Gouverneur van de provincie Luik
Georges Petit (°27 december 1885) is voor de bezetting advocaat bij het Hof van Beroep in Luik. Hij wordt in april 1942 benoemd tot gouverneur van Luik na zware druk van José Streel op het kabinet van secretaris-generaal Gerard Romsée (Binnenlandse Zaken). Petit staat eigenlijk buiten de partij en het is José Streel die zijn benoeming doordrukt, tegen de Luikse Rex-afdeling in. Na de benoeming van gouverneur Petit, behaalt Rex ook een meerderheid in de Luikse bestendige deputatie. De rexistische fractieleider in de bestendige deputatie wordt Gaston Chavanne (°1891). Twee andere belangrijke rexisten van de bestendige deputatie worden André Richir (°1898) en Alfred Lisein (°1902).

Originele legende : Le Pays réel, 29 maart 1942, p. 1
Voorstander van "Groot-Luik"

Originele legende : Le Pays réel, 1 november 1942, p. 1
Petit toont zich een gematigde Rexist. Wel speelt hij de rol die de partij van hem verwacht. Hij steunt actief de benoeming van partijgenoten (onder meer van burgemeesters). Hij steunt ook actief de oprichting van Groot-Luik en de benoemingen van partijgenoten in dat schepencollege. Hij heeft ook bijzondere aandacht voor de voedseldiefstallen in 1943-1944 : hij probeert onder meer de Boerenwacht opnieuw te stimuleren in Luik. Toch blijft zijn verhouding met de partij gespannen : zijn kabinetschef, de Rexist Stévart, heeft een veel hechtere relatie met Rex.
De naoorlogse repressie
Na de oorlog komt het tot een proces in februari 1945. De belangrijkste feiten die tegen hem ingebracht werden, waren achtereenvolgens : de benoemingen van collaborerende burgemeesters buiten de gemeenteraad en de steun aan Groot-Luik, zijn steun aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland en zijn steun aan de levering van kerkklokken aan de Duitsers. Daarnaast werden ook nog vermeld : het onrechtmatig ontslag van bepaalde provincieambtenaren om politieke redenen en zijn aanwezigheid op een Rex-manifestatie. Maar gezien zijn gematigde houding worden ook positieve elementen naar voor gebracht. Dat zijn onder meer zijn steun aan onderduikers, zijn verzet tegen Duitse militaire werken in 1944, zijn weigering om de lijsten van het provinciale personeel door te sturen in het kader van de jaarklassenacties (voor de verplichte tewerkstelling) en zijn verzet tegen de collaborerende Communauté Culturelle Wallonne. Petit wordt in eerste aanleg tot tien jaar hechtenis veroordeeld, maar krijgt strafvermindering tot vijf jaar. Die straf zat hij niet uit en hij komt vervroegd vrij.

Originele legende : La Wallonie, 6 mei 1945, p. 1

Originele legende : La Meuse, 7 februari 1945, p. 1.
Bibliografie
Nico Wouters, Oorlogsburgemeesters 40-44. Lokaal bestuur en collaboratie in België, Lannoo, Tielt, 2004
Nico Wouters, De Führerstaat. Overheid en Collaboratie in België (1940-1944), Lannoo, Tielt, 2006