Maurice Verbaet is minister van Justitie kort na de bevrijding (van 26 september 1944 tot 12 februari 1945). Toen stond de bestraffing van de collaboratie bovenaan de politieke agenda en waren de interneringen een grote maatschappelijk-politieke kwestie. Verbaet is een van de minder bekende ministers van Justitie in de tweede helft van de jaren 1940, maar toch heeft hij in zijn relatief korte ambtstermijn enkele niet onbelangrijke initiatieven genomen inzake de repressie. Zo heeft hij een beleid voor de consultatieve commissies bij de interneringscentra uitgewerkt.

Originele legende : Gazet van Antwerpen (13 februari 1946, p. 4)
Maurice Verbaet is behalve jurist, ook licentiaat in de politieke en sociale wetenschappen (Katholieke Universiteit Leuven). Na zijn studies vestigt hij zich in Antwerpen en wordt er advocaat. Zijn stage loopt hij bij meester Le Bon, een specialist in het burgerlijk recht. In 1918 wordt Verbaet enige tijd krijgsauditeur ten velde. Bij zijn aanstelling als minister van Justitie eind september 1944 is Verbaet extraparlementair, maar heeft hij zich ondertussen wel ontpopt tot een sleutelfiguur in de Antwerpse juridische wereld: Verbaet is er deken van de orde van advocaten. Politiek behoort Verbaet tot de katholieke familie. In 1946 kandideert hij met succes voor de Senaat op de CVP-lijst en blijft tot 1954 CVP-senator voor het arrondissement Antwerpen.
Interneringen
Verbaet wordt minister van Justitie na de herschikking van de regering-Pierlot toen die terug naar België was gekeerd en werd uitgebreid met de Kommunistische Partij (KPB). Verbaet volgde Antoine Delfosse (1895-1980) op, die in Londen mee aan de basis had gelegen van het aanpassen van de repressiewetgeving. Op 21 augustus 1944 vaardigde Delfosse ook een circulaire uit over de procedure en organisatie van mogelijke interneringen op basis van een wetsdecreet uit 1918. De internering kon betrekking hebben op burgers van een vijandelijke staat of Belgen die ervan verdacht werden betrekkingen met de vijand te onderhouden, (al dan niet vermeende) collaborateurs met andere woorden.
Na de bevrijding gebeuren interneringen op grote schaal, niet altijd op goede gronden. Op 23 september 1944, drie dagen voor Verbaet in functie treedt, vaardigt Delfosse een ministerieel besluit uit waarmee een of meer ‘consultatieve commissies’ kunnen worden opgericht op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen. Deze dienen om de minister van Justitie te adviseren over de geïnterneerde Belgen en te vragen hen vrij te laten als er geen goede redenen zijn voor de internering. Verbaet voert deze regeling uit. Wanneer hij minister van Justitie wordt, heeft zijn voorganger drie commissies opgericht: twee in Brussel (Nederlands en Frans) en een in Luik. Verbaet zelf richt er nog 55 andere op. Verder publiceert Verbaet circulaires die de procedures stroomlijnen die de consulatieve commissies moeten volgen, de precieze bevoegdheid van de commissies vastlegt, de verhoudingen met andere instanties regelt, omschrijft welke onderzoeksdaden de commissies kunnen stellen en tenslotte de modaliteiten van de verdediging van de geïnterneerde door zijn/haar advocaat bepaalt. Verbaet legt, deels als antwoord op de kritiek die hij in het parlement krijgt op de werking van de interneringscentra, regels vast over groepen die prioritair behandeld moeten worden. Het gaat onder meer om ouderen en zwangere vrouwen, niet verder gespecifieerde ‘lichte gevallen’ en sociaal kwetsbaren enerzijds en personen die de interneringscentra uit handen kunnen geven aan andere instanties zoals minderjarigen jonger dan 16 die kunnen worden overgedragen aan de jeugdrechter anderzijds.
Verder geeft Verbaet een mate van delegatie van bevoegdheid aan de voorzitters van de consultatieve commissies om geïnterneerden vrij te laten, terwijl dit normaal de minister van Justitie toekomt. Op die manier kan het aantal geïnterneerden op korte tijd dalen. Veel aandacht gaat verder uit naar het afstemmen van de procedure voor de consultatieve commissies met de procedures bij de krijgsauditoraten en de afbakening van de bevoegdheden tussen beide instanties. In het kader daarvan wordt vanaf 1 februari 1945 een substituut-krijgsauditeur toegevoegd aan elke consultatieve commissie.

Originele legende : Gazet van Antwerpen (3 oktober 1944, p. 1)

Originele legende : Collaborateurs in een leeuwenkooi, Zoo Antwerpen
Verbaet geeft de consultatieve commissies niet alleen procedurele, maar ook inhoudelijke richtlijnen wat de behandeling van de dossiers betreft. Zo gaat een circulaire van oktober 1944 nader in op het lidmaatschap van het Verdinaso, het VNV en Rex als reden voor een internering. Verbaet geeft aan dat er rekening moet worden gehouden met de concrete opstelling van die partijen in de loop van de bezetting. Enkel wie na een bepaalde datum lid is geworden (na 10 november 1940 voor het VNV bijvoorbeeld), toen al duidelijk was dat de partij de kant van de bezetter had gekozen, komt eventueel in aanmerking voor internering, ook al moet daarbij de opstelling van de betrokkene in het algemeen ten aanzien van de bezetter worden meegenomen om uit te maken of er sprake was van een gebrek aan loyauteit ten aanzien van België of zijn geallieerden. In januari 1945 wijst Verbaet er de commissies dan weer op dat de internering niet noodzakelijk gebaseerd moet zijn op het plegen van strafbare feiten, maar er ook moet worden nagegaan of een persoon die vrijgelaten wordt, een gevaar kan opleveren voor de openbare orde of voor de geallieerde legers, aangzien de oorlog met nazi-Duitsland toen nog bezig was. Verbaet ontneemt met een circulaire van 23 oktober 1944 de burgemeesters het recht om interneringsbevelen te ondertekenen, omdat gebleken was dat dergelijke bevelen vaak aan de oorsprong lagen van niet-gerechtvaardigde interneringen.
Verbaets circulaires vinden hun oorsprong in de noodzaak om de consultatieve commissies op te starten en te laten functioneren, maar zijn tegelijk een antwoord op kritiek die de minister in het parlement te verduren krijgt op activiteiten van diezelfde commissies, zowel van rechts als van links. Op 10 oktober 1944 vaardigt Verbaet een ministerieel besluit uit om voor geïnterneerde vreemdelingen ook consultatieve commissies in te stellen. Verbaet neemt nog maatregelen om de materiële omstandigheden van de geïnterneerden te verbeteren, bijvoorbeeld door artsen aan te stellen bij de interneringscentra.
Verbaet en de repressie

Originele legende : Ganshof Van Der Meersch, na de oorlog
Verbaet onderneemt ook stappen om de collaboratie hard aan te pakken. Het wetsdecreet van 19 oktober 1944 voert opnieuw de mogelijkheid in om bij het Hof van Cassatie in beroep te gaan tegen een vonnis van de Krijgsraad. De mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij het Hof van Cassatie was afgeschaft door het wetsdecreet van 8 juni 1940, omdat het Hof van Cassatie in België was gebleven en het niet mogelijk was om vanuit Frankrijk beroep aan te tekenen tegen een vonnis van een militaire rechtbank in dat land. Na de bevrijding doet dit probleem zich niet meer voor en kan men opnieuw beroep aantekenen bij het Hof van Cassatie.
Verbaet wordt als eerste minister van Justitie geconfronteerd met genadeverzoeken van ter dood veroordeelde collaborateurs. In de meeste gevallen volgt Verbaet het advies van de auditeur-generaal, maar naar de smaak van auditeur-generaal Ganshof van der Meersch (1900-1993) beslist Verbaet niet altijd snel genoeg. Tijdens de ambtsperiode van Verbaet moet ook het beleid worden uitgetekend voor het daadwerkelijk voltrekken van de doodstraffen. Hier neemt Ganshof van der Meersch het initiatief en schrijft in circulaires de procedure voor aan de krijgsauditeurs. Hierbij speelt Verbaet een eerder passieve rol. Verbaet komt wel nog tussen wanneer het voltrekken van executies in de gevangenissen voor onrust zorgt. Op vraag van Verbaet verzoekt Ganshof de krijgsauditeurs om executies niet langer te laten uitvoeren binnen de gevangenismuren.
Bibliografie
Hermann BEKAERT, Le code du conseil de guerre, Brussel, Editions Lumière, 1945.
Georges CASSART, L’internement des suspects et des étrangers. Arrête-loi du 12 octobre 1918 et son application en 1944, Brussel, Larcier, 1944.
Geertrui ELAUT, De consultatieve commissies (1944-1946) binnen de repressie. Een onderzoek naar de Consultatieve Commissie van Ieper, Brussel, Vrije Universiteit Brussel, onuitgegeven masterproef, 2004-2005.
Luc HUYSE, Steven DHONDT, e.a., La répression des collaborations 1942-1952: Un passé toujours présent. Brussel, CRISP, 1993.
Elise REZSÖHAZY, Dimitri RODEN, Stanislas HORVAT en Dirk LUYTEN, Les 242 dernières exécutions en Belgique. Les séquelles de la collaboration, 1944-1950, Tielt, Racine, 2023.
"Silhouettes. M Maurice Verbaet Ministre de la Justice", in: Journal des Tribunaux, 3 december 1944, LIX, 3691, p. 59.
Luc VANDEWEYER, "Verbaet, Maurice", in: Digitale Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, https://encyclopedievlaamsebew....