België in oorlog / Personen

Rottesman Esther

Thema - Jodenvervolging - Verzet

Auteur : Vagman Vincent (Instelling : Agence Projet-Histoire)

Om deze pagina te citeren

Verzetsvrouw, raciaal gedeporteerde, menselijk proefkonijn en overlevende

Esther Rottesman, geboren op 14 februari 1903 in Zalubincze (Nowy Sacz), Polen, emigreerde in 1921 samen met haar moeder naar Brussel. Datzelfde jaar trouwde ze er met Mayer Miliband, een geloofsgenoot uit Warschau die al sinds 1919 in de hoofdstad verbleef. Een jaar later kreeg het koppel een dochter, Annie, die in januari 1922 in Anderlecht ter wereld kwam.

Esther Rottesman
Auteur : Daniel Wojczyk
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Weblegende : Esther Rottesman bij haar aankomst in België.

Van oorlogsuitbraak tot aansluiting bij het verzet (mei 1940 – januari 1941)

In mei 1940, na de Duitse inval in België, slagen Esther Rottesman samen met haar man en dochter met de wagen op de vlucht. Hun tocht bracht hen naar Palavas-les-Flots (Hérault), waar ze enkele weken verbleven en meehielpen bij lokale wijnbouwers. Nadien keerden ze terug naar Brussel.

Tegen het einde van het jaar 1940 werden hun namen opgenomen in het Jodenregister dat door de bezetter was ingesteld.

In januari 1941 kwam Esther Rottesman in contact met verzetskringen. Nog vóór de oorlog had ze de postbode Jean Wittenbergh leren kennen. Op zijn verzoek verklaarde ze zich bereid om clandestiene kranten te verspreiden. Ze bezorgde telkens pakketten van vijfentwintig exemplaren, die ze zelf in brievenbussen stak of via kennissen liet circuleren — onder wie Marthe Hermans uit Schaarbeek, en Henri Preiserowicz en W. Leslau uit Brussel.

Deze activiteit zette ze voort tot half januari 1942, toen Jean Wittenbergh naar aanleiding van een verklikking werd opgepakt.

Sluikpers, valse identiteitskaarten en de verdenkingen van de Sipo-SD

Jean Wittenbergh, aanvankelijk opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis en vervolgens in Merksplas, werd op 16 juli 1942 vrijgelaten. Tijdens zijn detentie had de voormalige postbeambte achttien verhoren ondergaan, telkens gepaard met stokslagen of elektroshocks, zonder ooit de namen van zijn medestanders prijs te geven. Ondanks zijn arrestatie besloot hij zijn activiteiten in het verzet verder te zetten (voor hij in juli 1944 opnieuw werd opgepakt) en zocht hij opnieuw contact met Esther Rottesman.

Esther Rottesman - Témoignage Jean Wittenbergh
Instelling : Dienst voor Oorlogsslachtoffers
Collectie : Dossier Esther Rottesman
Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Weblegende : Verklaring van Jean Wittenbergh over de samenwerking van Esther Rottesman binnen het verzet

Rottesman hervatte het werk aan zijn zijde. Naast de verspreiding van clandestiene verzetsbladen zamelde ze financiële middelen in, en verdeelde ze valse identiteitskaarten onder mensen die de onderduik ingingen. Daarnaast fungeerde ze als tussenpersoon bij pogingen om vluchtelingen naar de zogenaamde “vrije zone” in Zuid-Frankrijk over te zetten.

De jacht op Joden bereikte intussen een hoogtepunt, na de verplichte oproepingen naar de Kazerne Dossin in Mechelen en de eerste deportatiekonvooien naar Auschwitz-Birkenau vanaf augustus 1942. In deze context hielp Rottesman eveneens onderduikers om via de niet-bezet gebiedsgrens te ontsnappen.

Uiteindelijk kreeg de Sipo-SD vermoedens over haar activiteiten. De aandacht van de Duitse politie richtte zich onder meer op de clandestiene oversteek van de familie Muldorf. Deze familie werd gearresteerd en belandde in het interneringskamp van Rivesaltes, waar Joodse gevangenen uit de “vrije zone” werden samengebracht. Het is hoogst waarschijnlijk dat de Muldorfs onder dwang hun route vanuit België moesten toelichten. De informatie bereikte, zo lijkt het, de Sipo-SD in Brussel.

In oktober 1941 vielen Duitse politiemannen binnen in het appartement van Esther Rottesman, op de Alsembergsesteenweg in Vorst. Ze was op dat moment niet thuis. Haar huisbazin lichtte haar in dat de arrestatie van de Muldorf-familie ertoe had geleid dat de Duitse politie haar verdacht van betrokkenheid bij het illegaal overbrengen van personen naar de “vrije zone”.

Arrestatie en deportatie (januari 1943 – april 1943)

De Sipo-SD zette haar toezicht onverminderd voort. Op 21 januari 1943 werd Esther Rottesman thuis verrast door een Duitse politiepatrouille. Bij de huiszoeking werden valse doorgangsbewijzen naar de vrije zone ontdekt, wat de Duitse vermoedens bevestigde. Bovendien bleek dat Rottesman en haar echtgenoot Mayer Miliband als ondergedoken Joden leefden.

De volgende dag werden beiden overgebracht naar de Kazerne Dossin in Mechelen. Hun dochter Annie ontsnapte aan de arrestatie.

Het deportatieritme vanuit Mechelen lag op dat moment laag; de bezetter slaagde er moeilijk in nieuwe konvooien samen te stellen. Het voorafgaande transport — in feite de samengevoegde konvooien 18 en 19 — was op 15 januari 1943 vertrokken, één week vóór de aankomst van het echtpaar Miliband-Rottesman.

Zoals alle gevangenen van het verzamelkamp kregen ze dagelijks slechts een kwart brood en een kom slecht bereide soep. Daarnaast werden ze onderworpen aan fysieke oefeningen onder toezicht van bewakers en hun honden.

Transport XX vertrok pas op 19 april 1943. Esther Rottesman en Mayer Miliband stonden op de deportatielijst onder de nummers 202 en 201. Ze behoorden niet tot de 238 gevangenen die tijdens de rit wisten te ontsnappen door uit de trein te springen. Na drie dagen van uitputtende reis in veewagons kwamen ze aan op de “alte Judenrampe”, de oorspronkelijke ontschepingsplaats, gelegen in open veld tussen Auschwitz en Birkenau — niet op de later aangelegde Birkenau-rampe die vandaag wordt bezocht.

Brutale scheiding

Bij de selectie onmiddellijk na de aankomst van het transport werden Esther Rottesman en Mayer Miliband ruw van elkaar gescheiden.

Van Mayer Miliband verloor men definitief het spoor op 22 april 1943. Hij was 48 jaar oud bij zijn deportatie en viel dus binnen de leeftijdsgroep die volgens de selectiecriteria van de SS in aanmerking kwam voor dwangarbeid in het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. Bij gebrek aan bronnen blijft echter onbekend of hij effectief in het kamp werd geregistreerd en getatoeëerd, dan wel meteen na de selectie werd vermoord in de gaskamers van het vernietigingscentrum van Birkenau.

Na het verdwijnen van haar ouders meldde Annie Miliband zich bij de Vereeniging van Joden in België (VJB). De organisatie werd op dat moment geconfronteerd met een snel toenemend aantal kinderen dat na de arrestatie van hun ouders alleen achterbleef. De VJB trachtte nieuwe weeshuizen op te richten, en Annie — jong afgestudeerd, maar zelf pas wees geworden — vormde een ideale kandidaat om in deze instellingen mee te werken.

Binnen de VJB kwam ze al snel in aanraking met het bestaan van een clandestiene Joodse verzetsstructuur. Ze sloot zich erbij aan, terwijl ze haar officiële functie binnen de kinderzorg behield. De Brusselse afdeling van het Joods Verdedigingscomité, sinds de zomer van 1942 actief, poogde namelijk doelbewust de VJB-infrastructuur binnen te dringen om via die weg Joden aan arrestatie te onttrekken en hen in de onderduik te helpen.

Via deze contacten verkreeg Annie Miliband een vals identiteitsbewijs en nam ze de naam Annie Petit aan. Daarnaast nam ze discreet deel aan de activiteiten van enkele overgebleven zionistische jeugdorganisaties.

Annie Miliband
Auteur : Daniel Wojczyk
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Weblegende : Annie Miliband

Proefkonijn in Auschwitz

Bij haar aankomst werd Esther Rottesman geselecteerd. Ze werd van haar kleding beroofd, moest een gestreept kampuniform aantrekken en werd kaalgeschoren en getatoeëerd. Voortaan werd ze geïdentificeerd als nummer 42647. Zoals de andere vrouwen van Transport XX werden de SS haar toegewezen aan Block 10 van het Auschwitz-Stammlager.

Een maand later werd ze verplicht deel te nemen aan een Briefaktion, een door de SS opgezet misleidingsproject om de groeiende bezorgdheid in bezet Europa over het lot van de gedeporteerden te temperen. Postkaarten — streng gecontroleerd en onder dwang opgesteld — werden vanuit Auschwitz naar België gestuurd. Ze gaven schijnbaar geruststellende boodschappen: de afzenders meldden dat ze goed waren aangekomen, in goede gezondheid verkeerden en hun familie groetten. De kaarten droegen telkens een handtekening. Die van Esther Rottesman verscheen onder haar gehuwde naam op een collectieve postkaart.

Esther Rottesman - entrée du bloc 10
Auteur : Vincent Vagman
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Weblegende : Ingang van Block 10 van het hoofd- kamp van Auschwitz, waar Esther Rottesman op 23 april 1943 werd binnengeleid

In Block 10 verrichtten SS-artsen medische experimenten op vrouwelijke gevangenen. Een van hen, de gynaecoloog Carl Clauberg, was kort vóór Esther Rottesman in het kamp aangekomen. Hij was door Himmler belast met de ontwikkeling van een methode voor massale sterilisatie. Clauberg diende zijn proefpersonen herhaaldelijk injecties in de baarmoeder toe, verwijderde eierstokken of voerde bestralingen met röntgenstralen uit. Bij gebrek aan verdoving waren de pijnen ondraaglijk; in sommige gevallen leidden ze onmiddellijk tot hartstilstand. Clauberg toonde geen enkele empathie voor de vrouwen die aan zijn “onderzoek” werden onderworpen. Esther Rottesman hoorde tot zijn slachtoffers. Hij zette zijn werk koel en overtuigd voort, in de waan dat hij een bijdrage leverde aan de “wetenschap”.

Esther herstelde met moeite van de elektrische sterilisatie die haar was opgelegd. In het ziekenblok (Revier) waarin ze werd tewerkgesteld, was ze getuige van het lijden van de Joodse vrouwen uit Saloniki die kort voor haar in Auschwitz waren aangekomen.

Dodenmars, Ravensbrück en bevrijding (januari 1945 – mei 1945)

Begin 1945 lanceerde het Rode Leger een groot offensief op het nog altijd door Duitsland bezette deel van Polen. Tientallen kilometers verder, in het complex van Auschwitz, begonnen zich tien dagen later geruchten te verspreiden over de naderende Sovjettroepen. Een evacuatie van het kamp leek onafwendbaar. De gevangenen die nog konden lopen vreesden dat de SS hen onderweg zou liquideren.

Op 18 januari, in de ochtend, ontvingen Esther Rottesman en de overige “valide” gevangenen een dubbele voedselportie. Vervolgens voegden ze zich bij de menigte die zich op de appelplaats had verzameld. De evacuatie begon. De gevangenen die nog tot stappen in staat waren, werden in colonnes van vijf opgesteld. Ook Rottesman sloot aan. Zoals ze werden duizenden uitgehongerde gevangenen, bewaakt door gewapende SS’ers en honden, richting het westen gedreven, door de sneeuw, bij temperaturen tot min twintig graden.

Na slechts enkele uren zakten sommige gevangenen uitgeput in elkaar. Rottesman zag met afgrijzen hoe SS’ers naderbij kwamen en de neergevallen gevangenen met een revolverschot in het hoofd executeerden.

Voor de vrouwen die als proefpersonen voor Carl Clauberg hadden gediend, bestond een afzonderlijk evacuatieplan: hun dodenmars zou worden onderbroken zodra een bruikbare spoorweghalte werd bereikt, zodat ze naar een ander kamp konden worden overgebracht om de experimenten voort te zetten. Rottesman en de overlevende vrouwen werden in veewagons geladen. Hun trein maakte herhaaldelijk noodstops wegens geallieerde bombardementen. Op 25 januari bereikten de vrouwen het concentratiekamp Ravensbrück, tachtig kilometer ten noorden van Berlijn.

Het kamp stroomde intussen vol met gevangenen die voor de oprukkende geallieerden werden weggevoerd. Voedsel werd schaars, en de fysieke toestand van de vrouwen was erbarmelijk. Carl Clauberg toonde geen enkele interesse in hun overlevingskansen en wilde zijn experimenten onverstoord hervatten. De nadering van het Rode Leger maakte hier uiteindelijk abrupt een einde aan.

Esther Rottesman - Carte postale
Instelling : Dienst voor Oorlogsslachtoffers
Collectie : Dossier Esther Rottesman
Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Weblegende : Achterkant van de postkaart, verzonden uit Auschwitz-Birkenau op 2 mei 1943 aan de VJB in Brussel; de handtekening “Miliband Esther” staat op de zevende regel van onderaf

Op 14 februari 1945 werd Esther Rottesman overgebracht naar het satellietkamp Neustadt-Glewe in West-Pommeren. Eind april naderde het Rode Leger dit kamp. Op 2 mei 1945 was Rottesman getuige van de vlucht van de laatste bewakers.

Sovjetsoldaten brachten haar onmiddellijk naar een opvangcentrum. Voor het eerst sinds jaren werd ze menselijk behandeld. Drie dagen later droegen ze haar over aan het Rode Kruis, dat haar vervolgens aan Amerikaanse militairen toevertrouwde. Na verdere medische verzorging werd ze op 20 mei via het opvangcentrum van Turnhout naar België gerepatrieerd. Haar terugkeer begon met een ziekenhuisopname van drie dagen, waarna ze eindelijk met haar dochter Annie kon worden herenigd.

In 1951 werd ze officieel erkend als weerstander door de sluikpers, in 1953 verkreeg ze het statuut van politiek gevangene en in 1956 kreeg ze de Belgische nationaliteit.

Geraadpleegd archief

Ministerie van Justitie. Administratie van Openbare Veiligheid

  • Dossier Vreemdelingenpolitie 1. 138.138 op naam van Mayer Miliband en zijn echtgenote
  • Dossier Vreemdelingenpolitie A25293 op naam van Benjamin Wojczyk (echtgenoot van Annie Miliband)

Dienst voor Oorlogsslachtoffers

  • Dossier Mayer Miliband
  • Dossier Annie Miliband
Externe bronnen

Bibliografie

P. MULLER en V. VAGMAN, La famille Miliband. Un demi-siècle dans les tumultes de l’Europe. Voorwoord van Annette Wiewiorka, Projet-Histoire, 2021.

L. SCHRAM en M. STEINBERG, Transport XX Malines-Auschwitz, Brussel, 2008.

Zie ook

28027 Artikels Vrouwen in het verzet Maerten Fabrice
92232 Artikels Vereniging (De) der Joden in België (VJB) Van Doorslaer Rudi
JVC Artikels Joods Verdedigingscomité Styven Dorien
Arrivée des Juifs Artikels Kazerne Dossin, verzamelkamp voor Joden en Zigeuners Schram Laurence
copie-3-camion-dossin.png Artikels 19 april 1943. Het 20ste Jodentransport Wouters Nico
Om deze pagina te citeren
Rottesman Esther
Auteur : Vagman Vincent (Instelling : Agence Projet-Histoire)
/nl/belgie-in-oorlog/personen/rottesman-esther.html