28489
Instelling : CegeSoma
Collectie : Belgapress
Auteursrecht : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : Sluikhandel. [Volk ad Arbeid Jan 44]
Webcaptie : Scène op de zwarte markt in 1944. Alles is beschikbaar op de zwarte markt, op voorwaarde dat men de prijs betaalt.
In het hart van bezet België

Ravitaillering en voedseltekorten

Thema

Auteur : Schümmelfeder Laurent (Instelling : VUB)

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kent België grote voedseltekorten. De secretarissen-generaal proberen een oplossing te vinden voor dit vraagstuk. Onder en door secretaris-generaal Emiel De Winter van Landbouw en Voedselvoorziening wordt de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie (NLVC) opgericht, een bureaucratische organisatie, die een antwoord moest bieden aan de voedselproblematiek. Welke is de situatie precies in België, welke initiatieven worden er genomen en hoe hangen ze onderling samen?

De jaren vóór de oorlog

Tijdens de Grote oorlog (1914-1918) is er op het vlak van de voedselvoorziening geen overheidsinitiatief omdat de bezetting totaal onverwacht kwam. De voedselhulp wordt vanuit de private sector georganiseerd door het Nationaal Hulp- en Voedingscomité. Vóór de Tweede Wereldoorlog neemt de staat zelf het initiatief om in de toekomst niet meer aangewezen te zijn op een private organisatie. Reeds in de vroege jaren 1930 worden enkele maatregelen genomen om een oplossing te bieden voor eventueel voedseltekort tijdens een bezetting, maar pas in 1939 maakt de regering Pierlot er deftig werk van.

De vrees voor voedseltekorten is ingegeven door het feit dat België wat voedsel betreft niet zelfvoorzienend is en dus aangewezen is op import. Voor de Tweede Wereldoorlog komen koffie, cacao en rijst enkel uit de import. Voor vis, broodgraan en kaas ligt het importpercentage tussen 50 en 60%. Daarom wordt in mei 1939 een departement ravitaillering opgericht bij het ministerie van Economische Zaken. Het ministerie krijgt onder meer de bevoegdheid om bepaalde goederen aan  rantsoenering te onderwerpen als dit nodig blijkt. Daarnaast smeedt de overheid plannen om voedselvoorraden aan te leggen van graan en tarwe. Om deze rantsoenen dan gelijkmatig te verdelen over de bevolking, zullen rantsoenzegels verdeeld worden om elke inwoner, ongeacht geslacht of sociale positie een minimaal rantsoen van essentiële voedingswaren toe te bedelen.


41633.jpg
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Collectie : Paul Van Zeeland, Katholiek staatsman, 1935-1939
Oorspronkelijke legende : De tweede regering-Van Zeeland (13 juni 1936-25 oktober 1937). Zittend van links naar rechts: Phillippe Van Isacker, Hubert Pierlot, Emile Vandervelde, Paul Van Zeeland, François Bovesse, Hendrik De Man, Paul-Henri Spaak. Staande van links naar rechts: Edmond Rubbens, August De Schryver, Achille Delattre, Julius Hoste, Jules Merlot, Lt.-genraal Henri Denis, Marcel Henri Jaspar, Désiré Bouchery.

Rantsoenzegels en de Duitse inval

525156.jpg
Instelling : Cegesoma/Rijksarchief
Collectie : Collectie vlugschriften en officiële documenten [AC 57/12]: IV Officiële Belgische en Duitse documenten: Zegels en Provianderingskaarten:
Oorspronkelijke legende : Collectie zegels voor de gemeente Elsene, 1940-1941

Alle gemeenten krijgen vanaf november 1939 dan ook de eerste zegels, de gemeenten zijn immers verantwoordelijk voor verdere distributie van de zegels aan de bevolking. Elke gemeente moet ook een Gemeentelijke Ravitailleringsdienst inrichten die de instructies van het departement van ravitaillering moet opvolgen. Deze ontwikkeling is een proces van vallen en opstaan maar in 1940 is het land, zo denkt de regering, voorbereid op de gevolgen van een gebrek aan voedsel.

Met de Duitse inval op 10 mei 1940 is de Britse zeeblokkade direct een harde realiteit voor België :de invoer van producten van overzee is voortaan onmogelijk is. België moet vanaf dan overleven op de eigen voedselproductie en kondigt de rantsoenering af. Dit eindigt in een grote chaos, het leger is onderweg om het Duitse offensief te breken, een grote stroom vluchtelingen doorkruist het land en bepaalde kapitaalkrachtigen kopen voorraden op kopen  voedselvoorraden op. De regering trekt zich, samen met vele administratieve diensten terug  naar het buitenland, naar Frankrijk. De secretarissen-generaal moeten de bevoegdheden van de regering overnemen als er geen contact met de regering meer mogelijk is door een oorlogssituatie  of als de regering niet meer functioneert, zoals bepaald in de besluitwet van 10 mei 1940. De secretarissen-generaal die de bevoegdheden van de regering overnemen, volgen de reeds bestaande plannen en wetten op en gebruiken de rantsoenzegels verder. Veel komt “op de bon”, van vlees tot koffie en zelfs noodzakelijke niet-etenswaren waaraan een tekort is zoals schoenen en fietsbanden, tijdens de latere jaren van de oorlog.

De eerste gepubliceerde rantsoeneringstabel voorspelt nog geen problemen, elke persoon kan per 30 dagen; 600 gr. koffie, 600 gr. zout, 900 gr. suiker, 15 kg. aardappelen, 2,250 kg. voedingsvetten (kaas, melk, vlees enzovoort) krijgen en 450 gr. brood per dag.  De stocks zijn dan nog groot genoeg en vele etenswaren kunnen nog zonder zegels worden aangekocht. Niettemin verandert na enkele maanden de situatie: de bevolking moet genoegen nemen met 225 gr. brood, tussen 20 en 35 gr. vlees (0,6-1,05 kg. per maand) en tussen 300 en 500 gr. aardappelen (9-15 kg.) per dag. Het rantsoen fluctueert tijdens de bezetting.

525176.jpg
Instelling : Cegesoma/Rijkarchief
Collectie : Officiële Belgische en Duitse documenten: Zegels en Provianderingskaarten.
Oorspronkelijke legende : Collectie zegels voor de gemeente Elsene, 1940-1941

De ravitaillering na de inval

In het bezette België wordt een militair bestuur geïnstalleerd, deze Militärverwaltung staat onder het bevel van generaal Alexander von Falkenhausen. Zijn opdracht is  zorgen voor rust en orde. Von Falkenhausen moet de Belgische economie terug laten  draaien in het voordeel van Duitsland, waarvoor rust en orde een voorwaarde zijn. De Militärverwaltung en de secretarissen-generaal werken samen om de problemen van de voedselvoorziening tegen te gaan. De secretarissen-generaal zoeken ijverig naar oplossingen en zo ontstaat een hele nieuwe administratie waarbij maatregelen voortbouwen op de vooroorlogse besluiten maar ook geïnspireerd zijn door het Nazistische voorbeeld. Nieuwe instellingen, administratieve structuren en talloze reglementen om de voedselvoorziening in bezet België te verzekeren doen een heuse bureaucratie ontstaan. 

Daarnaast wordt het clearing-systeem opgezet  waarbij export van industrieproducten wordt geruild voor import van voedsel, of dat is althans de initiële bedoeling. Bovendien eist Berlijn geregeld goederen op waarbij grote delen van het opgeslagen rantsoen uit België vertrekt. Daarvoor krijgt België wel een (beperkte) compensatie door een invoer van graan, aardappelen en conserven. De verhoudingen zijn evenwel  helemaal scheefgetrokken. Naast deze ongelijke handel, is het voor de bezetter mogelijk om een administratieve reorganisatie door te voeren onder andere door de vlucht van de regering en het vertrek van vele ambtenaren die de regering moeten volgen. Deze reorganisatie gebeurt door in de nieuwe bureaucratieën plaatsen toe te bedelen aan rexisten en VNV’ers, of aanhangers van de Nieuwe Orde, die vaak niet de vereiste  expertise hebben. Eén van de nieuwe instellingen is de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie (NLVC). De NLVC  op zich is al een heuse bureaucratie, die belichaamd wordt door aanhangers van de Nieuwe Orde en volgens  Nazi-model georganiseerd is . De NLVC wordt in leven geroepen door secretaris-generaal Emiel De Winter.

12806.jpg
Instelling : Cegesoma/Rijkarchief
Collectie : Sipho
Oorspronkelijke legende : Ontvangst van de pers op 4/6/43 in de zaal van de Senaat in het Parlement te Brussel. Voorzitter Reeder spreekt tot de vertegenwoordigers van de pers over de toestand van België. Een zicht op de zaal. [5/6/1943] [Frei gegeben durch zensur]

Het departement ravitaillering zelf heeft verschillende wijzigingen gekend, eerst werd het in mei 1939 opgericht bij het ministerie van Economische Zaken, nadien werd het naar het departement van Volksgezondheid verschoven. Op 7 augustus 1940 komt  een laatste transfer tot stand. Het departement van ravitaillering wordt naar het departement van landbouw overgeheveld  waardoor Emiel De Winter de secretaris-generaal van het departement Landbouw- en Voedselvoorziening wordt :  De Winter is immers al secretaris-generaal  van het departement van landbouw. Daarna richt De Winter de NLVC op, waarop hij toezicht uitoefent. Deze organisatie moet oplossingen vinden voor het voedseltekort, dat behalve door de ontoereikende productie ook veroorzaakt wordt door een slechte distributie en door het feit dat boeren vaak niet bereid zijn  de hen opgelegde hoeveelheid voedsel te leveren aan de NLVC. De prijs is relatief laag en  de landbouwers geven er de voorkeur aan handel te drijven via de meer lucratieve zwarte markt. De NLVC is belast met de marktordening, het omvat daarbij alle bedrijven op Belgisch grondgebied die betrokken zijn  bij de productie, het verwerken, bewerken of verhandelen van voedingswaren, landbouwproducten of grondstoffen voor de landbouw. De bevoegdheden van deze organisatie breiden steeds maar verder uit doorheen de jaren.

Dit leidt tot vele regels en reglementeringen  maar vaak met weinig succes. De econoom Fernand Baudhuin, die erg kritisch is voor de NLVC schrijft dat  “indien papier eetbaar was, had de NLVC  het voedselprobleem prachtig opgelost”. De NLVC is dus bevoegd voor de regulering van de bevoorrading en rantsoenering waarbij er ook een controledienst nodig is om sluikhandel tegen te gaan. Naast deze controledienst bestaan nog andere controlediensten in departementen buiten het ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening. Deze versnippering zorgt in de zomer van 1941 voor het besluit de verschillende controlediensten samen te smelten in het nieuw Bestuur der Controlediensten, in de schoot van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid. Etienne Woestyn  komt aan het hoofd van dit bestuur.

Dit bestuur is  onderverdeeld in vijf verschillende diensten waarvan de Technische dienst er één is. Deze dienst is de sleuteldienst van het hoofdbestuur en is verder zelf in vijf afdelingen onderverdeeld. Zo is er onder andere de afdeling Nijverheid (kolen, textiel, hout), de afdeling Landbouw en Voeding (teeltproducten, landbouw), de afdeling Arbeid (controle op lonen). Naast deze Technische dienst functioneert  de inspectiedienst, die verantwoordelijk is voor de bestrijding van overtredingen in grotere zaken. De dienst specialiseert zich hiervoor in alle mogelijke gebieden zoals de afdelingen binnen de Technische dienst. De afdelingen binnen de inspectiedienst zijn verdeeld in groepen met ieder een specifiek nummer. Zo is groep 14 verantwoordelijke voor de textielnijverheid, groep 15 voor papier, groep 19 voor tabak en groep 18 voor de controle op “Zegels en Rantsoenbewijzen”.

3594
Auteur :
Instelling : CegeSoma
Collectie : Sipho
Auteursrecht : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : "La C.N.A.A. invite la presse belge dans un fabrique de margarine le 24 septembre à Merksem. Quelques représentants de la presse dans une cave malaxeuse. De N.L.V.C. nodigde de Belgische pers uit in de margarinefabrieken te Merksem op 24/9/1943. Enige vertegenwoordigers van de pers in een malaxeerkelder. [25/9/1943] [Frei gegeben durch zensur]"
3742.jpg
Instelling : Cegesoma/Rijkarchief
Collectie : Sipho
Oorspronkelijke legende : Bezoek van de NLVC aan de Slachthuizen te Gent, 11/1943

Hongerlijden bij de bevolking

In 1928 heeft een persoon een gemiddelde inname van 2500 tot 2700 kilocalorieën per dag, tijdens de oorlog is dit gehalveerd tot 1350 kilocalorieën per dag. Daarnaast consumeert de modale Belg in 1929, 16,729 kg brood en 19,724 kg aardappelen per maand. In 1939 is het verbruik van aardappelen al gedaald naar 16,8 tot 17,36 kg per maand. Voor de inval kan een mijnwerker rekenen op een lunchpakket van 700 gram brood, met boter of margarine besmeerd, met daarbij vlees en kaas, een ei of een stukje fruit om het gerecht af te maken. Begin 1941 moet dezelfde mijnwerker het doen met twee of drie sneetjes brood met een beetje confituur.

Dit voedseltekort zorgt voor veel spanningen, zelfs in het huishouden. Vrouwen oeten hun kasten waar ze het voedsel bewaren op slot doen, om te vermijden dat hun hongerige echtgenoten deze zouden leegplunderen. Ook op de werkvloer gaan de motivatie en de productiviteit achteruit. Dit zorgt voor verschillende stakingen, hoewel stakingen verboden zijn tijdens de bezetting. Mijnwerkers nemen daarbij het voortouw. De eerste stakingen van mijnwerkers breken in 1940 uit wanneer  werkgevers de lonen verlagen. Maar gaandeweg wordt de ontoereikende ravitaillering en de sterk dalende koopkracht de inzet van vele stakingen. Dat is ook het geval bij de grote staking der 100.000 in mei 1941. De stakingen worden steeds beter georganiseerd naarmate de clandestiene vakbonden zich verder ontwikkelen. De arbeiders van de metaalverwerkende ondernemingen boeken vaak succes mede omdat deze arbeiders voor het Duitse Rijk onontbeerlijk zijn. Op 1 februari 1944 wordt een loonsverhoging voor de metaalbewerkers van kracht die afhankelijk was van geslacht en leeftijd. Daarnaast belooft de secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken een broodrantsoen van 300 gr.  en extra speciale waardebonnen voor kledij en laarzen.

Een tekort aan voedingsstoffen heeft bij kinderen nog ergere gevolgen. Uit een studie van 15.000 kinderen tussen 3 en 18 jaar in Brusselse scholen, blijkt dat 10% van de  –14-jarigen te kampen heeft met gewichtsverlies. Bij de  +14-jarigen is dit al 38%. Deze ondervoeding zorgt bij 47% van de kleuters voor mentale achterstand. Dit chronische voedseltekort heeft als gevolg dat de bevolking naar andere mogelijkheden moet zoeken om aan eten te komen.

Alternatieven en de beruchte Radijzenstraat

Om aan voedsel te geraken zijn er meerdere alternatieven. Eén mogelijkheid is liefdadigheid zoals geboden door Winterhulp maar dit is enkel mogelijk voor de meest behoeftigen. De bevolking die niet in aanmerking komt voor liefdadigheid, moet haar toevlucht nemen tot de zwarte markt. Iedereen die veel geld heeft is er  welkom, zo zorgt de zwarte markt voor sociale spanningen tussen rijk en arm. De prijzen zijn erg hoog waardoor enkel rijkeren hier hun vooroorlogse etensgewoonten min of meer kunnen aanhouden. Daarnaast hebben rijkere lieden van de samenleving hun eigen smokkelaars, die voor hen de voedingswaren aankopen en aan de deur brengen. De winnaars zijn de verkopers en handelaren die uit de zwarte markt winst halen en een groep  ‘nieuwe rijken’ vormen. De politie neemt clandestien voedsel in beslag  en verhandelt het dan vaak zelf verder op de zwarte markt. Ook de Duitse soldaten en –instanties zijn grote kopers op de zwarte markt, wat voor klachten in Berlijn zorgt, van de Belgische regering en van de Militärverwaltung. Deze klachten worden door Berlijn gewoon opzijgeschoven.

De Radijzenstraat is een lokale (Brusselse) markt in de Marollen waar mensen die over de financiële middelen beschikken hun geluk konden beproeven. De Radijzenstraat kan ook wel de Wall Street van (toenmalig) Brussel genoemd worden aangezien verkopers en handelaars hier snelle winst kunnen boeken. De prijzen op de zwarte markt schommelen naargelang de hoogte van de rantsoenen, het seizoen waar meer of minder producten op de zwarte markt komen en ook door onverwachte gebeurtenissen. De grote haringvangst van 1942 overspoelt de Belgische steden waardoor de prijs voor haring op de zwarte markt zelfs lager is dan de officiële prijs. Ook razzia’s van de politie kunnen voor lokale schommelingen zorgen. De inwoners van de Marollen hebben zich op de zwarte markt geworpen om twee redenen, ofwel   omdat er geen alternatieven zijn om ergens anders voedsel te vergaren of om geld te verdienen  om zelf voedsel te kunnen kopen.

De straat krioelt van de mensen. Dit is the place to be als het om eten gaat. Hier kunnen ook onderduikers of werkweigeraars, die geen zegels  krijgen, aan voedsel komen. Een reden voor het grote succes van de Radijzenstraat zijn de vele valluiken en verbindingen tussen de huizen. Zo kan op korte tijd iedereen uit het straatbeeld verdwijnen zonder een spoor achter te laten. Een ander fenomeen is dat werkgevers hun werknemers voedsel als betaling geven, daarnaast verstrekten werkgevers ook goederen als betaling die de werknemers dan verder bij de boer kunnen ruilen voor voedsel. 

28431
Instelling : CegeSoma
Auteursrecht : Rechten voorbehouden
Oorspronkelijke legende : Radijzenstraat - Brussel.
5515(2).jpg
Instelling : Cegesoma/Rijkarchief
Oorspronkelijke legende : Kontroleurs verkopen zelf in beslag genomen smokkelwaar.

Boeren, hun eigen clandestiene handel en schrik

524056.jpg
Instelling : Cegesoma/Rijkarchief
Collectie : III Propaganda voor de collaboratie en Duitse Propaganda: V.N.V., [1935-1945]

Vele boeren proberen  goederen achter te houden voor de NLVC. Ze moeten een bepaalde hoeveelheid van hun productie, afhankelijk van het product, verplicht leveren aan de staat. Het gedeelte dat niet verplicht was om af te staan kan op de zwarte markt belanden. Daarnaast worden vaste prijzen voor producten vastgelegd, deze zijn vaak aan de lagere kant waardoor boeren liever hun producten direct duurder aan de bevolking verkopen. Volgens de landbouwers is dit een daad van  patriottisch verzet  omdat deze goederen ‘niet aan de Duitsers gegeven worden’. Zo kopten mensen maar ook smokkelaars in het zwart bij de boer etenswaren om het eigen rantsoen aan te vullen of  om op de zwarte markt te verkopen met  winst.

De verhouding tussen stad en platteland zal zich verscherpen, de stedelingen worden armer omdat ze voor hoge prijzen bij de plattelandsbevolking goederen inkopen. Deze verheugen zich natuurlijk over het nieuw gewonnen inkomen. Desondanks versterkt dit ook de banden tussen beide : elke dag reizen mensen, volwassen (vooral vrouwen) zowel als kinderen, naar het platteland, vaak met de tram om dan met een volle lading voedsel terug te keren.

Daarnaast schieten de criminaliteitscijfers omhoog, zoals in Brussel en in de omgeving van Gent. Zo wordt er in en rond Gent tijdens de bezetting veertien keer meer groenten, fruit en andere oogst gestolen dan vóór de oorlog, en worden de boswetten (het illegaal jagen op dieren) op regelmatige basis overtreden tijdens de bezetting. Naast deze “kleinere” criminaliteit groeit ook de georganiseerde misdaad in de vorm van gewapende overvallen. Deze bandieten opereren vooral in Wallonië waarbij rovers overvallen plegen op boerderijen, melkveebedrijven, bakkerijen, gemeentehuizen (voor rantsoenzegels) en geldtransporten. Deze overvallen overspoelen het land en doen wie op het platteland woont in angst leven. 

5622.jpg
Instelling : Cegesoma/Rijkarchief
Collectie : Trams in Brussel, 1942-1944

De naoorlogse problematiek

De regering Pierlot, die tijdens de oorlog in London verblijft, denkt al vóór het eind van de oorlog na over de naoorlog. Zo is er een voorstel om de oorlogsadministratie niet direct af te schaffen maar geleidelijk aan de leiders te vervangen of de instellingen in de reguliere Belgische administratie te integreren. Dit gebeurt niet, de regering Pierlot wil komaf maken met de bezetter, zijn reglementeringen en instellingen. Dit zou alle problemen direct uit de wereld helpen zo denkt men. Dit resulteert echter in een heuse voedselchaos. De ravitaillering bereikt een dieptepunt. Als de zwarte markt al een goede tijd kent, is de naoorlogse periode de gouden eeuw . De restauratie verloopt moeizaam door interne politieke problemen. 

Er wordt strijd gevoerd om de politieke macht, waarbij de geallieerden  vaak tussen moeten komen. België is namelijk erg belangrijk als uitvalbasis voor de geallieerde troepen om verder in Duitsland te dringen. Naast deze politieke restauratie, moet de Belgische regering ook nog komaf maken met de voedselproblematiek. Hiervoor treft de regering twee maatregelen. Enerzijds  massale invoer van buitenlandse levensmiddelen en anderzijds een strenge reglementering van de voedingsmarkt, nadat de regering de oorlogsinstellingen eerst ontmanteld heeft.

Niettemin blijven de problemen bestaan. Er is grote ontevredenheid bij de bevolking, binnen het politieke bestel en bij de geallieerden. Zo beslissen de geallieerden om zich tenslotte in te mengen in het Belgische stelsel om de economische en voedsel gerelateerde problemen op te lossen. Zo wordt het Four Power Supply Committee opgericht dat de invoer van voedsel moet coördineren. Geleidelijk herstelt de Belgische staat zich, en kan komaf maken met de zwarte markt die tot 1946 nog blijft bestaan maar door harde maatregelen de kop ingedrukt wordt. De voedselrantsoenering blijft tot en met 31 december 1948 in voege waarbij enkel rijst en ingevoerde boter uiteindelijke nog op de bon staan.

28528.jpg
Instelling : Cegesoma/Archives de l'Etat
Oorspronkelijke legende : Aftocht van de Duitsers te Nimy

Bibliografie

Aron, Paul et Gotovitch, José, éd. Dictionnaire de la Seconde Guerre mondiale en Belgique, Bruxelles, André Versaille, 2008.

Henau, Anne, and Mark Van den Wijngaert. België Op de Bon: Rantsoenering En Voedselvoorziening Onder Duitse Bezetting 1940-1944. Leuven: Acco, 1986.

Struye, Paul, en Jacquemyns, Guillaume. La Belgique sous l’occupation allemande (1940-1945). Bruxelles: Complexe, 2002.

Van den Wijngaert, Mark, De Wever, Bruno, Luyten, Dirk, Maerten, Fabrice, Nefors, Patrick, Vandeweyer, Luc en Beyen, Marnix. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Anvers: Manteau, 2015.

1940-1945: het dagelijkse leven in België. Brussel: ASLK, 1984.



Meer weten

622628-vue-terres-agricoles.jpg Artikels Landbouw (de): de “magere jaren” ? Colignon Alain
soma_bg603_1941-05_01_001-00001.jpg Artikels Vrouwen tegen de honger en ... tegen de bezetter Kesteloot Chantal
275822 Artikels Diefstal - Belgische justitie Rousseaux Xavier
32722 Artikels Secretarissen-generaal Wouters Nico
Deze pagina citeren
Ravitaillering en voedseltekorten
Auteur : Schümmelfeder Laurent (Instelling : VUB)
https://www.belgiumwwii.be/nl/in-het-hart-van-bezet-belgie/ravitaillering-en-voedseltekorten.html