België in oorlog / Persoonlijkheden

Pierlot Hubert

Thema

Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)

Een familie van notabelen

Vanaf het midden van de 19e eeuw baatte de familie Pierlot leisteenondernemingen uit in de buurt van Bertrix en Herbeumont. De familie behoorde tot het wereldje van eerder conservatieve en zeer christelijke plattelandsnotabelen. Hubert Pierlot (1883-1963) zelf werd geboren in het dorpje Cugnon. Hij was de derde jongen van vijf kinderen.

Na een vrij klassiek parcours in het katholiek onderwijs – de abdijschool van Maredsous en het ‘collège Saint-Michel’ te Brussel – werd hij doctor in de rechten en licentiaat politieke en sociale wetenschappen van de ‘Université de Louvain’ nadat hij er niet in geslaagd was de militaire school binnen te raken. In 1908 schreef hij zich in aan de Brusselse balie en bleef er tot aan de Eerste Wereldoorlog. Op 5 augustus 1914 gaf hij zich op als oorlogsvrijwilliger en kwam terecht bij het 10e en later het 20e linieregiment. Hij beëindigde de oorlog als onderluitenant. Hij zou reserveofficier blijven en in de jaren ’30 en bevorderd worden tot kapitain-commandant bij de Ardense Jagers, een eerder theoretische functie…

62407-collAge-saint-michel.jpg
Instelling : Cegesoma
Oorspronkelijke legende : Collège Saint-Michel, s.d.

Een gestage maar langzame klim in de politieke microcosmos

avenir-du-luxembourg-27-3-1926.jpg
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : L'Avenir du Luxembourg, 27 maart 1926
av-lux-14-15-1-1934.jpg
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : L'Avenir du Luxembourg, 14-15 januari 1934

In september 1919 huwde hij met een jongedame uit de gegoede Franstalige Antwerpse burgerij, Marie-Louise De Kinder. Het koppel zou zeven kinderen krijgen. De broer van Marie-Louise, François (1897-1944) werd een intimus van Hubert Pierlot. In februari 1919 werd hij kabinetsmedewerker van de katholieke Eerste minister Léon Delacroix. Weldra stond hij bekend om zijn kwaliteiten als zeer beslagen jurist en om zijn enorme werkkracht. Samen met Paul Struye, Louis de Lichtervelde en Paul Van Zeeland maakte hij deel uit van de binnen de Belgische Katholieke Unie zeer rechtse denktank « Pour l’Autorité » (“Voor het Gezag”). Hij kwam in het parlement terecht in twee fazen, eerst kort als volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Neufchâteau-Aarlen ( 23 november tot 28 december 1925) en dan vanaf 25 maart 1926 als senator voor hetzelfde arrondissement. Dat bleef hij tot de verkiezingen van februari 1946. De eerste jaren was hij vooral bezig met de rechten van de oudstrijders en met militaire aangelegenheden. Hij was ook een groot voorstander van het Frans-Belgisch militair akkoord en steunde begin jaren ’30 de oprichting van het korps Ardense Jagers.











Op 10 januari 1934 kreeg zijn politieke carrière een plotse boost: hij werd minister van binnenlandse zaken in de katholiek-liberale regering de Broqueville. Hij nam de zaken zeer ter harte en begon aan een onpartijdige controle van de gemeentelijke en provinciale begrotingen . Hij aarzelde niet sancties te nemen tegen onvoorzichtige burgemeesters en hoge ambtenaren die te los met de financiën omsprongen zoals de gouverneur van Oost-Vlaanderen, een zekere Hendrik Baels… Bovendien liet hij zijn collega’s een verbod goedkeuren voor iedereen in openbare dienst om een uniform te dragen of deel uit te maken van een militie, zowel van links (zoals de Socialistische Jonge Wacht) als van uiterst rechts (Nationaal Legioen, Verdinaso enz.). Dit zou uitmonden in de wet van 29 juli 1934.

Van mei 1935 tot augustus 1936 was Pierlot voorzitter van de Belgische Katholieke Unie - Union catholique belge (BKU-UCB). Hij probeerde verschillende schandalen met een politiek-financieel geurtje die figuren uit christelijke milieus in diskrediet hadden gebracht, te neutraliseren. Hij slaagde erin de krant Le XXème Siècle van het faillissement te redden. Dat viel niet in goede aarde bij de familie Jourdain die eigenaar was van La Libre Belgique. Deze vijandigheid jegens Pierlot zou tijdens de “Koningskwestie” en zelfs daarna weer een rol spelen.

Tegen Rex

Maar tijdens zijn voorzitterschap kreeg Hubert Pierlot vooral af te rekenen met een uiterst rechtse dissidentie rond de « Editions du Christ-Roi » o.l.v. een jonge getalenteerde volksmenner, Léon Degrelle. Naar aanleiding van een opstoot van ontevredenheid bij vooral de conservatieve middenstand zou het « rexisme » vanaf de herfst 1935 de hele christelijke familie in rep en roer zetten. Het risico op autoritaire keuzes was niet denkbeeldig. De senator van Neufchâteau-Arlon zou er echter in slagen deze schokgolf enigszins af te zwakken door in het verkiezingsmanifest-programma van de «K.U.B. - U.C.B. » van december 1935 een (klein) gedeelte van de rexistische eisen op te nemen en vooral door de katholieke parlementairen te verbieden mandaten in privé-ondernemingen te cumuleren (12 februari 1936). Ondanks zijn inspanningen werden de verkiezingen van 24 mei 1936 een nederlaag voor zijn partij terwijl Rex grote winst boekte. Na de verkiezingen werd een regering Van Zeeland II gevormd. Pierlot kreeg de portefeuille van landbouw , eigenlijk een technisch departement. Drie jaar lang liet hij weinig van zich horen. Belangrijk was wel dat de man die ongetwijfeld “rechts” was en een “echte klerikaal”, het fiat kreeg van zijn socialistische collega’s die zijn duidelijke anti-rexisme en zijn technische kennis op zijn ministerieel departement wel konden waarderen. 

41227-gouv-van-zeeland.jpg
Instelling : Cegesoma
Collectie : Actualit
Oorspronkelijke legende : De nieuwe Belgische regering. Zittend, van links naar rechts, Van Isacker, Econo. zaken; Pierlot, landbouw, Van Zeeland, Eerste Minister; Bovesse, Justicie; De Man, Fin.; Spaak, Buit. zaken. Staande: Rubbens, Koloniën; De Schryver, binnenlandse zaken; Delattre, Arbeid; Hoste, Onderwijs; Merlot, Openbare werken, Denis Gal., Landsverdeddiging Jaspar, Vervoer; Bouchery, Post Tel.. Tel. Brussel. 14.VI.1936. [Actualit]

Eerste minister…Eerste minster(s) …

Na de implosie van de regering-Spaak gaf de Koning op 23 februari 1939 de opdracht aan Pierlot (die hij niet echt in zijn hart droeg ) om een nieuwe regering te vormen. Het werd een katholiek-liberale bipartite met op 11 ministers 5 “technici”. Premier Pierlot combineerde zijn functie met die van minister van landbouw. Deze formule werd als een overgangsoplossing aanzien - en drie dagen nadien mislukte ze inderdaad al. Het zou de geschiedenis ingaan als de “Carnavalsregering” vermits het de vastenavond-periode was… Na verschillende mislukte pogingen om de trein weer aan het rijden te krijgen, werden de Kamers ontbonden (6 maart) en werd de regering-Pierlot er een van “lopende zaken” tot aan de verkiezingen van 2 april 1939. Die leidden tot een meer stevige liberaal-katholieke formule na stemmenwinst voor beide partijen. Op 19 april 1939 werd Hubert Pierlot opnieuw Eerste minister. Hij zou zich gaan toeleggen op de verdediging van de “onafhankelijkheidspolitiek” die eigenlijk een neutraliteitspolitiek was die haar naam niet wilde noemen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de regering op 3 september 1939 met de socialisten uitgebreid tot een tripartite van “Nationale Eenheid”. Tijdens de “schemeroorlog” spande de ploeg- Pierlot III zich in om de bevoorrading te garanderen te houden en de nationale veiligheid te waarborgen door de jacht op subversieve elementen, of wat daar moest voor doorgaan .

Spanningen, breuken, val en herrijzenis

Al vanaf het begin van de veldtocht in het Westen (10 mei 1940) scheen de Koning afstand te nemen van zijn ministers. In plaats van de vorst die het opperbevel van het leger had opgenomen, was het Pierlot die voor de Kamer verscheen om een verklaring af te leggen. De dagen erna ging het steeds slechter. Bij elke ontmoeting tussen de Koning en zijn belangrijkste ministers - Pierlot, Spaak en generaal Denis, minister van landsverdediging – werd het pessimisme van de vorst groter. Vanaf 15 mei, na het doorbreken van het front aan de Maas, was Pierlot er zeker van dat Leopold III de nederlaag verwachtte van de met omsingeling bedreigde Frans-Britse geallieerden en het Belgisch leger. Met moeite verkreeg hij van de Koning dat de regering de door de vijand bedreigde hoofdstad mocht verlaten (17 mei ). Tot 25 mei zouden dan slechts vier ministers in het land blijven om de verbinding met de Koning te verzekeren. Het hielp allemaal niets. Leopold voorzag dat Frankrijk zou instorten en alles op het continent verloren zou zijn; tijdens een laatste samenkomst in het kasteel van Wijnendale bij het ochtendkrieken van 25 mei brak hij met zijn ministers die hem - met Pierlot op de eerste plaats - bezwoeren de Geallieerden niet los te laten en zich naar Frankrijk te begeven . Hij wenste in België te blijven om te redden wat er te redden viel door met de overwinnaar te onderhandelen. “De wegen scheidden” zich …

De ploeg-Pierlot kon dezelfde dag nog via Groot-Brittannië Frankrijk bereiken. Ze had er niets te doen. De 27e vernamen ze van de Franse premier Paul Reynaud dat het Belgisch leger zich weldra zou overgeven. Vroeg de volgende dag slingerde de Franse leider de Koning der Belgen via de radio de zwaarste verwijten naar het hoofd: wat deze gedaan had, was zo goed als verraad (het woord zelf gebruikte hij niet). Diezelfde 28 mei om 16.30u nam ook Pierlot het woord voor de Franse radio. Zijn bedoeling was de irritatie van Parijs en Londen weg te nemen, aanvallen van de Franse bevolking op Belgische vluchtelingen te voorkomen en de volledige inzet van zijn regering in de Geallieerde strijd te bevestigen, tegelijkertijd met een afkeuring van de Koning … zonder daar echter zo ver te gaan als sommigen bij de Franse overheid wensten. Op sobere wijze stelde hij de onmogelijkheid tot regeren van Leopold III vast die zich “in de macht van de overweldiger had geplaatst” en het “expliciete en eenparige advies van de regering naast zich had neergelegd”. Officieren en ambtenaren werden automatisch ontheven van hun eed aan de vorst. Maar op geen enkel ogenblik had Pierlot het over verraad. Zoals art. 82 van de Grondwet voorziet, werd de uitvoerende macht overgedragen aan de regering in raad vergaderd, zodat niet onmiddellijk een Regent moest aangeduid worden. Deze machtsoverdracht ontnam elke politieke draagwijdte aan de capitulatie en liet toe de monarchie als instituut te redden.

Van 19 tot 26 juni poogde de regering via verschillende officiële en officieuze diplomatieke kanalen opnieuw contact te leggen met de vorst om haar ontslag in te dienen. Onder het voorwendsel “krijgsgevangen” te zijn, bleef deze daar doof voor zodat hij de rondzwalpende politici niet moest ontvangen die in de trieste meidagen van mei ’40 zijn eer hadden durven in twijfel trekken. Ook stappen van de regering om via de Franse regering in contact te komen met de Duitse overheden liepen op niets uit. Op 25 juni al besloot Hitler die oproepen te negeren. Op 18 juli verbood hij officieel (gelukkig maar) de terugkeer van het treurige groepje ministers naar België. Zo goed en zo kwaad als het ging zou de regering zich nu met de hulp van het Rode Kruis nog enkel bezighouden met de organisatie van terugkeer van de vluchtelingen naar het land…

Begin augustus raakte het duo Pierlot-Spaak langzaam uit zijn politieke apathie. Zij werden niet alleen herhaaldelijk aangemoedigd door de Belgische ambassadeur in Groot-Brittannië, Cartier de Marchienne, maar ook door gelijklopende initiatieven van de minister van Koloniën Albert De Vleeschauwer die naar Engeland overkwam (op 4 juli) om de Belgische belangen in Congo te verdedigen. Op 8 augustus werd die vervoegd door Camille Gutt, minister van Financiën. Ondertussen hadden Pierlot en Spaak begrepen dat hun redding erin lag eveneens naar Londen te komen, maar zij slaagden er niet in alle ministers te overtuigen van de gegrondheid van deze strategie. Na een allerlaatste ministerraad te Vichy besloten Pierlot en Spaak op 27 augustus via Spanje naar de Britse hoofdstad te vertrekken. De andere ministers gingen akkoord nadat beiden stelden dat ze naar de neutrale Verenigde Staten afreisden om de bevoorrading van bezet België veilig te stellen. Maar pas aangekomen in het Spanje van Franco werd het duo wekenlang geïnterneerd in Gerona en daarna te Barcelona. Slechts op 18 oktober slaagden ze erin aan hun bewakers te ontkomen en te ontsnappen, verborgen in de dubbele bodem van een lichte vrachtwagen die hen naar Portugal bracht.

32549-frontiAre-franco-espagnole.jpg
Instelling : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : Pierlot en Spaak aan de franse-spaanse grens, 31 augustus 1940

Op weg naar Londen

Op 22 oktober kwamen beiden in Londen aan. Samen met Gutt en De Vleeschauwer vertegenwoordigden ze dus nu met vier de “Belgische regering” (8 ministers bleven echter in Frankrijk en keurden hun verblijf in Groot-Brittannië niet goed) èn het “België in oorlog aan de zijde van de Geallieerden” . Het zou meer dan een jaar duren vooraleer deze kleine ploeg ministers die voor het eerst vergaderde op 31 oktober de zaken weer zou kunnen rechttrekken. De Britse overheid had geen hoge pet op van Pierlot en Spaak die tenslotte mee aan de oorsprong lagen van de vooroorlogse “onafhankelijkheidspolitiek” en die slechts schoorvoetend en na twee maanden twijfelen partij hadden gekozen …

De vier ministers verdeelden de bevoegdheden onderling. Pierlot werd verantwoordelijk voor de administratie in het algemeen, het voorzitterschap van de Raad van Advies , het Studiecentrum voor Naoorlogsproblemen (alias CEPAG), de Veiligheid van de Staat, de verbinding met bezet België en het ministerie van Justitie, aangezien minister Paul-Emile Janson blijkbaar in Frankrijk bleef. Op de koop toe zou Hubert Pierlot op 5 oktober 1942 zijn collega en vriend Camille Gutt moeten vervangen als minister van Landsverdedediging. Zijn belangstelling voor militaire aangelegenheden en zijn zin voor leiderschap bleken trouwens bijzonder nuttig om de “staking” van bepaalde pro-leopoldistische officieren en de “opstand” van enkele delen van het kleine tot nietsdoen veroordeelde legertje te breken. Overigens ging hij er zich samen met de Britten op toeleggen om er toch een echte gevechtseenheid van te maken.

Terwijl de regering uit het dal kroop en steeds actiever werd, kwam het ook weer tot discrete contacten met de Belgische maatschappelijke krachten (eerst via het « Comité Galopin » tot medio 1942, daarna via het « Comité Gilles ») en met verschillende organisaties van het gewapend verzet (eerst het Onafhankelijkheidsfronten vanaf begin 1943 steeds meer met het toekomstige “Geheim leger”, zij het na enkele problemen). In de loop van de maanden draaiden ook verschillende bewindslui bij die om “uiteenlopende redenen” de regering niet gevolgd waren. Eerst was er de vroegere minister van Verkeerswezen , de christen-democraat Antoine Delfosse, waaraan Pierlot in september 1942 het departement van Justitie en Informatie toevertrouwde. Dan in 1943 na een kort “vagevuur” August De Schrijver en August Balthazar (resp. Vlaams katholiek en socialist) , twee ministers die een beetje lang in Frankrijk gebleven waren. Naast een aantal tijdrovende taken (heropstarten van de Veiligheid van de Staat, voorbereiding van repressie en epuratie en van de naoorlog, …) poogde de regering echter vooral “in het belang van het land” de band met Leopold III te herstellen. Maar ondanks een plechtige oproep van 21 juli 1943 bleef deze zwijgen. Met de bevrijding die naderde, wilde Pierlot toch nog eens proberen hem “eerbiedig raad” te geven en greep daarvoor persoonlijk in via de “Zending Xavier “. In november 1943 werd Pierlot’s schoonbroer François De Kinder per vliegtuig naar het bezette land gestuurd om de vorst een paar dringende mededelingen te doen. Die diende op het gepaste moment te verklaren dat België de strijd aan de zijde van de Geallieerden nooit had opgegeven , dat de “slechte Belgen” na de bevrijding zouden gestraft worden en dat België in nauw overleg met de Anglo-Amerikanen ging meewerken aan de socio-economische wederopbouw van de wereld. De boodschap werd begin ’44 goed overgebracht, maar de Koning gaf geen concreet antwoord aan De Kinder. Tegen beter weten in bleef deze te Parijs (te) lang wachten op nadere reacties die er overigens niet kwamen – en werd opgepakt door de Sipo-SD. François De Kinder werd op 31 augustus 1944 in de buurt van Verdun gefusilleerd… De « Zending Xavier » leidde er wel toe dat Leopold III zijn houding via het “Politiek testament” van 25 januari 1944 zou verduidelijken. 

Het laatste bedrijf

Op 8 september 1944 zette de regering Pierlot discreet terug voet op Belgisch grondgebied. Er was veel werk op de plank: herstel van het normale grondwettelijk systeem, burgerlijke epuratie, economische heropstart , monetaire gezondmaking terwijl natuurlijk ook de ordehandhaving moest verzekerd worden en het Belgisch leger heropgericht onder de paraplu van de Britten… De opdracht was enorm en de oorlog nog niet gedaan, terwijl Pierlot gezien zijn leeftijd wat vermoeid begon te raken en hij sinds 1940 heel wat ontgoochelingen had moeten slikken. Bovendien werd zijn naaste familie hard getroffen door de oorlog : twee zoons overleden bij een ongeval in april 1941 in Groot-Brittannië, zijn broer Jean en zijn schoonbroer François De Kinder, beiden verzetslui, werden het slachtoffer van de Duitsers.

Niettemin kon hij vrij vlug positieve resultaten voorleggen. Op 13 september aanvaardde prins Karel, de jongere broer van Leopold III, het aanbod van Pierlot om Regent te worden. Een en ander werd op 20 september door het Parlement goedgekeurd. De “regering van Londen” die vanaf de zomer 1940 alle uitvoerende macht uitoefende als gevolg van de “onmogelijkheid tot regeren van Leopold III », werd ontbonden. Pierlot slaagde erin een echte regering van “nationale unie” op de been te brengen, vanaf 25 september ook met vertegenwoordigers van de Kommunistische Partij, alhoewel hij die erg wantrouwde. Maar de formele wittebroodsweken met de KPB zouden niet lang duren. De geleidelijke ontwapening van het verzet in oktober maakte een einde aan de broze verstandhouding . Op 16 november namen de communistische ministers met veel tamtam ontslag terwijl ze de bevolking opriepen om het verzet te verdedigen tegen de « reactionaire intriges ». Gesterkt door de principiële goedkeuring van S.H.A.E.F. (Eisenhower) en de directe steun van diens vertegenwoordiger, de Britse generaal Erskine, liet Pierlot zich niet intimideren en slaagde er op 25 november 1944 in zonder al te veel geweld een protestmars aan de Wetstraat tegen te houden. De Kommunistische partij zou dat nooit vergeten.

Vanaf 6 oktober stond hij ook pal achter minister van Financiën Camille Gutt en zijn monetaire operatie die wellicht door een deel van het conservatieve electoraat niet op gejuich zou ontvangen worden omdat ze gericht was tegen de handels- en landbouwmiddenklasse die zich op de “zwarte markt” verrijkt had. En eind december 1944, in volle « Slag der Ardennen », werd de invoering van de “sociale zekerheid” een feit. Gegrondvest op een ”Sociaal pact” waarover tijdens de bezetting discreet onderhandeld was, kwam dit tegemoet aan de eisen van de syndicale linkerzijde van socialistische en christelijke kant.

Ondanks deze verworvenheden was de regering Pierlot aan het einde van haar krachten. In januari 1945 bleek dat de socialisten er graag de communisten weer zouden bijhebben, eigenlijk om hen beter onder controle te houden. Maar die wilden niet meer horen van Hubert Pierlot. Links liet hem vallen en hij moest op 7 februari 1945 ontslag nemen en zich tevreden stellen met zijn senaatszetel.


32887(2).jpg
Instelling : CegeSoma
Auteursrecht : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : Terugkeer van de Belgische regering, Brussel 8 september 1944

In de ban geslagen en vergeten

Hij wilde graag op de lijst staan voor de verkiezingen van februari 1946 in “zijn” arrondissement Aarlen-Marche-Bastogne, maar de rechtervleugel van de jonge Parti Social Chrétien verzette zich hevig tegen zijn kandidatuur omdat men er meende dat dit verdeling zou zaaien in de partij. Door zijn redevoeringen in mei ’40 en het feit dat hij aan het hoofd stond van de “regering van Londen” was hij ongewild lastig (een levend verwijt?) voor de overtuigde leopoldisten die het merendeel van de kiezers van de P.S.C. uitmaakten. Op de koop toe kreeg hij kritiek van de invloedrijke krant Avenir du Luxembourg en van de niet minder invloedrijke Libre Belgique. Door al die tegenkanting moest hij de handdoek in de ring gooien en zich terugtrekken uit het politieke leven. Pierlot sloot zijn carrière af als assessor bij de afdeling wetgeving van de Raad van State (hij werd er op 17 november 1947 benoemd door Piet Vermeylen en zou er blijven tot eind december 1950) en verkoos verder te zwijgen, getrouw aan zijn Londense vriendschappen . In 1947 maakte hij daar één keer een uitzondering op en liet van 5 tot 19 juli in Le Soir een artikelenreeks verschijnen onder de titel Pages d’Histoire . Het was zijn antwoord op een (niet verdeeld) Witboek uit 1946 dat een product was van het secretariaat van Leopold III. De artikels die eigenlijk een soort Mémoires vormden, werden door de krant op een 400.000 exemplaren gedrukt. Het was wellicht een magere troost dat hij medio 1948 als graaf in de adelstand werd verheven onder de bevoegdheid van minister van Buitenlandse zaken Spaak…

Hubert Pierlot leefde nog enkele jaren waardig en teruggetrokken terwijl hij een groot deel van zijn tijd besteedde aan het hooghouden van de nagedachtenis van François De Kinder en de leden van diens verzetsnetwerk. Hij overleed in alle discretie op 13 december 1963 te Ukkel.

le-soir-5-7-1947.jpg
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : Le Soir, 5 juli 1947

Bibliografie

Jules Gérard-Libois, et José Gotovitch. L’an 40 : La Belgique occupée. Bruxelles: CRISP, 1971.

Thierry GROSBOIS, Pierlot 1930-1950, Bruxelles, Racine, 2007.

Jean STENGERS, Aux origines de la question royale. Léopold III et le gouvernement. Les deux politiques belges de 1940, Paris-Gembloux, Duculot, 1980.

William UGEUX, Notice Hubert Pierlot, dans Biographie nationale, Tome 40, Supplément XII de 1978, pp. 703-714.

Pierre VAN DEN DUNGEN, Hubert Pierlot (1883-1963). La Loi, le Roi, la Liberté, Bruxelles, Le Cri, 2010.

Jan VELAERS en Herman VAN GOETHEM, Leopold III : De koning, het Land, de oorlog, Tielt, Lannoo, 1994. 

Deze pagina citeren
Pierlot Hubert
Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/persoonlijkheden/pierlot-hubert.html