werd lid van de door de militaire hiërarchie gevaarlijk subversief geachte Frontbeweging en had het enkel aan de bescherming van generaal Jacques te danken dat hij geen grote moeilijkheden kreeg en de oorlog beëindigde als adjudant. Eens terug in het burgerleven werd hij actief in de Frontpartij en werd hij tweemaal tot volksvertegenwoordiger verkozen  (1921, 1925) voor het arrondissement Tielt-Roeselare. In zijn propaganda-blad De Westvlaming omschreef hij zichzelf als “katholiek en Vlaams patriot”. Via zijn perfecte kennis van het Frans bleef hij tegelijkertijd de antidemocratische en antisemitische ideeën van de « Action française » volgen. Uiteindelijk brak hij met de  Frontpartij en richtte op 6 oktober 1931 zijn eigen verbond op, het Verdinaso, VERbond van DIetsche NAtionaal SOlidaristen. 

Van het “Dietse” fascisme naar een steeds meer « bourgondo-belgisch » fascisme

Van in het begin bleek het Verdinaso wel degelijk een fascisme te zijn: zeer gehiërarchiseerd, zeer gedisciplineerd en zeer anti-parlementair. Het beschikte over een militie met groen hemd (met laarzen en rijbroek) en een almachtige Leider die duidelijk beslist had dat het gedaan moest zijn met het rommelige doordeweekse flamingantisme . Zijn doel : zonodig met geweld een nieuwe Staat oprichten op etnisch-raciale basis, die het “Dietse volk” in Nederland, Belgisch en Frans-Vlaanderen zou verenigen in Dietschland . Onder de Geuzenvlag van de XVIe eeuw (oranje-blanje-blauw) en de wekroep « Dietschland en Orde ! » bepleitte hij een krachtige nationaal-corporatieve Staat die een einde zou maken aan de klassenstrijd en aan de marxistische demagogie . Een eenheidspartij zou een nieuwe aristocratie vormen en het politieke monopolie hebben (met het “het Volk in zijn Staten”, een soort corporatieve economische organisaties) . Het plotse verschijnen van het Verdinaso leidde aan Franstalige kant al onmiddellijk tot de vijandschap van de traditionele politieke families maar ook van de belgicistische nationalisten van het Légion Nationale (Nationaal Legioen) en van de Waalse beweging. Voor hen ging het om een bijna identieke kopie van het hitlerisme en dus een werktuig van het pangermanisme. Polemieken of niet, Van Severen was in 1932 inderdaad verschillende malen in Duitsland geweest. 

41489
Instelling : CegeSoma
Auteursrecht : Rechten voorbehouden
Oorspronkelijke legende : Joris Van Severen tijdens dinaso-Landdag.

En Wallonië ?

34602.jpg
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Auteursrecht : Voorbehouden Rechten
Oorspronkelijke legende : Paul Hoornaert, s.d.

Maar vanaf de zomer 1934 begon het Verdinaso ook belangstelling te tonen voor Wallonië. Het kwam tot een zgn. nieuwe marsrichting waarbij Wallonië in “Dietsland” werd opgenomen. Prozaïscher: de beweging zocht een tweede adem. In 1933 telde ze slechts 3285 leden. De Walen moesten dus niet meer als vreemdelingen gezien worden maar als “Dietsers van ras en van bloed (alhoewel geromaniseerde Dietsers) , Franken zoals wij , maar geromaniseerde Franken” … De meest hevige flaminganten verlieten het Verdinaso maar het opvrijen van Romaans België bleef duren, aanvankelijk zonder veel succes. Het Légion Nationale werd uitgenodigd op de 4e Dinaso-Landdag, stuurde een paar vertegenwoordigers die het zaakje wel interessant vonden maar het bleef een afwachtende houding aannemen. Een ontmoeting Hoornaert- Van Severen in 1936 veranderde daar niets aan. In 1935-1936 had de Leider het meer en meer over het « Dietsche Rijk », in zijn geest de XVII Provinciën van keizer Karel V. Ook het Groothertogdom Luxemburg en Noordfrankrijk zouden daartoe moeten behoren zoals trouwens een koloniaal « Imperium » dat met Congo, Indonesië, de Nederlands Antillen en - wie weet - Zuid-Afrika 84 miljoen inwoners zou tellen, de derde koloniale grootmacht … indien het realistisch was geweest. 

Het begin van een zekere belangstelling ?

Vanaf 1936 kregen de Franstaligen meer belangstelling voor de theorieën van Joris Van Severen, een periode waarin de Belgische buitenlandse politiek afstand nam van Frankrijk om opnieuw een “traditionele” neutraliteitspolitiek te volgen. Bij de christelijke familie begonnen sommigen aan de “lage landen bij de zee” te denken aangezien het koninkrijk der Nederlanden onder het huis Oranje-Nassau ook het goede oude neutralisme beleed. De eerste die zich daar in februari 1936 positief over uitsprak, was waarschijnlijk graaf Charles d’Aspremont-Lynden (1888-1967) . Hij sympathiseerde discreet met de ideeën van Van Severen, daarin gevolgd door andere leden van de aristocratie.

Dankzij tweetalige militanten uit het Brusselse lanceerde het Verdinaso vanaf 1937-1939 Franstalige tijdschriften (L’Ordre Thiois in 1936-1937, Pays-Bas Belgiques in 1939-1940). De publicaties werden positief onthaald door verschillende leden van de aristocratie die de « coup van Loppem » nog steeds niet verteerd hadden.

In die context zag men in de laatste jaren voor de oorlog steeds meer figuren rond Van Severen verschijnen als graaf Eugène de Grunne, de man achter « Belgique-Toujours » en erg anti-Rex, gravin de Limburg-Stirum (geboren prinses Marie-Immaculée de Croÿ), Madeleine de Croÿ en haar broer prins Emmanuel de Croÿ. Er was ook graaf Louis de Lichtervelde, historicus en directeur van La Revue Générale of nog baron Coppée, baron en barones Rolin-Jacquemyns en niet te vergeten graaf Charles d’Aspremont-Lynden, zijn zoon Harold en de onvermijdelijke Pierre Nothomb, auteur, dichter, christelijk senator voor Luxemburg die in zijn jonge jaren rond 1925-1929 fasciserend was geweest na in 1918-1919 als talentvol publicist het Comité de Politique Nationale gediend te hebben …

Kortom, zonder twijfel allemaal notabelen, wat wel erg verschilde van het aanvankelijk “revolutionnaire” profiel van het Verdinaso.

ot-juin-1936.png
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Oorspronkelijke legende : L'Ordre thiois, juni 1936, nr 1
pbb-dAtail.png
Instelling : CegeSoma/Rijsarchief
Oorspronkelijke legende : Pays-Bas Belgiques, januari 1939, nr1, p. 1.

Een basis van militanten ?

In 1935-1936 vervoegden een paar leden van de Brusselse middenklasse van Vlaamse oorsprong het Dinaso maar zij hadden weinig invloed. Daar kwam enige verandering in met de komst in de herfst van 1936 van de architect Jacques Boseret (1914-2002), een Luikenaar die sinds kort in Brussel woonde . Het was een christen van een wat mystieke aard die op zoek was naar een Gemeenschapsorde, maar die erg dynamisch bleek en in 1938 Commissaris generaal voor de Romaanse provincies werd en even later zelfs « Chef du Verdinaso des Provinces Romanes ». Hij poogde vooral basismilitanten aan te trekken voor een beweging die het in het zuiden van het land nog steeds nog steeds niet goed deed. Daarbij ontmoette hij Louis Gueuning (1898-1971), een leraar Frans aan het atheneum van Soignies. Deze had in het midden van de jaren ’30 tevergeefs een « Mouvement de Renaissance Wallonne » willen lanceren. Voor deze christelijke mysticus betekende de ontmoeting met Van Severen een ware « coup de foudre ». Hij werd lid van het Verdinaso in maart 1939. Maar het ontbrak de twee nieuwelingen toch aan statuur om het Franstalige Verdinaso een echte structuur te geven ; voor 1940 bleef het een leeg omhulsel.

Een echte start ?

Eigenaardig genoeg leek er pas echt iets mogelijk te worden in de herfst 1940, d.w.z. na de tragische dood van Joris Van Severen die op 10 mei 1940 als “verdachte” werd aangehouden en enkele dagen later te Abbeville eigenlijk per vergissing was gefusilleerd door Franse soldaten. De Leider van het Verdinaso werd een martelaar in de ogen van de “Nieuwe Orde”-aanhangers. De nieuwe Leider, Emiel Thiers, droomde verder over inplanting in Wallonië wat het duo Gueuning/Boseret dat de leiding in september 1940 opnieuw op zich nam , goed uitkwam. De bezetter liet de Waalse Dinasos met rust; zij maakten geen propaganda maar slaagden er bij het begin van de winter toch in de beweging te structureren op « provinciale » basis. Louis Gueuning die op 4 mei 1940 « Chef des Provinces Romanes » was geworden, kon voor de provincie Waals Brabant als adjunct rekenen op baron Emmanuel Van der Linden d’Hoogvorst, voor Luik op de ingenieur Charles Anciaux en voor Namen op Harold d’Aspremont-Lynden, de zoon van Charles. Luxemburg werd geleid door Lucien Eichhorn, een journalist en later Nieuwe Orde–burgemeester van Aarlen in 1941, « Charleroi » door een zekere André Michel en “Bergen” door Victor Bronchart. Hier en daar bestonden er plaatselijke afdelingen waarvan de actie vooral bestond uit “discrete samenkomsten”. Een van de eerste leden, Paul Danhier, nam zo goed en zo kwaad als het ging de verantwoordelijkheid op voor het Commissariaat-generaal der Romaanse Provinciën en poogde te wedijveren met Rex. De gedemobiliseerde en naar huis teruggekeerde Jacques Boseret tenslotte besteedde steeds meer aandacht aan culturele aangelegenheden en werd lid van de Communauté Culturelle Wallonne…

Wat er ook van zijn, het Verdinaso versie « Thiers-Gueuning » telde tijdens de winter 1940-1941 op zijn best 150 à 200 leden. In deze groep met zijn “volks” zelfbeeld ontbraken arbeiders en landbouwers bijna helemaal ; leden met een vrij beroep waren er wel, maar zij vertegenwoordigden slechts zichzelf. De adel bleef voorzichtig, sloot zich niet echt meer aan en toonde zich erg discreet.

Dit kleine Franstalige “Nieuwe Orde”-groepje – dat afstand bewaarde van de bezetter – verdween op 10 mei 1941 toen het moederhuis Verdinaso o.l.v. Emiel Thiers zich met pak en zak aansloot bij het Vlaamsch Nationaal Verbond, nieuwe “Eenheidsbeweging” in Vlaanderen. De Franstalige Dinasos met een “Groot-Nederlands” ideaal vond men daarna in verspreide slagorde terug : attentisme (Louis Gueuning), verzet (Harold d’Aspremont-Linden) en ook collaboratie (Emmanuel de Croÿ, Lucien Eichhorn, Jacques Boseret,…). 

thiers.png
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Oorspronkelijke legende : Emile Thiers, de opvolger van Joris Van Severen, s.d., Pays-Bas Belgiques, april 1939; p. 4
bosseret.png
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Oorspronkelijke legende : Jacques Boseret, s.d., Pays-Bas Belgiques, april 1939; p. 5

Bibliografie

Jan CREVE, "Jacques Boseret en de Waalse Dinaso’s" in Joris Van Severen : zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed, zijn werk ( Jaarboek 25), Ieper, Studiecentrum Joris Van Severen, 2021.

Patricia JANSSENS, Les Dinasos wallons : 1936-1941, Liège, ULg, 1981-1982 (Mémoire de licence)

Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, T.2, Tielt, Lannoo, 1998, pp. 2739-2745 (Van Severen) en pp.3192-3204 (Verdinaso).

Deze pagina citeren
Franstalige Dinasos (De)
Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/franstalige-dinasos-de.html