België in oorlog / Artikels

Oorlogsgouverneurs

Thema - Collaboratie - Justitie

Auteur : Wouters Nico (Instelling : CegeSoma)

Eigenlijk konden provinciegouverneurs niet in functie blijven tijdens een oorlog en bezetting van België. Wanneer Koning en regering wegvallen, valt ook de functie van de gouverneur weg. Toch wordt in juni 1940 beslist om de gouverneurs in functie te houden, met als onbedoeld gevolg dat alle Belgische gouverneurs zullen worden vervangen. 

Geen gouverneurs meer ?

Gouverneurs staan aan het hoofd van de uitvoerende macht van de provincie : het zijn door het staatshoofd benoemde functionarissen. De grondwet, de provinciewet (1836) en de besluitwet van 10 mei 1940 suggereren dat gouverneurs (en arrondissementscommissarissen) in tijden van oorlog en bezetting de regering en het staatshoofd moeten volgen. Het Mobilisatieboekje bevestigt dat (artikel 25). Bovendien heeft minister van Binnenlandse Zaken Albert Devèze vlak voor de Duitse inval alle gouverneurs bij hem geroepen, om heb te zeggen dat ze niet in functie mogen blijven in het geval van een vijandige bezetting. Blijkbaar was de situatie tijdens de Eerste Wereldoorlog bepalend voor dit standpunt van Devèze. Gouverneurs moeten de regering volgen, of hun functie neerleggen en als privépersonen ter plaatse blijven. Daarom verlaten zeven van de negen gouverneurs na 10 mei 1940 hun hoofdplaats. Enkel gouverneur Van den Boogaerde van Oost-Vlaanderen en gouverneur Houtart van Brabant zijn als privépersonen nog aanwezig in respectievelijk Gent en Brussel wanneer de Duitse bezetter arriveert. De andere zeven gouverneurs worden door de Duitsers als ‘postverlater’ bestempeld en krijgen een ambtsverbod. Ook Van den Boogaerde krijgt een ambtsverbod. 

1940 : de noodzaak vs. de wet

Na de capitulatie van 28 mei 1940, staat de continuïteit van het bestuur voorop. Het land wordt met enorme problemen geconfronteerd. Secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken Jean Vossen wil daarom toch de gouverneursfunctie behouden. Ook de Duitse bezetter dringt daarop aan. Gouverneur Albert Houtart van Brabant dient een negatief advies in maar Vossen gaat door. Hij vraagt per brief op 18 juni 1940 het advies van Louis Fredericq, de kabinetschef van Koning Leopold III. Vossen wijst op een ‘feitelijke noodzaak’ : “Sur le terrain des textes (…) M. Houtart a raison, mais si je me place sur la terrain des faits, ma conviction est autre”. Fredericq bevestigt op 20 juni 1940 dat hij de ‘instandhouding’ van de gouverneurs (en de arrondissementscommissarissen) steunt. Ook het Vast Comité van de Raad van Wetgeving geeft een positief advies. Wanneer Vossen vaststelt dat de Duitsers acht van de negen gouverneurs een ambtsverbod geven, zorgt de Raad van Wetgeving voor een creatieve achterpoort. De secretaris-generaal kan wel ad interim benoemingen doen : tijdelijk en ‘voor de duur van de oorlog’. Dat wordt eerst op de arrondissementscommissarissen toegepast. Deze achterpoort, put uit de zogenaamde ‘noodzakelijkheid’ voorzien in de wet van 10 mei 1940. De verwachting is ook dat geen nieuwe mensen zullen worden benoemd (van de 34 arrondissementscommissarissen worden er in juni 1940 26 opnieuw geïnstalleerd). Gouverneur Houtart wijzigt nu zijn standpunt en accepteert op 26 augustus 1940 zijn ‘instandhouding’. Ook hij zal na de bevrijding wijzen op de ‘feitelijke noodzaak’ van deze instandhouding : “La machine administrative continuait d’exister, mais on avait supprimé les machinistes”.

Zo worden in augustus 1940 toch acht nieuwe ‘dienstdoende’ gouverneurs benoemd. Drie van de acht nieuwe gouverneurs behoren tot een partij die dan al neigde naar collaboratie : VNV-gedeputeerde Michiel Bulckaert (West-Vlaanderen), VNV-volksvertegenwoordiger Gerard Romsée (Limburg) en de Rexistische ingenieur Antoine Leroy (Henegouwen). De andere nieuwe gouverneurs waren geen partijleden, maar sympathisanten van een Belgische autoritaire nieuwe orde :Jan Grauls (Antwerpen), Georges Doyen (Luik), Georges Devos (Namen), Jozef De Vos (Oost-Vlaanderen) en baron René Greindl (Luxemburg).

laatste-nieuws-21-8-1940-p-1.png
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : Het Laatste Nieuws, 21 augustus 1940, p. 1

Provinciale Führers ?

ord-7-3-1941.png
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Oorspronkelijke legende : Verordnungsblatt, 8 maart 1941
32703
Instelling : CegeSoma
Collectie : Belgapress
Auteursrecht : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : Secretaris-generaal Romsée. [censure photographique]

De benoeming van acht nieuwe gouverneurs in 1940 is belangrijk. Ten eerste omdat het concept van de ‘tijdelijke benoemingen’ een precedent schept dat later ruimer op oorlogsburgemeesters wordt toegepast. Ten tweede omdat het provinciale niveau omgeschakeld wordt. Tussen augustus 1940 en februari 1941 wil men de bestuursorganisatie van gemeenten en provincies in autoritaire zin hervormen. Enkele voorstellen van het Centrum-Lippens in 1940 gaan in die richting. Diverse kopstukken van Rex (waaronder Léon Degrelle) en het VNV zijn voorstander van de uitbreiding van de macht van de gouverneur. Rex-leider Degrelle stelt in een ontmoeting met kersvers secretaris-generaal Gerard Romsée op 6 mei 1941 voor om de bestendige deputaties af te schaffen en de bevoegdheden aan de gouverneur te geven. En ook Eggert Reeder doet die voorstellen op 25 en 31 oktober 1940. Hij wil een uitbreiding van de bevoegdheden van de gouverneur met als twee belangrijkste concrete dossiers een vorm van ‘administratief strafrecht’ voor de voedselovertredingen en de benoeming van een ‘ambtenaar-burgemeester’. Acht van de negen gouverneurs zijn vanaf augustus 1940 mensen die ook voorstander zijn van deze meer autoritaire hervormingen.

 

Zo ver komt het uiteindelijk niet. De Raad van Wetgeving adviseert op 30 september 1940 negatief tegen ‘politieke’ hervormingen van het administratief bestel en daarom gaat nu ook secretaris-generaal Vossen weigeren de hervormingen te steunen. Uiteindelijk wordt de wettelijk-administratieve positie van de gouverneur niet meer fundamenteel gewijzigd. Midden 1941 lijkt de druk en urgentie daarvoor ook weg te vallen : waarschijnlijk omdat intussen met de Duitse ouderdomsverordening en de benoeming van secretaris-generaal Romsée de personele vervangingen de prioriteit zijn van de bezetter en van het VNV en Rex.

 

 

Belang voor de benoemingen

De gouverneur blijft een belangrijke rol spelen in bepaalde benoemingen, met name die van burgemeesters. De gouverneur draagt de kandidaat-burgemeesters en -schepenen voor aan de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken. In theorie een essentiële functie dus, en toch moeten we dat relativeren. Door het Duitse Genehmigung-systeem (de noodzakelijke goedkeuring voor benoeming), was de persoonlijke invloed van de gouverneur beperkt. Vanaf 1941 had vaak slechts één kandidaat voor een bepaalde functie de toestemming : het voorstel en advies van de gouverneur wordt zo een formaliteit. Toch kon een gouverneur wel invloed uitoefenen, door simpelweg te weigeren een benoemingsvoordracht te tekenen en door te sturen. Zo kan hij een benoemingsprocedure de facto blokkeren en dat blijkt inderdaad vooral een probleem voor de kandidaten van Rex in 1941-1943.

De bevoegdheden van de provinciale administratie neemt tijdens de bezetting sterk toe, zeker op drie terreinen: (1) de (lokale) benoemingspolitiek, (2) de ordehandhaving, (3) de controles van de voedselreglementering. Deze uitbreiding van de provinciale bevoegdheden loopt parallel aan de explosieve uitbreiding van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Op welke manier – en hoe interveniërend – een gouverneur optreedt hangt in grote mate af van de individuele persoonlijkheid van de gouverneur. In algemene zin geven de oorlogsgouverneurs politieke sturing aan het bestuur en zenden zij alle omzendbrieven en instructies van de Duitse bezetter door. Het komt bijna niet voor dat ze actief optreden in het repressieve beleid van de bezetter. Zeker in het laatste bezettingsjaar, is een belangrijke taak van elke gouverneur ook wat we ‘dienstbetoon’ zouden noemen : tal van tussenkomsten bij de Duitse bezetter op vraag van gewone burgers.

 

 

31703
Instelling : CegeSoma
Collectie : Belgapress
Auteursrecht : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : Dr. Jan Grauls, burgemeester van Groot-Brussel

Na de bezetting

Gezien het verschillend gedrag, is de naoorlogse beoordeling van oorlogsgouverneurs onderling heel verschillend. Sommige gouverneurs krijgen geen strafrechtelijke veroordeling, terwijl anderen zware straffen krijgen, meestal voor ‘politieke collaboratie’ (artikel 118bis).

Na de bezetting was de herinstelling van de gouverneurs in juni-augustus 1940 één van de ‘beschuldigingen’ die men tegen Jean Vossen en Albert Houtart formuleerde. Het juridische debat over de wettigheid van deze benoemingen, werd in het kader hiervan na de bezetting overgedaan. Vossen en Houtart kwamen niet echt in de problemen. Houtart noemde de beslissing ”d’une incontestable légalité”, omdat de Raad van Wetgeving de wet van 10 mei 1940 positief had geïnterpreteerd en dat werd door de administratieve onderzoekscommissie aanvaardt.

 

 

 

Bibliografie

Verhoeyen Etienne, Belgie Bezet 1940-1944 : een synthese, Brussel, BRTN-Instructieve Omroep, 1993, p. 39 et s.

Wouters Nico, Oorlogsburgemeesters 40-44. Lokaal bestuur en collaboratie in België, Lannoo, Tielt, 2004.

Wouters Nico, De Führerstaat. Overheid en Collaboratie in België (1940-1944), Lannoo, Tielt, 2006

Zie ook

5825 Artikels Administratieve Collaboratie Wouters Nico
33400 Artikels Politieke collaboratie De Wever Bruno
5825 Artikels Gemeentebesturen (lokale administratie) Wouters Nico
32722 Artikels Secretarissen-generaal Wouters Nico
Deze pagina citeren
Oorlogsgouverneurs
Auteur : Wouters Nico (Instelling : CegeSoma)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/oorlogsgouverneurs.html