In de praktijk was het gewapende verzet de hevigste, of toch de meest effectieve, vorm van verzet tegen een vijandige militaire bezetting. Nadat het Belgisch leger na de capitulatie op 28 mei 1940 de strijd had gestaakt, impliceerde gewapend verzet tegen de Duitse bezetter een totaal engagement dat zich uitte in gewelddaden. Zo’n engagement was in wezen uitzonderlijk: tijdens de Eerste Wereldoorlog was er nauwelijks gewapend verzet omdat het Belgisch leger voort vocht en tijdens het interbellum bleven politieke gewelddaden eerder uitzonderlijk. Hoe moeten we dan begrijpen dat deze vorm van verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog qua getalsterkte ruimschoots de andere verzetsvormen overvleugelt en wie zijn de leden van dat gewapend verzet?
Het gewapend verzet telde veruit de meeste leden
Ongeveer 140.000 Belgen werden erkend als gewapend weerstander. Dat aantal is zeker indrukwekkend als we het vergelijken met de 10.039 burgerlijke weerstanders, de 12.157 weerstanders door de sluikpers en de 18.716 erkende weerstanders van de inlichtings- en actiediensten. Hebben de Belgen zich dan zo sterk geëngageerd in een heftige strijd tegen de vijand? Om deze aantallen beter te begrijpen moet de erkenningsprocedure nader worden bekeken.

Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Originele legende : 8e peloton van GL Souchet onder leiding van Valère Lestieuw
Weblegende : Leden van het Geheim Leger
Het wettelijk kader

Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Weblegende : "Belgisch Staatsblad", 115(285), 12 oktober 1945, p. 6735-6736.
De besluitwet over het statuut van gewapende weerstander werd goedgekeurd op 19 september 1945 en werd in 1953 en 1965 licht aangepast. Oorspronkelijk was het de bedoeling één enkel statuut voor het verzet te creëren. Als België in de herfst van 1944 stap voor stap wordt bevrijd, bestaat er alleen voor de inlichtings- en actieagenten al een wettelijk erkenningskader, dat teruggaat tot januari 1944. Als zij geraadpleegd worden over het uitwerken van een ‘eenheidsstatuut,’ verzetten zij zich tegen dit plan. De inlichtings- en actieagenten zijn van mening dat zij de Belgische staat hebben gediend en willen vooral niet op één lijn gesteld worden met politieke groeperingen die specifieke doelstellingen nastreefden. Hierbij werd duidelijk het communistisch verzet geviseerd. Die stellingname spoort trouwens met de spanningen tussen de diverse erkende bewegingen van de gewapende weerstand. Daarom wordt er een specifiek statuut voor de gewapende weerstand in het leven geroepen. Later volgen nog de statuten voor de burgerlijk weerstand en voor de weerstand door de sluikpers, respectievelijk op 24 december 1946 en 1 september 1948.
Zodra het statuut van gewapend weerstander is afgekondigd, zetten de verschillende verzetsgroeperingen hun leden aan om zich te laten erkennen.
Welke bewegingen?
Vanaf 19 september 1944 worden eerst acht en uiteindelijk vijftien gewapende verzetsgroepen erkend: de Affranchis, het Bevrijdingsleger, het Geheim Leger, Groep G, de Insoumis, het Kempisch Legioen, L100, de Patriottische Milities, de Belgische Nationale Beweging, de Nationale Koninklijke Beweging, Nola, de Gewapende Partizanen, de Belgische Militaire Weerstandsorganisatie, Service D en de Witte Brigade.
Het aantal erkende gewapende weerstanders verschilt sterk van beweging tot beweging: van minder dan 1.500 voor Service D (en nauwelijks 300 voor L100) tot meer dan 54.000 voor het Geheim Leger, de grootste gewapende verzetsbeweging. De meeste erkenningsaanvragen verlopen via deze bewegingen omdat het ministerieel besluit van 5 juli 1946, dat de erkenningscommissies instelt, de gegadigden oproept hun aanvraag in te dienen via de groep waarvan zij deel uitmaakten.

Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Weblegende : Van links naar rechts: Kempisch Legioen, Witte Brigade, Groep G, Geheim Leger en Bevrijdingsleger.
De procedure

Collectie : Maurice Bleicher
Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Originele legende : Medaille van het Gewapend Verzet 1940-1944 (België): Deze medaille werd ingesteld bij besluit van de regent op 16 februari 1946 om alle leden van het Gewapend Verzet en alle leden van de inlichtingendienst die in bezet gebied hadden geopereerd, te belonen.
Om als gewapend weerstander erkend te worden, moeten er verschillende officiële documenten ingediend worden (nationaliteitsattest, bewijs van burgertrouw, bewijs van goed gedrag en zeden) en moet het lidmaatschap van vóór 4 juni 1944 van een van de officieel erkende bewegingen worden aangetoond. Het zijn dus de verzetsgroepen die de certificaten voor hun eigen leden aanleveren, alsook het bewijs dat men tot het eind van de bezetting lid was gebleven. Men kon ook als ‘individueel weerstander’ erkend worden. De modaliteiten verschilden wat en waren minder aantrekkelijk; het gaat overigens maar om amper 2,1% van de erkende gewapende weerstanders.
De erkenningsaanvragen worden voorgelegd aan erkenningscommissies die uit vijf leden bestaan: twee vertegenwoordigers van Landsverdediging en drie vertegenwoordigers van erkende verzetsgroepen (twee van de beweging waar de aanvrager beweert lid van te zijn en een vertegenwoordiger van een andere beweging). Voor de ‘individuele weerstanders’ gaat het om drie vertegenwoordigers van erkende bewegingen aangewezen door de Nationale Verzetsraad. Hun aanvragen worden in een afzonderlijke commissie onderzocht. De commissieleden ontvangen een retributie van 200 frank per zitting. De commissies functioneren met eenvoudige meerderheid van stemmen, dus de stem van de vertegenwoordigers van de erkende bewegingen volstaat om erkend te worden. Dat ligt anders bij de erkenningscommissies voor de burgerlijk weerstanders en de weerstanders door de sluikpers, waar de bewegingen maar twee van de vijf zetels krijgen. De facto verzet de derde vertegenwoordiger zich niet tegen de beslissing die wordt voorgesteld door de twee afgevaardigden van de beweging van de aanvrager. De commissies beslissen bovendien snel, aangezien de beslissingen tijdens de zitting worden genomen.
Die beslissingen worden vervolgens ad valvas uitgehangen aan het gemeentehuis van de woonplaats van de aanvrager. Er kan gedurende 40 dagen een verzet tegen worden ingediend. In de praktijk moedigt dit iedereen die de status van gewapend weerstander wil verkrijgen aan om zich via de verzetsgroepen te laten erkennen in plaats van via de procedure voor ‘individuele weerstander’.
Het wettelijk kader leidt er ook toe dat de verantwoordelijken van de verzetsgroepen hun effectieven opblazen, want dat aantal is de basis om militaire graden en de daaraan verbonden voordelen toe te kennen aan de leiders en kaderleden van de verzetsgroep. Hoe meer leden, hoe hoger de graden, wat sommigen ertoe verleidt twijfelachtige verklaringen te dekken. Zo geven bijvoorbeeld 125 leden recht op een adjudant, 1.000 op een majoor, 3.000 op een luitenant-kolonel … Er zijn zes categorieën: kolonel of luitenant-kolonel, majoor, kapitein, adjudant en onderofficier.
Later worden er wel correctiemechanismen ingevoerd, maar de algemene modaliteiten blijven van kracht. Echte verzetsstrijders kunnen dus op dezelfde manier worden erkend als opportunisten die weinig engagement vertoonden en alleen aangetrokken worden door de voordelen van de status, omdat de leiders van de organisaties er belang bij hebben om zoveel mogelijk leden te hebben.
De voordelen van het statuut
Erkend worden is niet louter een eretitel. Want de periode van activiteit in het gewapend verzet levert na de oorlog ook verschillende privileges op. Zo telt de periode in het gewapend verzet mee als actieve militaire dienst. En er zijn nog andere voordelen: voorrang bij het toekennen van overheidsambten, herstelbetalingen bij invaliditeit, fiscale voordelen, gunstmaatregelen voor weduwen en wezen, enzovoort. Daarnaast worden graden in het naoorlogse leger toegekend naargelang de uitgeoefende verantwoordelijkheid in verzetsbewegingen tijdens de oorlog.
Sommige grote organisaties van oud-verzetsstrijders hebben hun ledenaantal onmiddellijk na de oorlog bijgevolg fors zien toenemen in vergelijking met de feitelijke toestand tijdens de bezetting. Het heeft zonder meer bijgedragen aan het bezoedelen van de reputatie van het verzet na de oorlog.

Auteursrechten : Rechten voorbehouden
Originele legende : Eerbetoon aan veteranen en verzetsstrijders uit de Tweede Wereldoorlog in Edegem, [1947-1969]
Nog altijd voorlopige cijfers
Het aantal erkende gewapende weerstanders is met de huidige stand van het onderzoek niet exact te bepalen. Op 31 december 1956 waren er 139.569 gewapende weerstanders erkend – na 1 april 1955 was de grote aanvraaggolf voorbij – maar daarna konden er wel nog aanvragen worden ingediend. Zo kan het totaal op ongeveer 141.000 geraamd worden. Die aantallen weerspiegelen het wel erg soepele erkenningsbeleid: minder dan 13% van de aanvragen werd geweigerd. In vergelijking met andere statuten is dat zeer weinig. De statuten van burgerlijk weerstander en weerstander door de sluikpers tellen respectievelijk 77% en 52% weigeringen.
Waarom werden er zoveel gewapende weerstanders erkend? Ten eerste was het statuut van gewapende weerstander na het zeer specifieke statuut van agent van de inlichtings- en actiediensten het eerste dat werd uitgewerkt. Veel weerstanders hebben dus waarschijnlijk vlug een aanvraag ingediend, zelfs als ze niet hoofdzakelijk of exclusief in het gewapend verzet actief waren geweest omdat ze niet wisten dat er nog andere statuten zouden volgen. Als bepaalde acties eenmaal erkend waren, konden ze niet meer ingeroepen worden om een ander statuut te verkrijgen.
We kunnen dus veronderstellen dat, als de drie statuten – gewapend en burgerlijk verzet en weerstander door de sluikpers – tezelfdertijd tot stand zouden zijn gekomen, de verdeling over de statuten er anders zou hebben uitgezien. Sommige gewapende verzetsgroepen hadden immers een gevarieerd profiel en waren ook – soms zelfs hoofdzakelijk - bij vormen van burgerlijke weerstand of verzet door de sluikpers betrokken. De Belgische Nationale Beweging, erkend als gewapende verzetsbeweging, protesteerde trouwens in de herfst van 1945 tegen de voorrang die aan het gewapend verzet werd gegeven. Een ander element waarmee rekening moet worden gehouden, is het overwicht van de verzetsbewegingen in de erkenningscommissies. Tot slot is er het ‘perverse’ effect van de procedure zelf, die de verzetsorganisaties ertoe aanzet hun effectieven op te blazen.
Het overgrote deel van de erkende gewapende weerstanders was in leven wanneer ze hun statuut verkregen; slechts 4,1% wordt postuum erkend. Het betreft ook nagenoeg alleen Belgen: minder dan 5% heeft een andere nationaliteit. De aanvragen van die personen wordt in principe door een speciale commissie onderzocht. De overgrote meerderheid van gewapende werstanders waren mannen. Vrouwen maken iets minder dan 10% uit van wie erkend werd.
Bibliografie
Alain COLIGNON & Mélanie BOST, La Wallonie libérée, 1944-1945, Brussel, CEGESOMA-La Renaissance du Livre, 2019.
Fabrice MAERTEN, Was opa een held?, Brussel, Racine CEGESOMA, 2020.
Pieter LAGROU, Mémoires patriotiques et Occupation nazie, Brussel, Complexe – IHTP/CNRS, 2003
Raadpleeg de dossiers van gewapende weerstanders
Vind algemene informatie om de dossiers van gewapende verzetsleden te raadplegen via de pagina van het CegeSoma: Bekijk de informatie.