Het drama van Forêt-Trooz behoorde tot de meest tragische en gedenkwaardige gebeurtenissen van het Belgische verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het was des te ingrijpender omdat het plaatsvond op de vooravond van de bevrijding van het land in september 1944.
Achtergrond en voorbereiding van de verzetsacties
De kleine gemeente Forêt, strategisch gelegen tussen twee belangrijke wegen die Luik met Aken verbindt, vormde een cruciaal verzamelpunt voor operaties om de terugtrekkende Duitse troepen te hinderen. Vanaf september 1943 diende het kasteel del Marmol in Forêt als schuilplaats voor het Geheim Leger (GL), voorheen bekend als het Leger van België. Dit schuiloord, Cheval (“Paard”), viel onder sector 2 van Zone V van het GL en stond onder leiding van kapitein-commandant Jules Vandercapellen.
Eind 1943 telde de groep CT 11, bestaande uit diverse lokale eenheden en werkweigeraars, ongeveer 3.000 leden. De weerstanders waren verspreid over verschillende gemeenten, met sterke variërende aantallen van enkele tientallen tot enkele honderden mannen.
Eerste acties en toenemende spanningen
Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Originele legende : Plan van het Kasteel del Marmol te Forêt-Trooz en omgevingen.
Vanaf juni 1944 voerden de weerstanders van CT 11, gevestigd in de gemeenten Forêt en Trooz, diverse sabotageacties uit tegen Duitse infrastructuur.
Deze acties omvatten het verbreken van communicatielijnen in Vaux-sous-Chèvremont, het blokkeren van spoorlijnen in Fraipont en andere aanvallen in Beyne-Heusay en Colonster.
De groep had echter een gebrek aan wapens, verergerd door de onderschepping van een belangrijke wapenzending met dynamiet en munitie door de Abwehr in mei 1944, als gevolg van een geïnfiltreerde verrader. Deze ongelukkige operatie, bekend als “de zaak van de valse gendarmes”, leidde tot de executie van twee weerstanders, Justin Bloom en Simon Pirmolin, en tot de tijdelijke gevangenneming van andere sleutelfiguren.
Mobilisatie en eerste aanvallen
In september 1944, met de opmars van de geallieerden, gaf Zone V opdracht om alle beschikbare strijdkrachten te mobiliseren om de Duitse troepen te hinderen. Toch ondervond het schuiloord Cheval grote moeilijkheden bij het ontvangen van de beloofde wapendroppings.
Op 3 september nam een patrouille van weerstanders vijf Duitse soldaten gevangen bij de boerderij Montfort, terwijl een andere actie resulteerde in de dood van een Duitser en de zware verwonding van een ander (cf. Verzetsmisdrijven). Op 4 september werden twee infiltranten herkend en gevangengenomen in het kasteel del Marmol. Pas op 5 september, na een reeks schermutselingen, de gevangenneming van Duitse wachtposten en een mislukte poging een keukenwagen in te nemen, werden de Duitse troepen gewaarschuwd voor de aanzienlijke aanwezigheid van weerstanders in de regio.
De Duitse aanval en de slachtpartij
Op de avond van 5 september vielen de Duitsers de boerderij Demonceau aan, waar zich op dat moment ongeveer honderd weerstanders bevonden. De verzetslieden verdedigden zich, maar waren slecht bewapend en verloren vijf mannen. Luitenant Albert Gelise, het hoofd van de schuilplaats, gaf daarop het bevel om de ongewapende mannen te laten vertrekken. Toch keerden ongeveer honderd van hen ’s nachts terug naar het kasteel del Marmol en de boerderij Labeye.
Op de ochtend van 6 september viel een Duitse eenheid van 250 tot 400 man het schuiloord aan. De weerstanders kwamen al snel onder een regen van kogels, granaten en mortierbeschietingen te liggen. Na anderhalf uur hevige gevechten raakten de munitie op en besloten ze zich over te geven. De Duitsers beloofden hen het leven te sparen, maar die belofte werd al snel gebroken. De gevangenen werden aanvankelijk mishandeld, van hun bezittingen beroofd, en de officieren werden gescheiden en vastgebonden met prikkeldraad. Een deel van de gevangenen werd in vrachtwagens naar de gevangenis van Luik gebracht.
De overgebleven gevangenen werden vervolgens geëxecuteerd, één voor één of in kleine groepen, in de binnenplaats van de boerderij Labeye. Sommige gevangenen werden voor hun dood nog mishandeld, wat bleek uit lichamen die met extra verwondingen werden teruggevonden.
Na een plundering werden de gebouwen van het kasteel en de boerderij in brand gestoken. Verschillende weerstanders die zich hadden verstopt, kwamen in de vlammen om. Joseph Clicteur, een van de weerstanders, wist te ontsnappen door zich in de rook te verbergen en een gat in de muur te graven. De baron en barones del Marmol, samen met drie officieren, slaagden er ook in zich te verstoppen en te ontkomen.
Tegen de late namiddag vertrokken de Duitsers, 36 lichamen achterlatend, waarvan vijf dusdanig verkoold waren dat identificatie onmogelijk was.
Het bloedbad op het eiland Monsin
Op de avond van 6 september werden ongeveer 65 gevangenen overgebracht naar de Citadel van Luik. Omdat daar geen plaats voor hen was, werden ze doorgestuurd naar de Citadel van Dinant, waar Eduard Strauch, commandant van de Sipo-SD in Wallonië, hun executie beval. Strauch stond bekend om zijn wreedheid; hij gaf het bevel dat de gevangenen die niet naar Duitsland konden worden overgebracht, moesten worden gedood.
Op 7 september werden de gevangenen naar de stuwdam van het eiland Monsin gebracht. Officier Wilhelm Asthalter leidde de operatie. Staand op de brug begrepen de gevangenen al snel hun lot. Eén van hen, Charles Roland, probeerde te ontsnappen door in de rivier te springen, maar hij werd neergeschoten. De overige gevangenen werden gedwongen op de brug te gaan liggen. Asthalter executeerde hen één voor één door hen een schot in de nek te geven en wierp de lichamen daarna in de Maas.
Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Originele legende : Het kasteel na de brand.
Gevolgen en berechting
Na de oorlog werden de hoofdverantwoordelijken voor deze bloedbaden, Eduard Strauch, Wilhelm Asthalter en Wilhelm Müller, veroordeeld. Strauch werd veroordeeld voor zijn misdaden aan het Oostfront en in België; hij stierf in 1955 in gevangenschap. De doodstraffen van Asthalter en Müller werden omgezet en uiteindelijk kregen ze gratie. Het dossier over de gruweldaden in Forêt-Trooz werd echter in 1948 door het Belgische militaire gerecht zonder gevolg gesloten, omdat de autoriteiten destijds een veroordeling ongelegen vonden.
Het drama van Forêt-Trooz bleef een van de grootste tragedies van het Belgische verzet, gekenmerkt door de moed van de weerstanders en de brutaliteit van de nazi-repressie. Deze tragische gebeurtenissen getuigen van de complexiteit en de verschrikkingen van de oorlog en van de diepe impact die ze hadden op de lokale gemeenschappen en op het collectieve geheugen van België.
Bibliografie
Marquet, Victor. 1995. « La tuerie de Forêt-Trooz ». In Jours de Guerre, nr. 19, 102-115.











