Drie maanden vóór de razzia’s in Meensel-Kiezegem wordt de noordelijke omgeving ervan door gelijkaardige acties opgeschrikt. In mei 1944 vinden aanhoudingen plaats in de buurdorpen Molenbeek-Wersbeek, Sint-Joris-Winge en Onze-Lieve-Vrouw-Tielt. Maar ook Bekkevoort en Assent, verder naar het noordoosten gelegen, delen in de klappen. Hetzelfde geldt voor de stad Diest. In totaal zien ruim veertig burgers zich van hun vrijheid beroofd. Ongeveer de helft van hen woont of verblijft in Molenbeek-Wersbeek, een gemeente die in 1977 bij Bekkevoort zal worden gevoegd. Allen worden ze in juni 1944 per trein naar Duitsland gedeporteerd.
De modus operandi in Molenbeek-Wersbeek en omgeving is een voorafspiegeling van die in Meensel-Kiezegem. Ten eerste zijn de aanhoudingen te groeperen in twee golven met ongeveer tien dagen tussentijd. Ten tweede situeert het merendeel van de arrestaties zich binnen de tweede golf. Ten derde is er niet enkel sprake van fysieke, maar ook van psychologische terreur. De agenten van de Sipo-SD trachten onschuldigen te veranderen in schuldigen. Bij het oppakken van nieuwe slachtoffers wijzen ze eerdere gearresteerden, afkomstig uit dezelfde buurt of kennissenkring, aan als verrader.
Toch springt, buiten het evidente gegeven dat de acties zich niet tot één gemeente hebben beperkt, een intrigerend verschil in het oog. Aan de gebeurtenis in Molenbeek-Wersbeek en omgeving gaat een fatale vergissing vooraf, begaan door een overmoedige jongeman. De onvoorstelbare verwikkelingen waartoe hij de aanzet geeft, maken dat we gerust van een tragedie kunnen spreken.
Proloog
Net als Meensel-Kiezegem omvat Molenbeek-Wersbeek twee kerkdorpen die in de Nederlandse tijd administratief zijn verenigd. Samen vormen ze een rustige landbouwgemeente in het Hageland, zonder noemenswaardige verschillen qua dialect of mentaliteit. Bij de aanvang van de Eerste Wereldoorlog krijgt Molenbeek-Wersbeek het hard te verduren. In augustus 1914 branden de Duitse troepen er veertien huizen plat en gaan ze zich te buiten aan plunderingen. Zwaar getekend door zijn frontervaringen, voedt oud-strijder Jozef (Jef) Van Emelen zijn kinderen op in een geest van vaderlandsliefde. Als in mei 1940 opnieuw Duitse invallers door Molenbeek-Wersbeek trekken, voelt Jef zich vernederd. Een en ander verklaart waarom zijn familie, met inbegrip van zijn zus Bertha en haar man Georges Van Dael, zich tijdens de bezetting aansluit bij de Nationale Koninklijke Beweging (NKB).
Op 1 mei 1941 richt leider Lucien Meyer uit Aarschot een NKB-afdeling op te Molenbeek-Wersbeek. De afdeling vergadert ten huize van Jef Van Emelen. Vooral zijn oudste zoon Frans, die in 1942 afstudeert als onderwijzer, neemt het engagement ter harte. De lokale NKB laat zich in met het voortijdig afmaaien van koolzaad, dat de bezetter gebruikt voor het vervaardigen van smeerolie. Ook biedt ze hulp aan geallieerde piloten en werkweigeraars en zoekt ze onderduikadressen voor Russische krijgsgevangenen die uit de Limburgse mijnen ontsnapt zijn.
Vanuit Onze-Lieve-Vrouw-Tielt propageert onderwijzer Kamiel Verhaegen fel de anti-Duitse gezindheid en de steun aan de NKB. “Meester Verhaegen” is een bezielende kracht die niet terugdeinst voor manifestaties ter ere van verongelukte Britse piloten. Zo neemt hij op 30 juni 1943 spontaan het woord op het kerkhof van Houwaart ten overstaan van talrijke toehoorders, ook afkomstig uit Molenbeek-Wersbeek en Bekkevoort en veelal getooid met bloemenkransen en driekleurige wimpels.
Diest is tijdens de bezetting een belangrijke garnizoensstad voor het Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps (NSKK). De talrijke voertuigen van dat korps zijn er een doorn in het oog. In Diest is een lokale verzetsgroep actief die aanvankelijk aanleunt bij het Onafhankelijkheidsfront (OF), maar zich later aansluit bij het Geheim Leger. Samen met de latere burgemeester en senator Omer Vanaudenhove behoort politiecommissaris Frans Neyskens tot de kopstukken. Het NSKK telt onder haar technici in Diest Russische krijgsgevangenen. Neyskens kan enkele van hen ertoe overhalen de vrachtwagens te saboteren, met behulp van door Londen bezorgde pastilles. Hij heeft alle belang bij een behoedzaam optreden. Zijn politieke overste is immers VNV-oorlogsburgemeester Jules Vertessen. Het VNV levert trouwens nog andere burgemeesters in de regio, bijvoorbeeld Alfons Michiels in Bekkevoort.
In het voorjaar van 1944 nemen de spanningen tussen verzet en collaboratie sterk toe. Eind april worden in Molenbeek-Wersbeek enkele woningen bekalkt met vaderlandslievende opschriften. Een Duitsgezinde merkt dat ook zijn gevel beklad is. Hij beschuldigt de familie Van Emelen en dreigt ermee Jef en zijn zonen achter prikkeldraad te laten zetten.

Originele legende : Kamiel Verhaegen drie dagen na zijn thuiskomst uit het concentratiekamp Buchenwald samen met het onderwijzersteam van de gemeentelijke jongensschool te Tielt. Van links naar rechts: Foulon, Truyens, Michiels, Martha Nuyts (echtgenote Michiels), Louise Robeyns en meester Van Mellaert (uit Schoonderbeuken)

Originele legende : Frans Neyskens in het huldeschrift van Het Geheim Leger - Schuiloord: Diest ter ere van zijne helden, 24 december 1945 (met dank aan Robert De Cock)
De valstrik

Frans Joris groeit als impulsieve jongen op in Diest en wordt zeventien op 30 januari 1944. Op school heeft hij aan toneel gedaan en de bijnaam “de Kek” gekregen. Op zoek naar eetwaren schuimt hij het omliggende platteland af, tochten die hem weleens tot Assent en Molenbeek-Wersbeek brengen. Joris wil toetreden tot het verzet, maar het blijft bij geïsoleerde acties samen met enkele vrienden. Het georganiseerde verzet houdt de boot af. Neyskens en anderen vinden het te riskant om met zo’n jong en onvoorzichtig iemand in zee te gaan.
“De Kek” laat zich niet tegenhouden en hengelt naar wapens voor het verzet. Op zekere dag ontmoet hij Mathias van den Enden, één van de vele Nederlandse NSKK’ers die in Diest zijn gelegerd. Deze gaat heel vertrouwelijk met Joris om en sluit met hem een wapendeal. Hij belooft aan Joris ’s anderendaags een machinepistool te verkopen. Na de ontmoeting brengt de NSKK’er zijn commandant op de hoogte. Deze beveelt hem de verkoop te doen, maar nadien de koper aan te houden.
Op 9 mei 1944 treft de NSKK’er Joris op de afgesproken plaats te Diest. Van den Enden neemt eerst het geld in ontvangst, maar richt dan het vuurwapen op Joris en houdt hem aan. Op dat ogenblik komen enkele agenten van de Sipo-SD tevoorschijn die vooraf door het NSKK zijn getipt. Ze sluiten Joris op en onderwerpen hem aan hardhandige ondervragingen. Hij verklapt een aantal namen en ziet, tussen de mishandelingen door, zijn ondervragers naar een afzonderlijk lokaal gaan. Fernand Faingnaert en Lambert François Janssens, twee Vlaamse medewerkers van de Sipo-SD Leuven, zullen in 1945 verklaren dat zich daar collega’s van hen bevinden, maar ook burgemeester Vertessen. Het backoffice zou de ondervragers instrueren en telkens advies geven over de verklapte namen. Volgens Faingnaert en Janssens komen enkel personen met een positief advies in aanmerking voor een aanhouding. Onder hen politiecommissaris Neyskens.
De razzia’s
In een eerste fase worden op 9 en 10 mei 1944 een tiental personen in Diest en omgeving aangehouden. In meerdere gevallen laat de Sipo-SD zich op zichtbare wijze door Joris vergezellen. Getuigen merken hem op bij de aanhouding van molenaar Ferdinand Alen te Assent. Als in Molenbeek-Wersbeek Frans Van Emelen wordt opgepakt in aanwezigheid van zijn ouders, twee broers en zusje, wordt “de Kek” mee naar binnengesleurd. Jan Van Roosendael, één van zijn folteraars en ondervragers, wijst Joris aan tegenover het zusje met de woorden: “Het is deze die uw broer doet weghalen.”
Dezelfde Van Roosendael neemt deel aan de tweede fase die op of omstreeks 20 mei 1944 de regio aandoet en ongeveer dertig aanhoudingen oplevert. Molenbeek-Wersbeek telt twintig gearresteerden onder wie Van Emelen, zijn twee overige zonen, zijn zus Bertha en haar man Georges. In Onze-Lieve-Vrouw-Tielt wordt Kamiel Verhaegen aangehouden, in Bekkevoort zijn collega-onderwijzers Marcel Blockx en Alfons Menten met nog andere burgers. Eén van die laatste herkent het handschrift van burgemeester Alfons Michiels op een lijst die Fernand Faingnaert achterlaat bij een andere gearresteerde.

Collectie : Marijke Stiers
Originele legende : Ferdinand Alen, 1920
In Diest is het de beurt aan commissaris Neyskens en enkele anderen. Hetzelfde lot is beschoren aan veearts Guillaume Van der Waeren te Sint-Joris-Winge. Zijn broer Remi, landbouwkundig ingenieur, wil hem vrijkopen en meldt zich een paar dagen later bij de Sipo-SD in Leuven. Maar ook hij belandt achter de tralies. Zij die op 20 mei zijn gearresteerd, worden eerst overgebracht naar een voormalige kazerne te Diest en vervolgens naar de gevangenis van Sint-Gillis.

Originele legende : Guillaume Van der Waeren, 1941

Originele legende : Remi Van der Waeren, begin jaren 1940
De deportaties

Originele legende : Rouwprentje van Jozef, Frans, Georges en Louis Van Emelen, januari 1946

Originele legende : Het overlijden van Georges Van Dael zoals geregistreerd in het kampcomplex van Dora-Mittelbau (Individuelle Häftlings Unterlagen - KL Mittelbau (Dora) 1.1.27.2 / 2576750, ITS Digital Archive, Arolsen Archives)
Tijdens de eerste helft van 1944 legt de Duitse bezetter vanuit België vier grote treinkonvooien in naar het concentratiekamp van Buchenwald. De arrestanten uit Molenbeek-Wersbeek en omgeving zitten op het tweede en derde transport en bereiken Buchenwald respectievelijk op 8 mei en 23 juni. Er is één uitzondering. Bertha Van Emelen, de enige vrouwelijke gevangene, wordt gedeporteerd naar Ravensbrück. Zowel de reis naar als de aankomst in Buchenwald verlopen in mensonterende omstandigheden. Maar voor de meeste gedeporteerden moet het ergste nog komen. Na een quarantaine van een paar weken in Buchenwald volgen namelijk vele overplaatsingen naar het kamp van Dora, “de hel van Buchenwald”, en aansluitend naar één van de buitencommando’s die van daaruit worden aangestuurd. Het Dora-complex staat synoniem voor erbarmelijke levensomstandigheden, uitputtende arbeid, mishandelingen, honger en ontbering. De sterftecijfers lopen er enorm op, ook bij de groep gearresteerden die uit Molenbeek-Wersbeek en omgeving afkomstig is.
Na 8 mei 1945 kan grosso modo slechts één op vier uit de groep naar België terugkeren. De onderwijzers Kamiel Verhaegen en Marcel Blockx halen het, hun confraters Alfons Menten en Frans Van Emelen niet. Van de zes gedeporteerden uit de familie Van Emelen is Bertha de enige overlevende. Haar man, haar broer en diens zonen hebben in het Dora-complex de dood gevonden, net als molenaar Ferdinand Alen, politiecommissaris Frans Neyskens en de gebroeders Guillaume en Remi Van der Waeren. Het lot van diegenen die in de chaotische weken vóór de Duitse nederlaag nog op transport zijn gezet, blijft lange tijd onzeker. De eveneens gedeporteerde Frans Joris hoort tot de teruggekeerden, maar heeft longtuberculose opgelopen. Zijn fysieke conditie blijft zeer precair.
Epiloog
In 1946 worden Fernand Faingnaert en Lambert François Janssens gefusilleerd. Aan Alfons Michiels wordt na beroep tien jaar gevangenisstraf opgelegd. Jan Van Roosendael en Jules Vertessen blijven ook na beroep ter dood veroordeeld, maar krijgen genade.
In de jaren onmiddellijk na de oorlog houden velen in Diest Frans Joris voor een onverantwoordelijk iemand, een verrader zelfs. Mocht hij zich buitenshuis begeven, dan stelt hij zich volgens de lokale politie bloot aan gewelddaden vanwege andere gedeporteerden of hun familie. De krijgsauditeur in Leuven onderzoekt zijn dossier, maar besluit tot een buitenvervolgingstelling. Joris heeft weliswaar talrijke personen verklikt, maar blijkt onder de druk van folteringen te hebben gehandeld.
Anderen vragen zich af of het niet beter is de zaak te laten rusten. Een plaatselijke correspondent van het inlichtingennet Marc pleit voor begrip: “Ik moet hieraan toevoegen dat Joris teringlijder is, meer te beklagen dan te verwijten. Hij was jong, zonder ondervinding, en heeft wellicht zonder hiervan weetachtig te zijn, de zaak der Duitschers gediend, ten nadele onzer zoo brave en moedige medeburgers.”
Eind 1946 verlaat Joris zijn geboortestad en vindt onderdak bij een tante in Duinbergen, Heist-aan-Zee. Hij raakt niet verlost van de ziekten en ontberingen uit zijn kamptijd. Maar naar eigen zeggen kwelt datgene wat hij als laffelijke aantijgingen ziet, hem nog meer. Met zijn overlijden in Brugge op 12 november 1950 kent de tragedie haar noodlottige einde.
Bibliografie
Verantwoording
De razzia’s te Molenbeek-Wersbeek en omgeving zijn tot dusver nog niet historisch-wetenschappelijk onderzocht. De status quaestionis hierboven is daarom vaak microgeschiedenis, gebaseerd op erkenningsdossiers van de Dienst Archief Oorlogsslachtoffers, de gepubliceerde egodocumenten van Bertha Van Emelen en Kamiel Verhaegen en gesprekken met familieleden van gedeporteerden.
De alinea over het verzet te Diest is ontleend aan de publicatie van Daniël Jannes.
Bibliografie
Brussel, Dienst Archief Oorlogsslachtoffers, Erkenningsdossiers voor het statuut van weerstander en politiek gevangene.
Sam COSTENS, Halt! Gestapo! Een studie van de Sipo SD Nebenstelle Leuven december 1943-september 1944, masterproef Ugent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep nieuwste geschiedenis, 2010.
Daniël JANNES, Diest tijdens de Tweede Wereldoorlog, Diest, Kiwanis Mosterdpot, 1994.
Bertha VAN EMELEN, Een graanhalm in stormen. Bewogen ervaringen (…) tijdens twee oorlogen, als kind, als echtgenote, als moeder, door: Maria VAN EMELEN, Molenbeek-Wersbeek, Tienen, Kantoro, 2009 (oorspronkelijk uitgave in eigen beheer in 1992).
Kamiel VERHAEGEN, Ik was een bandiet, Aarschot, De Klamper, 1945 (heruitgave in eigen beheer in 1996).