vue-d-arlon-kropf.jpg
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Collectie : Kropf
Oorspronkelijke legende : Aarlen, s.d.
België in oorlog / Artikels

Aarlen

Thema

Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)

Als provinciehoofdstad  van de provincie Luxemburg, zou het stadje Aarlen natuurlijk met nieuwe orde en germanisering te maken krijgen. Maar zoals elders zou ook het verzet er langzamerhand voet aan de grond krijgen…

Een kleine, rustige en grotendeels Franstalig geworden stad

Met de Tweede Wereldoorlog in aantocht bleef Aarlen een rustige gemeente. Rex kende in de kleinste provinciehoofdstad van de Waalse provincies (nog geen 11.500 inwoners in 1939) maar weinig succes en verdween in 1938 bijna helemaal. Er was een belangrijke christelijke aanwezigheid – de Parti Catholique Social behaalde 6 zetels op 13 bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 – maar het vrijzinnige blok telde 7 liberale en socialistische verkozenen en kon opnieuw het college van burgemeester en schepenen vormen. De liberale advocaat Paul Reuter (1865-1949) was sinds 1921 burgemeester. Hij zat sedert 1896 in de gemeenteraad en was schepen… en in ’14-’18 verzetsman geweest. Hij cumuleerde verschillende functies : Politie, Financiën en Betwiste zaken. Zijn ploeg was niet van de jongste : de liberale Eerste schepen Jules Massonnet en de Derde schepen, de socialist Oscar Delasortte waren beiden de zeventig voorbij. De socialist Albert Goffaux, Tweede schepen en trouwens volksvertegenwoordiger voor het arrondissement, vertegenwoordigde dus met zijn 58 jaar het “jonge” element . De Provincie werd sedert 1932 geleid door de katholieke gouverneur Fernand van den Corput.

Ondanks de oorlogsdreiging voelde men zich in Aarlen niet echt onveilig. Het was wel een garnizoenstad maar de plannen van de generale staf voorzagen dat de stad niet verdedigd zou worden, alhoewel er in de buurt een aantal bunkers lag dat gebouwd was in de jaren 1934-1935. Maar die waren verlaten en vergrendeld. Bij een Duitse inval moesten de Belgische soldaten zich terugtrekken op de Maas en een aantal vernielingen doorvoeren om de vijandelijke opmars te vertragen. Aarlen had geen strategisch belang, noch voor de oorlogsindustrie nuttige zware nijverheid en kon dus hopen aan het ergste te ontsnappen. Een laatste belangrijk element : het “landje van Aarlen” kon omschreven worden als een Duitstalig gebied dat Franstalig aan het worden was. Op het platteland sprak men weliswaar nog dikwijls het “Moezelfrankisch”, een Germaans dialect, maar Aarlen zelf leek grotendeels Franstalig geworden. 

avenir-du-lux-18-10-1938.png
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : L'Avenir du Luxembourg, 18 october 1938, p.1.

Het einde van de illusies…

avenir-du-lux-26-9-1939-p-2.png
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : L'Avenir du Luxembourg, 26 september 1939, p. 2

De “Schemeroorlog” ging - op de accidentele ontploffing na van de spoorwegbrug van de zgn. Posterie op 24 september 1939 - haast ongemerkt voorbij, maar er heerste in de grensstad toch een eerder drukkende sfeer. De jeugd was gemobiliseerd, de eerste beperkingen lieten zich voelen, een aantal wegen was afgesloten met versperringen en alle bruggen werden ondermijnd. Bij het begin van de Duitse aanval op 10 mei 1940 gingen die allemaal de lucht in. De Belgische soldaten trokken zich zoals voorzien terug, samen met de plaatselijke Rijkswachtbrigade, de provinciegouverneur… en een groot aantal Aarlenaars ( 5000 ? 6000 ?) die in paniek raakten bij de gedachte dat de verschrikkingen van de invasie van augustus ’14 zich zouden herhalen. ’s Namiddags bereikten Franse en Duitse voorhoedes ongeveer gelijktijdig de Luxemburgse provinciehoofdstad ; zij raakten in gevecht met mekaar maar grote vernielingen bleven uit. De ochtend van 11 mei bleef de Wehrmacht meester van het terrein en had het Franse leger zich teruggetrokken. Tijdens de gevechten in het westen zou de stad van de Knippchen een groot veldhospitaal worden voor het Duitse leger, terwijl de eenheden van de Wehrmacht op weg naar het front er slechts passeerden. Aanvankelijk en gedurende vele maanden kwam de bezetter amper tussen in het bestuur van de gemeente en scheen tevreden met een voor een militair bestuur klassieke Ruhe und Ordnung. Gouverneur Fernand van den Corput die zich in het zuiden van Frankrijk in de niet-bezette zone bevond, werd op 17 augustus 1940 vervangen door een d.d. gouverneur, René Greindl (1898-1944), ex-arrondissementscommissaris te St-Vith en Bastogne en perfect tweetalig Frans/Duits. Deze goede en ordelievende belgicist was de geknipte man voor de Brusselse Militärverwaltung… Maar achter de schermen poogden de nazi’s en de plaatselijke Gauleiter Gustav Simon die via een Zivilverwaltung de dienst uitmaakten in het Groothertogdom Luxemburg (dat ze wilden annexeren bij het Reich) ook het zuid-oosten van de Belgische provincie in te lijven. Vormde het Arelerland geen “raciaal Germaans” gebied?  De Militärverwaltung wenste echter - weliswaar zonder de toekomst te hypothekeren - geen onnodige onrust in Belgisch Luxemburg en zou dus gedurende maanden, van het eind van de zomer 1940 tot de lente 1941, de annexatieplannen tegenhouden. Tegelijkertijd zette ze in op een zo groot mogelijke maar meer discrete machtsgreep in de stad. Daarvoor zou ze een efficiënte tussenpersoon gebruiken, de filoloog en folklorist Matthias Zender ( 1907-1993). Deze was afgestudeerd aan de universiteit Bonn, specialist in de zeer pangermanistische Westforschung en een goede kenner van de streek. Vanaf februari 1941 maakte Zender deel uit van het Brusselse militair bestuur als specialist voor de regio en werd op 4 april benoemd tot Kriegsverwaltungsrat voor het Areler Land. Zijn opdracht : werken aan het Germaans karakter van de streek zonder over aanhechting te gewagen en de politiek van het Reich bevorderen. Hij probeerde dus de vroegere democratische en Franstalige notabelen discreet uit te rangeren en te vervangen door een nieuw politiek kader van “Nieuwe Orde”-adepten die gerekruteerd werden in dialectale milieus en kringen van ex-rexisten. Hij zou daar trouwens voor een stuk in slagen. 

Collaboratie…of Kollaboratie ?

De Duitse verordening van 7 maart 1941 « tegen de veroudering van het kader van de Belgische overheidsadministratie » die de zestig-plussers tot ontslag dwong, vormde een goede gelegenheid om het schepencollege en burgemeester Paul Reuter uit te schakelen. Deze had zich weliswaar zeer « flexibel » opgesteld (o.a. wat betreft het plaatselijke “Joodse vraagstuk”) maar zijn verleden van francofiel en verzetsman uit ’14-’18 betekende zijn politieke einde. Ook zijn schepenen moesten eraan geloven wegens de leeftijdgrens of omdat ze solidair wilden zijn met hun burgemeester. Ondanks de tussenkomst van gouverneur Greindl om hen te vervangen door ambtenaren uit het provinciebestuur slaagde Zender erin zijn gelijk te halen. Hij wilde een college vooral samengesteld uit de leden van een Nieuwe Orde-organisatie die hij zelf mee opgericht had, het Deutsche Sprachverein in Arel. Dit Sprachverein stelde zich voor als opvolger van het oude Deutsche Verein van Godefroid Kurth en werd op 19 april 1941 opgericht in het opgeëiste Volkshuis van Aarlen . De vereniging bestond uit een allegaartje van oud-militanten van Rex, leden van het Verdinaso van wijlen Joris Van Severen, folkloristen, amateur-dialectspecialisten en, meer nog, van opportunisten die van de omstandigheden gebruik wilden maken om zich op het voorplan te werken. Officieel heette het dat de groep socio-culturele doelstellingen had eerder dan politieke, maar het ging wel degelijk om een openlijk pangermanistische beweging in de völkische zin van het woord. Voorzitter werd de jonge Léopold Maas en vanaf 9 augustus 1941 verscheen er een weekblad met toch enig niveau, de Areler Volkszeitung, die gebruik maakte van de drukpersen en de redactie van de Brüsseler Zeitung. De nieuwe vereniging bezette het politiek terrein en leverde vanaf 1 november 1941 de burgemeester en alle schepenen … De burgemeesterpost werd toegewezen aan een tot dan toe vrij discrete en niet echt gepolitiseerde figuur, Lucien Eichhorn (1908-1946), journalist en oud- vast secretaris van de Provinciale federatie voor toerisme (1936), ex-commissaris voor ‘s Lands Wederopbouw in Luxemburg (1940), ex- provinciaal commissaris van het Verdinaso (herfst 1940), die niet eens stichtend lid van het D.S.V. was. Na een tijdje als ad interim werd hij pas op 9 mei 1942 door Romsée benoemd. Als schepenen werden Alphonse Ambroes (Financiën), Léopold Maas (Onderwijs en Bevoorrading) en Charles Rouben (Openbare werken en Schone kunsten) aangewezen. Zijn collaboratie had erg Germaanse accenten; Eichhorn zelf stak niet onder stoelen of banken dat hij voorstander was van een aanhechting bij het grote Reich en had de beste contacten met Matthias Zender en de Kommandantur.

De plaatselijke vooroorlogse pers (Les Nouvelles, L’Avenir du Luxembourg) verdween helemaal. In de kiosken zag men naast de ‘nationale’ kranten uit Brussel of Luik enkel de Areler Volkszeitung en het Luxemburger Wort met duidelijk nationaal-socialistische tendens. Overigens begroette de bezetter de opening van een Duitse boekhandel in de Grand-Rue en van een Deutsche Akademie die de  taal van Goethe te Aarlen moesten populariseren. Tenslotte kreeg de provinciehoofdstad ook een vrij belangrijk Wehrmacht -garnizoen van aanvankelijk enkele honderden soldaten (1941-1942) tot meer dan tweeduizend (mei 1944). In die atmosfeer slaagde het Deutsche Sprachverein erin toch een aantal leden te werven met in 1943-1944 iets meer dan 1300 aansluitingen in het arrondissement. Onder de impuls van Léopold Maas begon de vereniging te functioneren als een kleine fasciserende “eenheidspartij” inclusief een jeugdbeweging (de Areler Volksjugend) van een honderdtal leden die een soort genazifieerd scoutisme beoefende. Later toen het verzet in de streek aan kracht won, ontstond hieruit het « Areler Schutzkorps », een soort zelfverdedigingsmilitie … Toen na augustus 1943 de oppositie steeds groter werd , richtte de Sipo-SD (alias « Gestapo », zoals elders) een afdeling op te Aarlen. Deze stond onder leiding van SS-kapitein Heinz Boetcher en telde in haar rangen een bijzonder efficiënte “vertrouwensman”, Paul Lespagnard (1918-1947), een Duitstalige Belg uit een zeer bescheiden milieu. Lespagnard was een ex-communist die voor de SD van Luik ging werken en les gaf aan de Deutsche Akademie. Hij was dynamisch en intelligent en werd vlug een van de meest gevreesde agenten van de nazi-veiligheidsdiensten in het zuiden van Luxemburg, gespecialiseerd in verklikkingen en infiltratiepogingen in het verzet. Gouverneur René Greindl werd zijn zondebok. Toen de vijandschap van het Deutsche Sprachverein steeds groter bleek en de verslagen van Lespagnard steeds negatiever, werd Greindl in november 1943 afgezet. Hij werd voorlopig vervangen door arrondissementscommissaris Max Kiesel en op 1 mei 1944 “definitief” door de jonge rexistische advocaat Jacques Dewez (32 jaar !). De “bestendige deputatie” werd nu helemaal rexistisch (Thiry, Lardinois, Parmentier) en kreeg bovendien een D.S.V.-waarnemer , Dr. Nicolas Muller. Maar toen was het verzet in de provincie bijna algemeen geworden en de aanslagen tegen alles wat met de Duitse orde te maken had steeds talrijker. Greindl werd aan de vooravond van de bevrijding aangehouden net toen hij wilde onderduiken ; hij zou in gevangenschap overlijden …

la-lAgia-4-11-1941-p-2.png
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : La Légia, 4 november 1041, p. 2
areler-volkszeitung.png
Oorspronkelijke legende : Areler Volkszeitung, 23 augustus 1941, p. 1
lespagnard.png
Collectie : Triffaux
Auteursrecht : Droits réservés
Oorspronkelijke legende : Tekening van Leopold Maas, voorzitter van de Deutscher Sprachverein

Een weinig gecentraliseerd en vrij laat gestructureerd verzet dat regelmatig onthoofd werd

Het Belgisch Legioen was de eerste groep die als dusdanig actief werd, maar lang op een passieve manier: op 1 december 1940 werd een sectie opgericht die haar leden discreet was gaan zoeken bij vroegere Ardeense Jagers. De groep werd langzamerhand talrijker, maar de bezetter ging geregeld tot aanhoudingen over en op 2 april 1944 werd het Legioen bijna helemaal opgerold. Vanaf 1941-1942 was er ook sprake van de Belgische Nationale Beweging van Camille Joset, oud- directeur van de Avenir du Luxembourg. In de lente 1944 zou de BNB in Luxemburg niet minder dan 4000 ( ?) man geteld hebben , 1/7e van het totale aantal leden. Als goede Luxemburgse groep werd de BNB vooral bekend door een aantal ad hoc-sluikbladen (La Voix des Luxembourgeois, La Voix des Ardennais, La Voix des Gaumais) om de slechte verdeling van haar officieuze spreekbuis La Voix des Belges in de streek op te vangen . Nog andere groepen ontstonden: ‘Armée Secrète des Ardennes’, ‘Brigade Blanche Luxembourgeoise’ dat goede banden had met zgn. Leger der Bevrijding en « Les Insoumis » van Emile Lambert. Vanaf de winter 1943-1944 kwam het tot steeds meer sabotages van spoorlijnen, hoogspanningsmasten en telefooncentrales. In de buurt van Aarlen werden ook maquis opgericht terwijl aanslagen op collaborateurs beraamd werden, wat tot zware represailles leidde.

Op 24 augustus 1944 voerde het verzet twee kleine bomaanslagen uit op huizen van collaboratie-schepenen. Met goedkeuring van Matthias Zender sloeg Gestapo-man Boetcher hard toe, deed enkele tientallen gijzelaars aanhouden (27 ervan werden weggevoerd naar Duitsland) en liet Dr Jean-L. Hollenfeltz, een plaatselijk weldoener en Rood Kruis-verantwoordelijke, en procureur des Konings André Lucion zonder proces neerschieten. Beiden werden er wegens hun maatschappelijke rang van verdacht heimelijk de vijandschap t.a.v. het Nieuwe Orde-schepencollege aan te zwengelen…

Het einde van de bezetting was vrij bloedig. Op 1 september 1944 vluchtte de top van de collaboratie , burgemeester inbegrepen, per autobus. De Sipo-SD bleef nog even om van 1 tot 4 september een laatste “epuratie” door te voeren waarbij de politieke gevangenen die ze niet kon meenemen naar Duitsland vermoord werden. Meer dan vijftien verzetslui werden die dagen in alle stilte neergeschoten in de bossen in de buurt van Aarlen …

Op 10 september 1944 bereikten de eerste soldaten van de 28e US-infanteriedivisie de stad. Het was het moment van de bevrijding, de epuratie (meer dan 200 « collabos » of verdachten werden opgesloten) en de terugkeer van het wettelijk gezag ; burgemeester Paul Reuter en gouverneur Fernand van den Corput hernamen vlug hun functie. Daarna volgde de wettelijke repressie met o.a. de terechtstelling van de “burgemeester van de machtsovername” Lucien Eichhorn (29 juni 1946) en van « gestapist » Paul Lespagnard (1947). De andere collaboratie-schepenen en het kader van het Deutsche Sprachverein kregen zware straffen (doodstraffen die behalve voor Jean-Pierre Majeres… niet uitgevoerd werden en veroordelingen tot tientallen jaren opsluiting) terwijl de gewone leden veroordeeld werden tot een jaar gevangenisstraf.

libAration-d-arlon.jpg
Instelling : MVCG Indian Head
Auteursrecht : Voorbehouden rechten
Oorspronkelijke legende : Bevrijding van Aarlen, 10 september 1944

Bibliografie

Jean-Marie TRIFFAUX, "Une page d'histoire de l'occupation allemande à Arlon: le Deutsche Sprachverein" in Cahiers - Bijdragen, 14, dec. 19991, pp. 125-176, https://www.journalbelgianhist... https://www.journalbelgianhist...

Jean-Marie TRIFFAUX, Arlon 1939-45. De la mobilisation à la répression, Arlon, 1994.

Jean-Marie TRIFFAUX, Combats pour la langue dans le pays d’Arlon aux XIXè et XXè siècles : une minorité oubliée ?, Arlon, La Vie arlonaise-Institut archéologique du Luxembourg, 2002.


 

Meer weten

27948 Artikels Verzet Maerten Fabrice
27878 Artikels Maquis (Het) en zijn leden: een Waalse specialiteit Colignon Alain
163793 Artikels Repressie Aerts Koen
Deze pagina citeren
Aarlen
Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/aarlen.html