België in oorlog / Artikels

Oostfrontvrijwilligers

Thema - Collaboratie

Auteur : Wouters Nico (Instelling : CegeSoma)

Op 22 juni 1941 valt Duitsland de Sovjet-Unie binnen. Zo komt een einde aan hun niet-aanvalsverdrag  van augustus 1939. Ongeveer 25,000 Belgen dienden tijdens WOII onder Duits bevel aan het oostfront. Dat waren ca. 20,000 leden van gewapende eenheden en de Waffen-SS, maar daarnaast ook arbeiders en chauffeurs in de frontbouweenheid Organisation Todt en de transporteenheid Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps en zelfs 600 Vlaamse verpleegsters in het Duitse Rode Kruis. 

Het Vlaams Legioen en de Vlaams SS-brigade

Na 22 juni 1941 wordt het Vlaams Legioen opgericht. Het VNV en de Vlaamse SS starten hun werfcampagne op respectievelijk 8 juli 1941 en 11 juli 1941. In de eerste helft van augustus 1941 arriveren in het trainingskamp in Debica (Polen) de Vlaamse compagnie van de Standarte Nordwest en daarna ook een groep van 405 Vlamingen die vanuit Brussel vertrokken. Eind augustus 1941 worden zij gevolgd door 150 mannen uit Antwerpen. Staf De Clercq heeft een akkoord over de autonomie van deze Vlaamse vrijwilligers (onder meer met aparte Vlaamse kentekens, een aparte bevelvoering, een inzet aan het front op basis van vrijwilligheid) maar de Duitsers negeren dat akkoord. Zo ontstaat meteen een conflict tussen de SS-groep Nordwest en de nieuwe Vlaamse vrijwilligers. 320 Vlamingen zouden de verplichte integratie in de SS initieel geweigerd hebben. Op 24 september 1941 wordt Nordwest vervangen door het nieuwe Legion Flandern. Het VNV moet dat accepteren, omdat de militaire inzet politiek te belangrijk is. Pas in het voorjaar van 1943 worden de eerste Vlaamse officieren benoemd. In 1942 en voorjaar 1943 vertrekken twaalf Vlaamse groepen. Uiteindelijk nemen 2,600 Vlaamse mannen deel aan het Vlaams Legioen. Ze dienen als regiment in de tweede SS-infanterie brigade in het noordelijk front, rond Leningrad. Ongeveer 10% van deze mannen sneuvelt, waaronder Reimond Tollenaere (januari 1942).

De spanningen tussen de Vlaams-nationalistische vrijwilligers en de SS blijven woekeren. In mei 1943 weigert een deel van de Vlaamse vrijwilligers de SS-eed af te leggen (‘de rebellen’). 200 van hen houden die weigering vol in november 1943 en worden verwijderd. Op 14 augustus 1943 stopt VNV-leider Hendrik Elias de rekrutering.

Tijdens de bezetting dienen ongeveer 6,400 Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen-SS (1000 van hen worden gedood). Na de bevrijding in september 1944 zullen nog eens 3500 Vlamingen uit België vluchten om dienst te nemen in de Waffen-SS, maar ook de NSKK, de Organisation Todt en het Duitse Rode Kruis. Deze organisaties bestaan na september 1944 dus deels uit nieuwe leden die op het laatste moment toetreden. Dat brengt het totaal van Vlaamse oostfrontvrijwilligers op ongeveer 10,000, waarvan er uiteindelijk 2000 zullen sneuvelen of vermist achterblijven.

 

274127
Instelling : CegeSoma
Auteursrecht : Rechten voorbehouden
Oorspronkelijke legende : Zonder originele legende

Het Waals Legioen

21008-dAp-vol-wallon-aoAt-1941.jpg
Instelling : Cegesoma
Oorspronkelijke legende : Vertrek van Waalse vrijwilligers voor het oostfront, 8 augustus 1941

Rex richt na 22 juni 1941 een Waals Legioen op. De Walen blijven uitgesloten van de SS en moeten dus dienstnemen bij de Duitse Wehrmacht. Rex-leider Léon Degrelle neemt de vlucht vooruit, ook om te vermijden dat een interne concurrent (Fernand Rouleau, hoofd van de Formations de Combat) hem te snel af is. Degrelle lanceert een wervingscampagne op 8 juli 1941. Het Waals Legioen wordt gepresenteerd als een nationaal Belgisch project dat de steun heeft van Koning Leopold III. Degrelle belooft ook dat de inzet aan het front op basis van vrijwilligheid zal gebeuren. Wanneer deze leugens onvoldoende kandidaten opleveren, besluit Degrelle persoonlijk dienst te nemen in het Waals Legioen als gewoon soldaat. Deze gevaarlijke persoonlijke gok werkt : er dienen zich 911 vrijwilligers aan en op 8 augustus 1941 vertrekken 860 Franstalige Belgen (waarvan 730 Rexisten) om dienst te nemen in het Duitse infanteriebataljon 373. Ook voor veel leden van het Waals Legioen is de realiteit een ontnuchtering en van de 860 mannen keren er 268 na enkele maanden op eigen vraag terug naar België, later gevolgd door 60 mensen die niet voldeden. Het Waals Legioen wordt voor het eerst ingezet op 28 februari 1942: na twee maanden blijven er nog 150 mannen over. In 1942-1944 zijn dus voortdurende werfcampagnes nodig.

 

Degrelle en de Waalse SS-divisie (1941-1944)

Degrelle richt al zijn energie en aandacht op het Waals Legioen. Hij klimt geleidelijk op de militaire hiërarchie, om uiteindelijk in 1944 leider van het Legioen te worden.

In mei 1942 komen er 450 vrijwilligers bij (337 werden ingezet), waaronder 170 leden van de jeugdbeweging van Rex (76 van hen worden ingezet). Tegen november 1942 blijven er nog 208 soldaten over. De werfcampagnes gaan in overdrive en 1310 nieuwe vrijwilligers dienen zich aan, naast nog eens 388 leden van de Rexistische Garde wallonne. Rex probeerde ook te rekruteren onder de Waalse krijgsgevangenen (slechts 136 krijgsgevangenen melden zich). Himmler herkent het potentieel en erkent de Walen als deel van het Germaans ras. Als Degrelle dat op 17 januari 1943 aan zijn beweging proclameert, verlaat een deel van de oudgedienden Rex. Met de steun van de SS kan Degrelle wel concurrenten zoals AGRA neutraliseren.

Op 17 mei 1943 centraliseert Himmler de Vlaamse oostfrontstrijders in het zesde SS-Freiwilligen Stossbrigade Langemarck (of ook de SS-Sturmbrigade Langemarck). Op 1 juni 1943 wordt het Waalse Legioen formeel in de Waffen-SS geïntegreerd als de SS-Sturmbrigade Wallonien. Uiteindelijk zal de Waalse SS-Sturmbrigade geleid door Degrelle de eerste buitenlandse SS-eenheid worden die de volle capaciteit bereikt. Op 11 november 1943 vertrekt de Waalse SS-brigade van ongeveer 2000 man sterk naar het Oekraïense front. Daar kent Degrelle zijn moment de gloire : medio februari 1944 leidt hij een miraculeuze uitbraak door de linies van het Rode Leger bij Tcherkassy. Het Derde Rijk zal dit propagandapotentieel maximaal uitmelken : Degrelle ontvangt het Ridderkruis van Hitler op 20 februari 1944 en in april 1944 houdt Degrelle triomfantelijke optochten in Brussel en Charleroi. Van de 2000 mannen uit zijn brigade leven er op dat moment nog 632.

Tijdens de bezetting dienen tussen de 7000 en 8000 Franstaligen in het Waals Legioen en de Waffen-SS, waarvan er officieel 1337 sneuvelen. Na september 1944 zal Degrelle zijn brigade omvormen tot de 28ste divisie van de Waffen-SS en rekruteert hij nog 400 Waalse wachters, 600 Walen van de NSKK, tussen de 150 tot 200 leden van de Rex-jeugdbewegingen 900 Rexistische kaderleden. Deze organisaties bestaan na september 1944 dus deels uit oudgedienden, en deels ook nieuwe leden die op het laatste moment toetreden. Hij brengt het totaal op bijna 4000 manschappen in één divisie. Voor Degrelle wordt deze militaire inzet na juni 1941 belangrijker dan Rex zelf. Zo wordt Rex uiteindelijk onherkenbaar veranderd en de facto leeggezogen. In 1944 heeft bijna 50% van de Rex kaderleden militaire ervaring in het legioen en de Waffen-SS. 


15967
Instelling : CegeSoma
Collectie : Sipho
Auteursrecht : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : Instruction des volontaires de la NSKK dans des centres des environs de Bruxelles. [12/5/1944] [Frei gegeben durch zensur]
pays-rAel-2-4-1944.png
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : Le Pays réel, 2 avril 1944

De uitroeiing van de Joden

Uit recent onderzoek van Frank Seberechts blijkt dat Vlaamse oostfrontvrijwilligers minstens soms getuige waren van – en soms ook direct betrokken waren bij – misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden, onder meer in moordpartijen van Sovjetburgers en/of van Joden. Dat geldt ook voor het Waals Legioen. Volgens Francis Balace nam SS-Sturmfführer Camille Bosquion vrijwillig deel aan moordpartijen van Duitse Einsatzgruppen op partizanen en Joden. Ook uit enkele passages uit brieven van Léon Degrelle aan zijn gezin uit oktober 1941, blijkt dat hij op de hoogte was van de massale moordpartijen op Joden. Gezien de aard van de oorlog aan het oostfront was de directe of indirecte betrokkenheid zo goed als onontkoombaar : het was een strijd waar uitroeiing een oorlogsdoel was en de vastgelegde regels van het internationale volkeren- en oorlogsrecht werden opgezegd. Toch blijven de harde bewijzen daarvan vandaag schaars : de bronnen ontbreken om die systematische betrokkenheid vandaag nog in kaart te brengen. 

Sociale analyse

Een definitief beeld van ‘de oostfrontstrijder’ bestaat nog niet. Eerst kunnen we kijken naar de Belgische militaire collaborateurs (‘wapendragers’) in het algemeen : een ruimere groep waarvan de oostfrontstrijders een deelgroep vormen. Dit geeft al een eerste indicatie. 57% van de veroordeelde Belgische militaire collaborateurs  waren 24 jaar of jonger (5% was ouder dan 45 jaar). 74% kwam uit de arbeidersklasse en een meerderheid kwam uit de stedelijke regio’s. 62% van hen waren Nederlandstaligen. De staal van criminoloog Albert Luyckx uit een onderzoek uit 1947 bij 3,748 wapendragers in de gevangenis van Leopoldsburg bevestigde het hoge aantal arbeiders, maar het bevatte dan weer een hoger aantal ouderen en gehuwde mannen (30% van de gehuwde mannen uit dit staal nam dienst in een militie om een slecht huwelijk te ontvluchten, slechts 2% had een strafblad). Uit de steekproef van Flore Plisnier bij 461 veroordeelde Franstalige wapendragers blijkt een oververtegenwoordiging van industriële arbeiders en werklozen. De leden van het Waals Legioen van eind 1943 waren volgens haar onderzoek ‘nieuwkomers’ (mensen die voor 1940 niet politiek actief waren).

Specifiek wat de oostfrontstrijders betreft, zijn er partiële gegevens. Van de eerste lichting van Franstalige vrijwilligers, waren er 459 (54%) tussen 17 en 26 jaar. Dat blijft ongeveer zo voor 557 vrijwilligers uit 1943.  Uit het onderzoek van Carrein over Vlaamse vrijwilligers met een staal van 3,262 Vlaamse vrijwilligers (na november 1941) blijkt dat 43% tussen 20-24 jaar waren en 33% jonger dan 20 jaar. Uit een onderzoek over Limburg blijkt dat Vlaamse vrijwilligers voor november 1941 wellicht een iets oudere gemiddelde leeftijd hadden. Uit 200 gevallen blijkt dat 50% arbeiders waren en 24% lagere bedienden. Globaal genomen, zo blijkt ook uit onderzoek over Limburg en Kortrijk, was de gemiddelde leeftijd van de Vlaamse oostfrontstrijder 22 jaar en kwam hij uit een stedelijk arbeidsmilieu. In Vlaanderen was de middenklasse in 1941-1942 sterk vertegenwoordigd, om na 1943 vervangen te worden door een arbeidersprofiel.

23742
Instelling : CegeSoma
Collectie : Sipho
Auteursrecht : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : "Un groupe de membres de l'Organisation Todt à la fenêtre du wagon au moment du départ. Een groep leden van de Todt-Organisatie aan het venster van een wagon op het ogenblik van het vertrek. [2/10/1942] [Frei gegeben durch zensur]"
21004-dApart-8-8-1941.jpg

De moeilijke vraag over motieven

7406
Instelling : CegeSoma
Auteursrecht : Rechten voorbehouden
Oorspronkelijke legende : Cyriel Verschaeve.
74530
Instelling : CegeSoma
Auteursrecht : Rechten voorbehouden
Oorspronkelijke legende : Zonder originele legende
31144
Instelling : CegeSoma
Auteursrecht : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : Namen : vertrek Waalse vrijwilligers. [censure photographique 29/7/43]
14903
Instelling : CegeSoma
Collectie : Belgapress
Auteursrecht : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : De 11 juli viering te Antwerpen. Legioensoldaten doen, toegejuicht door de menigte, hun intrede

De Duitse propaganda stelt de strijd aan het oostfront voor als een Europese kruistocht tegen het  communisme. Zo probeert de Duitse propaganda aan te sluiten bij het breed verspreide vooroorlogse anticommunisme in de Belgische samenleving. Zeker na de Spaanse burgeroorlog van 1936, maakt de directe communistische dreiging deel uit van het wereldbeeld van een generatie jonge katholieken. De SS-propaganda zal expliciet refereren aan uitspraken van katholieke clerici uit deze periode. Toch heeft de Duitse bezetting hier tot een fundamentele breuk geleid en kan het vooroorlogse communisme niet meer op dezelfde manier ingeroepen worden als motief. Iemand als de collaborerende priester-dichter Cyriel Verschaeve die de werving voor het oostfront als een christelijke plicht voorstelt, is ook in Vlaanderen een geïsoleerde stem. De Belgische kerkelijke elite en de lokale clerus verzetten zich algemeen en openlijk tegen Duitse militaire indiensttreding voor het oostfront. Bij veel vrijwilligers voor het oostfront speelt het anticommunisme dus een belangrijke rol, maar het is op zich geen voldoende voorwaarde om dienst te nemen. Het is in deze context enkel een versterkend motief en legitimerend argument, in samenspel met andere ideologische of persoonlijke sociale motieven.  Martin Conway en Flore Plisnier noemen de eerste groep van 860 Waalse mannen de ‘ideologische’ groep (juli-augustus 1941). Het waren volwassen en mature mannen met een gezin, gemotiveerd door a) anti-Bolsjevisme, b) bewondering voor Rex-leider Degrelle en c) een naïef Belgisch patriottisme. Dit laatste was belangrijk : velen van de eerste lichting waren overtuigd van de steun van Leopold III. De tweede groep van 450 Rexistische vrijwilligers wordt ook als een ‘ideologische groep’ beschouwd, mede ook omdat hier de 170 leden van de jeugdbeweging van Rex zitten. Deze jongeren worden bewogen door een romantisch-naïef gevoel van plicht, onder invloed van Degrelle en jongerenleider John Hagemans. Vermeldenswaard is ook een groep van Witrussen in België, met een sterk anti-bolsjewisme. De meeste historici noemen de latere groepen van het Waals Legioen niet-ideologisch gemotiveerd. Men spreekt van een meerderheid van mensen aan de marge van samenleving, die vooral dienst nemen uit noodzaak of opportunisme.

De motivatie bij Vlaamse vrijwilligers lijkt anders. De ideologische motieven blijken er meer duurzaam dan in Wallonië. De instroom van VNV-leden blijft duurzaam tot medio 1943, waarna het vermindert (dat ligt uiteraard aan de bovenvermelde beslissing van Hendrik Elias).

Als we echter op micro-niveau kijken naar individuele keuzes, zien we een complexe diversiteit. De Bruyne wijst op anti-Duitsgezindheid bij een meerderheid van de Waalse legioensoldaten en op een grote diversiteit aan inschattingen en motivaties. Zeker tot 1942, vertrokken veel mannen met valse beloftes en foute verwachtingen. Economisch opportunisme is vaak ook niet zo overtuigend : voor mannelijke collaborateurs die een uitweg zochten uit een moeilijke economische situatie, bestonden er veiligere en meer zekere pistes dan hun leven wagen aan het oostfront. Het aantal vrijwilligers nam in 1944 ook niet af. Men kan hier veronderstellen dat het gaat om collaborateurs voor wie alles afhangt van de Duitse overwinning, maar althans voor Vlaanderen is dat niet helemaal het geval : de stroom rekruten in 1944 lijkt in belangrijke mate te komen van Vlamingen die al in Duitsland zaten (arbeiders). De term ‘ideologie’ dekt veel ladingen. De scheidingslijn tussen het begrip ‘ideologie’ en ‘sociale situatie’ is ook niet altijd duidelijk. Ook moeten psychologische persoonlijkheidsfactoren in rekening gebracht worden. Zo is duidelijk dat bewondering voor de figuur van Degrelle in Wallonië een grote invloed had. Maar ook sociale netwerken spelen mee :  zo kan gespeculeerd worden dat in kleinere gemeenten met veel sociale controle, jonge mensen gemakkelijker afgeraden werd dienst te nemen waar in stedelijke omgevingen die sociale druk onbreekt. Leden van Vlaams-nationale families voelden dan weer de druk zich te bewijzen en dienst te nemen.

Eén homogene verklaring voor de motieven bestaat dus niet. Eigenlijk moet worden gezegd dat de bronnen ontbreken om de motieven goed te ontleden. De vraag stelt zich in hoeverre de geschiedschrijving zich op deze manier deels inschrijft in beeldvorming. Nationale studies ontbreken vaak : men bekijkt ofwel Franstalig België ofwel Vlaanderen. Die wederzijdse confrontatie van beide casussen is een gemis. In studies over het Waals Legioen ontbreekt vaak de vraagstelling naar psychologische of ideologische factoren. Zo sluit geschiedschrijving aan bij het maatschappelijke clichébeeld van de Rexistische strijders als criminelen, gewelddadige avonturiers en marginalen. De bestaande ‘romantiserende’ traditie in sommige geschriften, behoort in Franstalig België tot de (extreem-rechtse) marge. In de Vlaamse beeldvorming was het beeld van  de romantisch-idealistische (en misleide) oostfrontstrijders dan weer dominant, waardoor de sociale analyse lange tijd ook in geschiedschrijving naar de achtergrond verdween. Naar de motieven en de ervaringen van Belgische oostfrontstrijders kan dus zeker nog onderzoek gevoerd worden, zeker in een gedeeld Vlaams-Franstalig kader.

Bibliografie

Simon Augustyn, ‘Wij zijn hier Heeren’. Een studie over de sociale achtergrond en motivaties van Oostfronters uit Groot-Kortrijk, (mémoire de master, UGent), 2015.

Francis Balace, “1er Février 1944, Mort de François Bovesse : Un Assassinat-Test ?” Jours de Guerre, no. 11-12–13, 1997: 113–40.

Francis Balace, ‘Légion Wallonie’, in P. Aron and J. Gotovitch (eds), Dictionnaire de la Seconde Guerre mondiale en Belgique, Bruxelles, 2008, pp. 243-245.

Kristof Carrein, ‘De Vlaamse Oostfronters.Sociaal profiel en wervingsverloop, november 1941-augustus 1944’, in BEG, 1999-6 pp. 107-149, https://www.journalbelgianhist....

Martin Conway, Collaboration in Belgium: Léon Degrelle and the Rexist Movement 1940-1944, London/ Yale, 1993.

Bart Crombez, ‘De Algemene SS-Vlaanderen’ in Cahiers-Bijdragen, Volume 17, 1995, pp. 165-202, https://www.journalbelgianhist....

Eddy De Bruyne, Les Wallons meurent à l'Est: la Légion Wallonie et Léon Degrelle sur le front russe, 1941-1945, Bruxelles, 1991, pp. 23-24, 29-30 and 35-38.

Eddy De Bruyne, For Rex and Belgium: Léon Degrelle and Walloon Political and Military Collaboration 1940-1945, 2004,  p. 332.

Bruno De Wever, "Rebellen" aan het Oostfront : de politieke moeilijkheden bij de Vlaamse oostfronters (deel 1), in Wetenschappelijke Tijdingen, LIII, 4/1994,  pp. 201-215.

Bruno De Wever, ‘Military collaboration in Belgium’ in Wolfgang Benz, Johannes Houwink  ten Cate and Gerhard Otto (eds.), Die Bürokratie der Okkupation. Strukturen der Herrschaft und Verwaltung im besetzten Europa, Berlin, 1998, pp. 153–72;

Albert Luyckx, ‘Les porteurs d'armes’, in "La répression de l’incivisme en Belgique. Aspects judiciaire, pénitentiaire et social". Revue de droit pénal et de criminologie, XXVII, Brussel, 1947, pp. 843-855.

Willy Massin, Limburgers in het Vlaams Legioen en de Waffen-SS, Kortessem, 1991.

Flore Plisnier, Te wapen voor Hitler. Gewapende collaboratie in Franstalig België 1940-1944, Antwerpen/Amsterdam/Brussel, 2008, p. 72.

Frank Seberechts, Drang naar het Oosten. Vlaamse soldaten en kolonisten aan het Oostfront, Antwerpen, Polis, 2019. 

Nico Wouters, “Belgium”, in David Stahel and Lisa Lines (eds.), Joining Hitler’s Crusade: European Nations and the Invasion of the Soviet Union, Cambridge UP, 2017, pp. 260-287.

Meer weten

17536 Artikels Collaboratie De Wever Bruno
165211 Artikels Militaire collaboratie De Wever Bruno
274127 Artikels Collaboratie in Vlaanderen De Wever Bruno
274127 Artikels Collaboratie in Vlaanderen De Wever Bruno
33400 Artikels Politieke collaboratie De Wever Bruno
Deze pagina citeren
Oostfrontvrijwilligers
Auteur : Wouters Nico (Instelling : CegeSoma)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/oostfrontvrijwilligers.html