België in oorlog / Persoonlijkheden

De Vleeschauwer Albert

Thema

Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)

Kwam als eerste Belgische minister aan te Londen in de zomer ’40 en was een van de steunpilaren van de regering in ballingschap ; kon het potentieel van de Belgische kolonie in de weegschaal werpen. 

Een bescheiden afkomst maar een mooie carrière

Albert De Vleeschauwer (1897-1971) werd geboren in een zeer bescheiden gezin uit de buurt van Leuven. Hij was het zesde kind van een postbode en een naaister; zijn moeder stierf erg jong en gemakkelijk was zijn jeugd niet. Zijn vader zag hem wel graag de maatschappelijke ladder beklimmen maar zonder er veel geld voor over te hebben. Het zou dus het katholiek onderwijs worden, en meer in het bijzonder de voorbereidende jaren voor het seminarie, m.a.w. het noviciaat dat weinig of niets kostte. Maar het lot zou er anders over beslissen. Na de Duitse inval in augustus 1914 vluchtte de jonge Albert in oktober naar Nederland. Hij zou er een tweetal jaar blijven. In juni 1916 werd hij onder de wapens geroepen en naar het kamp van Auvours gestuurd dicht bij Le Mans (Frankrijk). Hij werd opgeleid als brancardier en kreeg te maken met een “franskiljons” officier wat van hem een gematigd flamingant maakte. Overigens bleek zijn oorlogservaring niet te traumatiserend vermits zijn opdracht ver achter de gevechtszone lag.

Na de oorlog deed hij rechtenstudies, werd advocaat en gewoon hoogleraar aan de faculteit rechten van de Leuvense Alma Mater, gespecialiseerd in landbouwaangelegenheden (1927). Hij werd met overtuiging lid van talrijke verenigingen in christelijk Vlaamse hoek, van het Jeugdverbond voor Katholieke Actie tot de Katholieke Vlaamsche Volkspartij ; hij had overigens een hechte band met de Boerenbond , de meest invloedrijke landbouwersorganisatie in het noorden van het land. Op politiek vlak was hij duidelijk Vlaamsvoelend zonder echt flamingant te zijn, maar wel met uitstekende contacten bij de hoogste geestelijke overheden . In 1932 werd hij volksvertegenwoordiger en op 15 mei 1938 - een beetje bij toeval - minister van Koloniën, en niet van landbouw zoals men had kunnen verwachten. Afgezien van een korte onderbreking ( 22 februari tot 16 april 1939) slaagde hij erin die portefeuille te behouden tot januari 1945.

De Vleeschauwer kende weinig van koloniale aangelegenheden maar wist zich te omringen met specialisten en had een uitstekende kabinetschef (Camille Camus). Hij kreeg er vlug zin in en regeerde te Brussel over 350 medewerkers en in de kolonie zelf over meer dan 2.200 ambtenaren, op een blanke bevolking van 20.795 inwoners (en ongeveer 10.305.000 Congolezen).

Hij voelde dat er een oorlog zat aan te komen en belastte zijn administratie met de voorbereiding van een eventueel uitwijken van het ministerie van Koloniën naar Frankrijk. 10 mei 1940 betekende dus voor hem en zijn belangrijkste medewerkers niet helemaal “een donderslag bij heldere hemel”.

de-standaard-21-11-1932.jpg
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : De Standaard, 21 november 1932, p. 1
de-standaard-16-5-1938.jpg
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : De Standaard, 16 mei 1938, p.1

« Ik Alleen » …of toch bijna

chAteau-de-morthemer.jpg
Auteursrecht : https://www.creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/2.0/fr/
Oorspronkelijke legende : Kasteel van Morthemer, s.d.
163728-salle-parl-belge.jpg
Instelling : CegeSoma
Collectie : RTBF
Auteursrecht : vr
Oorspronkelijke legende : Vergaderzaal van het Belgisch Parlement, 1940, s.d.
40370.jpg
Instelling : Cegesoma
Collectie : Actualit, [Wide World Photos]
Oorspronkelijke legende : Queen of the Belgians killed. King Injured. Queen Astrid of the Belgians was killed in a car crash at Lucerne, Switzerland, today. THe Kind who was driving was injured. Photo shows : The Belgian Ambassador to London, Baron de Cartier de Marchienne, with head bowed, enters his Embassy this afternoon. 29/8/1935

De onstuitbare Duitse opmars deed hem en zijn collega-ministers het geplande vertrek naar Frankrijk verhaasten: op 15 mei vertrokken tweehonderd ambtenaren met twee ton geselecteerd archief …en de secretaris-generaal van Koloniën Emile Gorlia naar Bordeaux. Zoals de meeste van zijn collega’s bleef de minister zelf tot 17 mei in Oostende om dan met een autokaravaan naar Frankrijk te trekken. Eerst ging het naar Sainte-Adresse (Le Havre) maar omdat dit al snel bedreigd was, reed men verder naar de streek van Poitiers die de Franse overheid aan de regering had toegewezen als toevluchtsoord. Het grootste deel van zijn ambtenarij … en zijn familie bleven in Bordeaux. De Vleeschauwer kreeg onderdak in het kasteel van Morthemer, niet ver van  Poitiers. Daar zou hij de capitulatie van het Belgisch leger vernemen (28 mei 1940). Hij vervoegde zijn administratie te Bordeaux en nam dus niet deel aan de beruchte vergadering van de Belgische parlementairen te Limoges op 31 mei.  Als rechtgeaarde monarchist vreesde hij dat er teveel kritiek zou komen op Leopold III.

In de ogen van de leopoldisten was  hij dus niet belast met de “erfzonde van Limoges”, maar toch bleef hij volledig  solidair met de ministerploeg omdat hij ervan overtuigd was dat de geallieerden zouden winnen en dat België aan hun zijde moest staan. Ook hij was dus geschokt toen de regering Pétain op 17 juni om een wapenstilstand verzocht . Maar in tegenstelling tot de andere ministers (behalve Marcel-Henri Jaspar (Volksgezondheid) en Camille Gutt (Financiën) verloor hij de moed niet : het lot van Belgisch Congo met al zijn “materiële en morele” belangen lag in de weegschaal. Tijdens een dramatische ministerraad te  Bordeaux op 18 juni kreeg  Albert De Vleeschauwer de titel van « Administrateur van Congo en van de  Territoria van Ruanda-Urundi ». Tevens werd hem alle uitvoerende en wetgevende macht toegekend en mocht hij gaan resideren in de Verenigde Staten of eventueel in Groot-Brittannië om de Belgische kolonies te behoeden voor een vijandelijke machtsgreep.

Terwijl  Marcel-Henri Jaspar het heilige principe van de “regeringssolidariteit” aan zijn laars lapte en zijn collega’s het nakijken gaf door naar Londen te vertrekken, slaagde  De Vleeschauwer erin met een ploeg experten Lissabon (19-24 juni) en daarna Londen te bereiken (4 juli) en zo aan de deprimerende atmosfeer in de regering Pierlot te ontsnappen. Gesteund door de leden van zijn kabinet en door ambassadeur Emile de Cartier de Marchienne liet hij alvast aan de Britse overheden weten dat hij “Engeland zijn onvoorwaardelijke hulp” toezegde om meteen het te Londen opgerichte  en door Marcel-Henri Jaspar geleide  “Nationaal Belgisch comité” met zijn  ietwat republikeinse ondertoon de wind uit de zeilen te nemen.

Met de steun van de Cartier de Marchienne en in de USA  van de erg invloedrijke Georges Theunis zou hij vanaf 11 juli  beginnen inwerken op zijn defaitistische collega’s die vegeteerden in Vichy. Bij sommigen met enig succes, zeker bij Camille Gutt. Dat belette niet dat hij parallel hieraan meende een Memorandum aan de “gevangen” Koning te Brussel te moeten richten om zijn houding te rechtvaardigen en Hem van zijn trouw te verzekeren  (document op 28 juli toevertrouwd aan prinses Joséphine-Charlotte die met de koningskinderen naar Brussel terugkeerde). Uiteindelijk kon Gutt Hubert Pierlot en Paul-Henri Spaak op 2 augustus meetronen naar  een ontmoeting op de col du Perthus, aan de Frans-Spaanse grens. Uren aan een stuk poogde De Vleeschauwer de tandem Pierlot-Spaak te overtuigen om hem te volgen naar Londen, maar ze wilden enkel beloven over te komen na het akkoord van de andere ministers die te Vichy gebleven waren. Camille Gutt aarzelde niet :  hij was de enige  die besloot niet te wachten en De Vleeschauwer onmiddellijk te volgen …maar hij had kort tevoren al de toelating van de regering gekregen om naar Groot-Brittannië te gaan. Op 8 augustus  1940 kwamen beiden aan te Londen en ze stuurden nu het ene dringende bericht na het andere (13, 16, 17, 20, 21 augustus) om Pierlot en Spaak aan te zetten hetzelfde te doen en zo de vorming van een dissidente regering Huysmans-Jaspar-Buset te dwarsbomen. Het zou echter nog duren tot 22 oktober vooraleer de uit Spanje ontsnapte Pierlot et Spaak te Londen arriveerden. Op 31 oktober vergaderde een wettelijke maar minimale Belgische regering voor het eerst : De Vleeschauwer hoopte er de hoekpijler van te zijn met zijn in theorie haast absolute volmacht over het reusachtige  Congo. 

Een van de “Londenaars”…

In werkelijkheid was dat niet helemaal het geval. In Eaton Square 118 waar zijn ministerie huisde , was hij met steun van de Britten de baas, maar in Congo zelf moest hij rekening houden met sterke persoonlijkheden ( Gouverneur-generaal Pierre Ryckmans, de liberaal Robert Godding,…). Bovendien begonnen Pierlot en Spaak mettertijd vanaf eind  1941 aan zijn macht te knabbelen. Daar kwam nog bij dat het al snel niet zo goed ging tussen de Eerste minister, een echte Belg met stevige Waalse wortels en de minister van Koloniën die , weliswaar perfect tweetalig, door zijn Franstalige collega’s als te flamingantisch werd aanzien … En ook was de kabinetschef van De Vleeschauwer, Camille Camus, er niet meer om de plooien glad te strijken : hij kwam om bij een nachtbombardement op 15/16 november 1940 en zijn belangrijkste opvolger , Félix De Mûelenaere, bleek niet zo’n diplomaat…

Wat er ook van zij, de hoogste verantwoordelijke voor Congo deed alles wat hij kon om de kolonie in te schakelen bij de geallieerde oorlogsinspanning. Hij verbleef tweemaal in Belgisch centraal-Afrika , van 5 december 1940 tot 21 februari 1941 en van 20 juni tot 28 oktober 1942 en deed ook nuttige reizen naar Zuid-Afrika en New-York en Washington. Tijdens zijn eerste verblijf werkte hij met anderen aan de organisatie van een klein expeditiecorps binnen de Weermacht om in de lente 1941 in Ethiopië tegen de Italianen te gaan vechten. In 1942 tijdens zijn tweede verblijf concentreerde hij zich vooral op de mobilisering van de strategische grondstoffen van Congo voor de Anglo-Amerikaanse economie. De productie ging in stijgende lijn maar dit legde ook een grotere sociale druk op de inlandse bevolking. De levensomstandigheden gingen erop achteruit wat leidde tot zware rellen bij de Union Minière in Elisabethstad/Lubumbashi en in Manono in december 1941. Ze werden hard onderdrukt, wat overigens de muiterij van sommige eenheden van de Weermacht in Luluabourg niet kon beletten (20 februari 1944).

Al die activiteiten leken nog niet genoeg. Hij werd ook minister van Justitie (31 oktober 1940 tot 19 februari 1942) en van Openbaar onderwijs (19 februari 1942 tot 26 september 1942). Gezien het kleine aantal Belgen in ballingschap in Engeland kostte hem dat evenwel niet heel veel werk … 

7180-de-vleeshauwer-et-wauters.jpg
Instelling : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : Albert De Vleeschauwer (rechstaande, s.d.)
141184-congo-de-vleescauwer.jpg
Instelling : Cegesoma
Collectie : André Cauvin
Auteursrecht : Voorbehouden rechten
Oorspronkelijke legende : Belgisch Congo. De heer A. De Vleeschauwer, Minister van Koloniën, vertrok op 26 oktober 1948 vanuit Leopoldville naar de Verenigde Staten van Amerika. Vele persoonlijkheden waren aanwezig bij het vertrek van de minister. Van links naar rechts : Luitenant-generaal Ermens, vice-gouverneur-generaal van Belgisch Kongo, de minister van Koloniën, generaal Gilliaert en de heer Pierre Ryckmans, gouverneur-generaal van Belgisch Kongo.
32012-gouv-belge.jpg
Instelling : Cegesoma
Oorspronkelijke legende : Allied guests ministers open swansea and Cardiff clubs for Belgians. Two ministers of the Belgian Government in this country, M. Gutt, Minister for communications, finance and national defence; M. De Vleeschauwer, Minister for colonies and education; with other membres paid a visit to Swansea and Cardiff to meet the Belgian community and to open officially the new Swansea town hall, where the Belgian population of Swansea and seamen gathered. Left tot right : the mayoress of Swansea, Mrs. Allison, M. Gutt; the Mayor of Swansea, Alderman T.W. Allison, J.P.; M. De Vleeschauwer; and the Rt. Hon. D.R. Grenfell M.P.; Minister for mines S. & G. [Fonds Marc Schreiber]

Royalistischer dan de Koning ?

Op 8 september 1944 kwam ook hij terug naar België; ondertussen was hij een zwaargewicht geworden. Hij bleef overigens minister van Koloniën in de regering van Nationale eenheid (met communistische deelname) geleid door Pierlot (26 september 1944). Maar binnen zijn politieke familie betekende hij ook meer: het Belang van Limburg noemde hem « de eerste Weerstander » en voor de persgroep van de Nieuwe Standaard was hij « de Getrouwe » . Het was inderdaad zo dat zijn hevige leopoldisme uitzonderlijk was bij de “Londenaars”. Zijn rechtgeaard flamingantisme zou hem bij een zeker weldenkend Vlaanderen ook geen windeieren leggen.

In de nieuwe regering Van Acker (februari 1945) was er voor hem geen plaats meer als minister van Koloniën. Hij was dus niet meer gehouden aan de ministeriële terughoudenheid en kon zich nu des te meer profileren als hevig verdediger van koning Leopold III en als overtuigd tegenstander van het communisme.

Op 11 augustus 1949 bood Gaston Eyskens hem aan minister van Binnenlandse zaken te worden in zijn nieuwe C.V.P./ P.S.C. – liberale regering. Hij werd dus bevoegd voor de ordehandhaving en vooral voor het in alle neutraliteit organiseren van de “Volksraadpleging” van maart 1950 die de mening van de bevolking over de terugkeer – of niet! - van de vorst op de troon duidelijk moest maken. Voor De Vleeschauwer was het resultaat duidelijk: de Koning komt terug.

Voor zijn eigen Eerste minister was dat echter niet zo evident omdat er rekening moest gehouden worden met het verzet in het industriële Wallonië en te Brussel. In juni 1950 grepen nieuwe verkiezingen plaats waarna er een homogene CVP/ PSC-regering tot stand kwam, geleid door Jean Duvieusart. Met een zeer kleine meerderheid stemde het parlement voor het einde van de onmogelijkheid tot regeren. De Koning kon terugkeren. Nog steeds bevoegd voor Binnenlandse zaken meende De Vleeschauwer ferm te moeten zijn. Maar hij vond er weinig steun voor. Eind juli 1950 werd de toestand onbeheersbaar als gevolg van oplopende spanningen in heel Wallonië met als bloedig hoogtepunt de schietpartij van Grâce-Berleur (4 doden). De minister van Binnenlandse zaken stond nu quasi alleen met zijn hard optreden. Dat werd er niet beter op toen hij op 18 augustus 1950, na de moord op Julien Lahaut, schrik kreeg omdat hij te dicht zou aanleunen bij het milieu van « ultra’s » dat ervan verdacht werd achter de moord te zitten. Hij verloor enigszins het hoofd, raakte ervan overtuigd dat hij samen met andere rechtse personaliteiten (kardinaal Van Roey, graaf de Launoit,…) op een communistische dodenlijst stond en vroeg op 21 augustus in veiligheid gebracht te worden naar Frankrijk.  Dat een personage op de vlucht sloeg dat pas nog doorging als de man van het gespierd optreden, deed glimlachen. Het schaadde zijn reputatie. Hij was echter geen minister meer op het moment van de feiten, want volgens de grondwettelijke traditie moest de regering aftreden bij de troonsbestijging van een nieuwe koning. Albert De Vleeschauwer ging daarna noodgedwongen een tijdlang 'door de woestijn', met af en toe toch een moment van troost. Hij bleef de lieveling van de conservatieve Vlaamse pers en behield ook het vertrouwen van zijn kiezers in 1954 en 1958. Kers op de taart: zijn lange trouw aan de Kroon werd beloond met een titel van baron. Hij koos het devies "Hou ende Trouw".

Afgang

Vanaf 26 juni 1958 werd hij minister van Landbouw in de tweede en derde regering-Eyskens. Hij leek dus af te stevenen op een rustig einde loopbaan in een functie die hij graag deed in eerder conservatieve regeringscoalities. Maar op 18 november 1960 dwongen zijn partijgenoten hem ontslag te nemen omdat het “verleden” hem had ingehaald in de vorm van het frauduleuze bankroet van de SOCOGA op 16 februari 1957 waarin hij een mandaat bekleedde. Hij werd door de correctionele rechtbank van Nijvel veroordeeld tot 18 maand gevangenisstraf en 500 frank boete (met opschorting van vijf jaar) wat zijn status binnen de C.V.P. natuurlijk weinig goeds deed. Weliswaar werd hij op 26 juni 1964 voor het Hof van Beroep vrijgesproken omdat de zaak verjaard was, maar dat veranderde er weinig aan : de 65-plusser was nu definitief een « has been » . En eens zijn academische loopbaan aan de Leuvense Alma Mater er opzat (1967), bleef Albert De Vleeschauwer « van Braekel » verweesd achter. Hij overleed op 24 februari 1971.

Bibliografie

Emmanuel Gerard (éd.), Widukind De Ridder, Françoise Muller, Wie heeft Lahaut vermoord ? De geheime koude oorlog in België, Brussel-Leuven, Cegesoma/Davidsfonds, 2015.

Bert Govaerts, Ik Alleen ! Een biografie van Albert De Vleeschauwer (1897-1971), Antwerpen/Utrecht, Houtekiet, 2012.

Dirk Martin, Archief Albert De Vleeschauwer, Inventarissen 11, Bruxelles, NSCGWO/CREHSGM, 1981, https://www.cegesoma.be/docs/I...

Luc SCHEPENS, De Belgen in Groot-Britannie, 1940-1944. Feiten en getuigenissen, Nijmegen/Brugge, Gottmer/Orion, 1980.

Zie ook

karel_van_belgiA_charles_de_belgique_karl_von_belgien.jpg Artikels Regentschap (Het), een vergeten interregnum ? Colignon Alain
1523-rAfugiAs-belges-en-france.jpg Artikels Vlucht van 1940 (De): de instorting van een Staat? Colignon Alain
220653 Artikels Naoorlog (De) voorbereiden (Regering van Londen) Bernardo y Garcia Luis Angel
Deze pagina citeren
De Vleeschauwer Albert
Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/persoonlijkheden/de-vleeschauwer-albert.html