Gewone rechtbanken en militair gerecht
In hedendaagse staten zijn burgers in theorie, wat hun statuut ook is, onderworpen aan dezelfde rechtspraak. Een uitzondering hierop vormen de militairen, niet alleen wegens hun beroep maar ook omdat de rechtspraak in oorlogstijd wordt aangepast. De twee Wereldoorlogen hebben de werking van de militaire rechtsbanken radicaal veranderd.
In 1914 wordt het leger op voet van oorlog gebracht, wat ertoe leidt dat de bevoegdheid van de militaire rechtbanken uitgebreid wordt tot de burgerbevolking en tot gedrag dat in vredestijd door gewone rechtbanken wordt beoordeeld.
Tweede repressie
Op basis van de ervaring met de repressie van de collaboratie in 1918-1919 beslist de overheid in Londen vanaf 1942 dat de personen die militair, ideologisch, economisch en sociaal met het Naziregime gecollaboreerd hebben zich voor militaire rechtbanken moeten verantwoorden. Bij de bevrijding in 1944 begint de vervolging van de collaborateurs door de krijgsauditoraten en hun veroordeling door de militaire rechtbanken.
Een uitzonderingssysteem
Van 1944 tot 1950 zijn er 27 krijgsraden actief (een per gerechtelijk arrondissement), evenals 3 afdelingen van het Krijgshof in Brussel, Gent en Luik (een per ressort van het hof van beroep), een doorslag van de gewone gerechtelijke organisatie. Er worden 400 juristen aangeworven als auditeurs en rechters. Zij worden ondersteund door een onderzoeksdienst en staan onder het hiërarchisch gezag van de auditeur-generaal bij het Krijgshof, tevens Hoge Commissaris voor de Staatsveiligheid, Walter Ganshof van der Meersch.
Een enorme onderneming met blijvende gevolgen
Terwijl er enkele honderden standrechtelijke executies zijn, worden ongeveer 400.000 personen vervolgd door de krijgsauditeurs en worden er 70.000 geïnterneerd. 100.000 personen worden bestraft of verliezen hun rechten. De krijgsraden veroordelen 54.000 beklaagden; 1.247 krijgen de doodstraf; 242 worden gefusilleerd. De krijgsauditeurs nemen de ‘kleine collaborateurs’ op in zuiveringslijsten, waardoor die geen bewijs van burgertrouw kunnen krijgen, wat nodig is om hun politieke en sociale rechten te kunnen uitoefenen.
Terug naar normaal?
Vanaf de terugkeer van de vrede tot het einde van de repressie in 1960 vermindert het aantal bestraffingen door het verlenen van gratie, vervroegde vrijlatingen en eerherstel. Na 1975 zit er geen enkele veroordeelde collaborateur meer in de cel. De herinnering aan de repressie blijft een breuklijn in de Belgische samenleving.
Bibliografie
Aerts, Koen, Dirk Luyten, Bart Willems, en Paul Drossens. Was opa een nazi? Speuren naar het oorlogsverleden. Tielt: Lannoo, 2017.
Luyten, Dirk, en Chantal Kesteloot. Repressie en gerechtelijke archieven : problemen en perspectieven. Brussel: Soma, 2003.
Depoortere, Rolande. La juridiction militaire en Belgique 1796-1998 : compétences et organisation : production et conservation des archives. Vol. 115. Miscellanea Archivistica Studia. Bruxelles: Archives générales du Royaume, 1999.