130346-liAge.jpg
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Collectie : Kropf
Oorspronkelijke legende : Luik s.d.
België in oorlog / Artikels

Luik

Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)

Centrum van verzet of een stad die koos voor accommodatie of zelfs voor collaboratie ? Welke omschrijving schetst best de realiteit van de “Vurige Stede” , een stad waar de beproevingen van haar inwoners niet eindigden met de bevrijding?

Een diverse stad…

In de lente van 1939 opende de stad Luik plechtig haar “Internationale Watertentoonstelling” die het orgelpunt vormde van de in gebruikname van het Albertkanaal naar Antwerpen.  De lokale en regionale notabelen konden geloven dat de sombere jaren van de “grote crisis” voorbij waren en dat de “Vurige Stede” nu alle troeven in de hand had om haar glorierijk verleden de doen herleven. Maar de oorlog zou die hoop de bodem inslaan en het leven te Luik op zijn kop zetten…

De stad Luik vormde duidelijk de grootste stedelijke agglomeratie van Wallonië. Zij telde een (lichtjes afnemende) bevolking van een 155.000 bewoners ; haar economisch hinterland met vooral zware industrie – kolen en staal – telde er meer dan 400.000. De stad kon bogen op een aloude arbeiderstraditie en op alom tegenwoordige en strijdbare politiek-syndicale structuren, maar de bakermat van Notker en Tchantchès had ook een actieve middenklasse van handelaars, ambtenaren en vrije beroepen. De universiteit zorgde voor de vorming van intellectuele elites. De lokale pers bloeide: vijf kranten in 1939 .

Luik was ook een belangrijke versterkte stelling die de Oostgrens met Duitsland moest “dekken”. Er lag een belangrijk garnizoen met officieren die verankerd waren in de militaire traditie. De oude forten van 1914 waren min of meer gemoderniseerd en vervolledigd met een grotere fortengordel met o.a. in het noorden Eben-Emael dat als “oninneembaar” gold…

Op politiek vlak leek de Luikse regio eerder links en ze ging door als een burcht van de Belgische Werkliedenpartij met 13 gemeenteraadsleden (gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1938). Ter linkerzijde kwam er wel concurrentie van de Kommunistische partij (4 zetels). De rechterzijde, katholieken en liberalen , bleek nog vrij goed vertegenwoordigd met resp. 9 en 7 gemeenteraadszetels. Daarentegen brokkelde het extreemrechtse succes van Rex af (6 zetels) .

De stad werd bestuurd door een socialistisch-liberaal-katholiek driepartijen-college. Na het overlijden van de liberale burgemeester Xavier Neujean die mee de impuls gegeven had voor de socio-economische en stedenbouwkundige vernieuwing, werd de oude socialistische militant Joseph Bologne (1871-1959, gemeenteraadslid sedert …1899!) de eerste socialistische burgervader. Hij ging door als patriot : als verzetsman in ’14-’18 werd hij door de Duitsers ter dood veroordeeld. De rest van het college bestond uit sterke persoonlijkheden zoals de liberale schepenen Auguste Buisseret en Emile Jennissen en hun socialistische collega’s Léon Troclet en Georges Truffaut ; de katholieken in het college (Félix Depresseux en Octave Lohest) waren minder flamboyant, maar toch invloedrijk. Deze tamelijk briljante ploeg zou echter geen rustige mandaatsperiode gegund worden : de Duitse inval op 10 mei 1940 ging de kaarten grondig door mekaar schudden…

39962-liAge-expo-internationale-de-l-eau.jpg
Instelling : CegeSoma/Rijksarchief
Collectie : Actualit
Auteursrecht : Voorbehouden rechten
Oorspronkelijke legende : Een mooie opname vanuit een vliegtuig van de Luikse internationale tentoonstelling op de openingsdag.
la-wallonie-10-4-1940-p-1.png
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : La Wallonie, 10 april 1940, p. 1

Na de weerstand van de forten, de beurt aan de Nieuwe orde ?

564-fort-d-eben-emael.jpg
Instelling : Cegesoma/Rijksarchief
Oorspronkelijke legende : Eben Emael, het grootste fort van Luik, kort na zijn overgave: zo ziet een van de ingangen van het fort eruit.
le-pays-rAel-7-1-1941-p-1.png
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : Le Pays réel, 7 januari 1940, p. 1

Tot een echte slag van Luik kwam het niet, behalve wat de buitenste fortengordel betrof. Reeds in de vroege ochtend van 10 mei werd het “oninneembare”  fort Eben-Emael door een nazi-luchtlandingscommando met zgn. holle ladingen buiten gevecht gesteld (het garnizoen dat niets meer kon doen, zou zich de volgende dag overgeven…) en het IIIe Legerkorps dat de versterkte stelling diende te beveiligen, moest zich minder dan achtenveertig uur later terugtrekken. In de late namiddag van 12 mei bezettte een eenheid van de Wehrmacht het stadhuis waar net een collegevergadering aan de gang was ... Georges Truffaut, reserveofficier, schitterde door zijn afwezigheid : na veel avonturen slaagde hij erin Groot-Brittannië te bereiken waar hij in april 1942 dodelijk zou verongelukken . De agglomeratie viel dus zeer snel in handen van de vijand maar de forten redden de eer : dat van Pépinster-Tancrémont zou zich slechts op 29 mei overgeven!

Gedurende lange jaren moesten de “Vurige stede” en haar politieke en economische elites nu gaan leven met de Nieuwe orde en met de Oberfeldkommandantur 589 die vanuit het paleis van de prins-bisschoppen de plak zwaaide over de provincies Luik en Luxemburg . De vrije pers bestond niet meer ; enkel een gecensureerde krant, « La Légia », kreeg de toelating om vanaf 24 mei 1940 te verschijnen op de persen van « La Meuse ». De redactie bestond vooral uit rexisten en opportunisten die nu hun kans schoon zagen. De krant kreeg dus het monopolie van de informatie in de regio en deed zich relatief gematigd voor. Zij had een oplage van verschillende tienduizenden exemplaren. Voor het overige functioneerde het maatschappelijk leven op een laag pitje en bleven de democratische partijen verboden. “Officiële” vakbondsactiviteiten waren slechts toegelaten in hoofde van de eenheidsvakbond “U.H.G.A.” (Unie van Hand- en Geestesarbeiders) die vegeteerde op de ruïnes van de vrije vakbonden. De enige politieke beweging die naar buiten mocht treden was de Rexistische beweging van Léon Degrelle, maar veel aanhangers kreeg ze niet: in de agglomeratie Luik op zijn best niet meer dan een duizendtal tijdens de zomer 1942. De andere ultra-collaborationistische groepen zoals de in 1941 te Luik opgerichte Amis du Grand Reich Allemand of de Communauté culturelle wallonne, bestonden amper…

Accommodatie op zijn Luiks

Zoals overal in België verscheen een bepaald milieu van traditionele notabelen opnieuw ten tonele via liefdadigheidsorganisaties genre “Winterhulp”. Het college van burgemeester en schepen o.l.v. een Joseph Bologne die vanaf 3 oktober 1940 de “Conferentie van Burgemeesters van de Agglomeratie Luik” (24 gemeenten) voorzat, poogde in een steeds enger wordend kader een politiek van het “minste kwaad” toe te passen. Als laatste nog overblijvend democratisch vertegenwoordigend orgaan werd de gemeenteraad op 28 mei 1941 door de Duitse overheid geschorst. Op 7 maart 1941 verscheen de verordening “tegen de veroudering van de kaders” . Alle ambtenaren en openbare mandatarissen ouder dan 60 jaar werden met pensioen gestuurd – evenzovele nieuwe postjes dus voor de aanhangers van de “Nieuwe orde”. Bologne die 70 was, slaagde er zonder al te veel moeite in een uitzondering te krijgen . De « Militärverwaltung » vond hem een man tot aanpassingen bereid. Hij aanvaardde een zekere centralisering van een aantal gemeentediensten in het kader van de “Conferentie van Burgemeesters van de Agglomeratie Luik” en ging zover de Oberfeldkommandantur op 6 mei 1941 lijsten van communistische militanten te overhandigen die de gemeentepolitie voor de oorlog had opgesteld.  Bologne zag hen als gevaarlijke oproerkraaiers en de Wehrmacht had de Sovjetunie nog niet aangevallen… Wat er ook van zij, deze lijsten zouden op 22 juni 1941 zeer nuttig blijken voor de Sipo-SD. Joseph Bologne, ontegensprekelijk een patriot en helemaal geen vriend van het IIIe Rijk, zou ook alle Duitse verordeningen t.a.v. de joden aanvaarden. Het ging van het opstellen van steekkaarten (het “Jodenregister”) over gedwongen hergroepering tot de liquidatie van economische structuren (en betrof een 3000 personen). Het duurde tot 9 juni 1942 voor hij weigerde zijn gemeentepolitie de jodensterren te laten uitdelen. Hier had hij overigens het voorbeeld van zijn Brusselse collega Jules Coelst gevolgd. Desalniettemin lijkt het erop dat de rol van de lokale politie bij het aanhouden van joden groter was dan in Brussel o.a. voor de verplichte tewerkstelling in plaatselijke ondernemingen en in het noorden van Frankrijk. Tijdens de herfst 1942 gingen de Duitsers tot nieuwe arrestaties over , blijkbaar zonder de hulp van de lokale politie.

Het was vooral zijn verzet tegen de oprichting van « Groot Luik », de fusie van een aantal Luikse gemeenten , dat zou leiden tot de afzetting van Bologne onder gezamenlijke druk van de Militärverwaltung en van de secretaris-generaal van Binnenlandse zaken , de V.N.V.’er Gerard Romsée. Op 1 augustus 1942 liet lt.-generaal Keim, verantwoordelijk voor de « OFK 589 », Bologne weten dat hij uit zijn functie ontzet was met gelijktijdig verzoek zijn mandaat verder uit te oefenen tot de aanstelling van een opvolger. Dat gebeurde op 1 november; ondertussen was “Groot Luik” opgericht via een besluit van Romsée d.d. 25 oktober 1942. 

liAge-registre-des-juifs.jpg
Instelling : Stadsarchief van Luik
Oorspronkelijke legende : Affiche geplaatst in Luik tussen 18 november en 9 december 1940.
le-pays-rAel-1-11-1942.png
Instelling : KBR
Oorspronkelijke legende : Le Pays réel, 1 november 1942, p. 1.

Een stad die collaboreerde ?

Groot Luik was de laatste grote agglomeratie die tot stand kwam. Op demografisch vlak maakte de stad na de aanhechting van 29 gemeenten en stukken van zes andere een sprong van 155.000 naar 420.000 inwoners. Dat was veel en er werden dus tien “Districten” voorzien , bevoegd voor politionele taken en burgerlijke stand en geleid door een dikwijls jong en ambitieus “Districtshoofd”. Maar voor het burgemeestersambt bleken er weinig vrijwilligers te zijn. De rexistische advokaat Gérard Willems (° 1900) die het jaar tevoren al zijn zinnen gezet had op het ambt, aanvaardde het op 6 november 1942 maar door de hevige tegenstand (met doodsbedreigingen) gaf hij er op 20 november al de brui aan. Een aantal van zijn schepenen volgde zijn voorbeeld: de ex-liberaal Henri Chevalier, de ex-socialist Jules Dengis… en de ex-rexist Marcel Waroux, zijn belangrijkste concurrent. Zij werden al snel vervangen door meer betrouwbare elementen terwijl een doortastende Théophile Dargent (1899-1946), oud koloniaal gewestbeheerder en sedert oktober 1941 burgemeester van Flémalle-Grande en daarna bij de gratie van Romsée eerste schepen van “Groot Luik”, aanvaardde burgemeester te worden. Zijn functie bleek niet makkelijk, doelwit als hij was van inwoners en magistratuur (die hij niet aarzelde aan te klagen bij de bezetter). Heel 1943 lang poogde hij - met vrij weinig succes - een parallelle en proactieve partij-politiedienst op te zetten zoals in Henegouwen gebeurde (Brigade Fissette, Brigade Funken, Brigade Jadoul,…). De executie van de plaatsvervangende hoofdcommissaris Maurice Joba door het verzet op 20 november 1943 maakte de toestand er niet beter op. Enkele maanden later slaagden twee verzetslui verkleed als gemeentearbeiders erin een bom met vertragingsmechanisme te verbergen in de zaal van het schepencollege - die op 10 mei 1944 de lucht inging. En toch was ondertussen het aantal politieagenten blijven stijgen (1000 man in 1943, 1500 in 1944…) . Bij de bevrijding vluchtten burgemeester Dargent en zijn schepenen naar Duitsland. Later werd hij aangehouden en in januari 1946 terechtgesteld voor collaboratie met de vijand.

Een verzetsstad !

Ondanks deze collaboratie-dimensie kan Luik erop bogen tijdens de bezetting vooraan te hebben gestaan in het verzet tegen vele “Nieuwe orde”-initiatieven. De na de eerste Duitse invasie in augustus ’14 ontstane germanofobie was op het eind van de jaren dertig terug opgeflakkerd. Tijdens de “schemeroorlog” contacteerden een aantal « anciens » van ’14-’18 mekaar opnieuw en herbegonnen met inlichtingsnetwerken die aan de Frans-Britse geallieerden informatie doorgaven over troepenbewegingen aan de oostgrens. Netwerken als het “Corps d’Observation Belge” van de bekende Walthère Dewé (de leider van de « Dame blanche » in 1917-1918), “L’Epingle noire” of L 100 zouden bij het begin van de bezetting definitief in actie schieten. Al in de zomer van 1940 verschenen de eerste sluikkrantjes zoals Résurrection (het latere Monde du Travail), Churchill Gazette, een plaatselijke editie van La Libre Belgique (zoals in ’14-‘18) of de Meuse die zou uitgroeien tot het orgaan van het invloedrijke Onafhankelijkheidsfront… Kortom, het Luikse zou na Brussel het belangrijkste centrum worden voor de verspreiding van de sluikpers in België.

Minstens sedert oktober 1940 waren ook op straat de eerste concrete tekens van verzet merkbaar: anti-rexistische en anti-Duitse graffiti. Na de (niet toegelaten) vaderlandslievende manifestaties van 11 november 1940 werden het er steeds meer. De bevoorradingsmoeilijkheden van de winter 1940-1941 resulteerden vanaf januari 1941 in een reeks stakingen die zich langzamerhand over het hele arbeiderbassin uitbreidden en die steeds meer getrokken werden door de KPB en de meest geëngageerde militanten van de BWP. Dit zou zijn hoogtepunt vinden in de beruchte zgn. “Staking der 100.000” in mei 1941. Een als “massamanifestatie” aangekondigde bijeenkomst van de rexistische beweging in het Sportpaleis op 5 januari 1941 had tegenstand en verzet nog aangewakkerd.

Al in de eerste bezettingswinter ontstonden er groepen die zich langzaam tot ware verzetsorganisaties ontpopten. Het ging van de Armée Belge Reconstituée tot het Belgisch legioen/Leger van België/Geheim Leger over de Armée de la Libération die voor christen-democratisch doorging en in het Luikse veel aanhangers had dankzij oud-minister Antoine Delfosse en zijn vrienden. Daarbij kwam in augustus 1941 in Luik nog een Front Wallon pour la Libération du Pays, een driepartijen-voorloper (“anglofielen”, communisten en Waalse militanten) van het latere Onafhankelijkheidsfront. De KPB die na de inval in de Sovjetunie (22 juni 1941) volledig opging in de strijd tegen de bezetter was er bijzonder goed vertegenwoordigd. Zelfs de “patriottische (en zeer anti-Duitse) fascisten” van de Luikse advocaat Paul Hoornaert vervoegden vanaf september 1941 het verzet, net als het Belgisch legioen (en latere Geheim leger)... Ondertussen had Walthère Dewé Londen kunnen contacteren en zijn Corps d’Observation Belge kunnen omvormen in een te duchten clandestiene inlichtingendienst onder de naam Clarence. In januari 1944 werd hij per toeval door de Duitsers neergeschoten in het Brusselse; zijn prestige en zijn  imago droegen nog bij tot het beeld van een “Vurige stede” als ware verzetsstad en dat des te meer daar een van zijn bijna leeftijdsgenoten, Camille Joset (1879-1958), de medestichter van de erg belgicistische “Belgische Nationale Beweging” ook afkomstig was uit de omgeving van Luik… Tenslotte moet er nog op gewezen worden dat een van de eerste en meest actieve Joodse verdedigingscomités (verbonden aan het Onafhankelijkheidsfront) sedert september 1942 in het Luikse actief was na een initiatief van een mijningenieur van de Rijksuniversiteit Luik , Ghert Jospa. Voor de redding van kinderen vond hij hulp in katholieke kringen zoals die van de advocaat Max-Albert van den Berg, Z.E.H. Meunier en Georges Fonsny die allen de zegen hadden van bisschop Louis-Georges Kerkhofs (die zelf actie ondernam om rabbijn Joseph Lepkiffer en zijn familie te laten onderduiken… te Banneux !).

Maar het verzet werd opgejaagd door de bezetter o.l.v. twee geduchte lokale Sipo-SD verantwoordelijken, Georg Graff en daarna Eduard Strauch. Vanaf mei 1944 werd Strauch Kommandeur van de Sipo-SD voor heel Wallonië. De Duitse politiediensten kenden heel wat “successen” zoals het oprollen op 26 april 1943 van de leiding van een deel van het Leger van België; in de “hinderlaag van Thier de Robermont” konden ze inderdaad kolonel Jules Bastin aanhouden. Tijdens de lente 1944 waren het vooral groepjes van de communistische “Gewapende Partisanen” die eraan moesten geloven terwijl hun leider , de Brusselse advocaat Robert Lejour op 31 augustus 1944 in zijn cel van de Citadel werd doodgeschoten. Hij was niet de enige. In totaal verlieten een 412 gevangenen de citadel van Luik niet levend: 324 gefusilleerden, 83 neergeschoten en 4 opgehangen in hun cel… De laatste massa-terechtstellingen grepen plaats aan de vooravond van de bevrijding, vooral maar niet uitsluitend in het kader van represailles na gevechten met het verzet (Geheim leger) bij Forêt-Trooz in de Luikse Ardennen. Op 5 en 6 september vielen er tientallen slachtoffers waarvan 36 te Forêt-Trooz en 22 aan de stuwdambrug van het eilandje Monsin. 

soma_bg346_1942_01_063-00001-monde-du-tr-fonds-solidaritA-oct-42.jpg
Instelling : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : Le Monde du Travail, nr 63, oct. 1942
soma_bg337_1941-10_01_001-00001-la-meuse-oct-1941-front-wallon(2).jpg
Instelling : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : La Meuse, okt. 1941

Luik bevrijd, maar nog geen vrede…

soma_bg338_1944-09_01_001-00001-la-meuse-sept-1944.jpg
Instelling : CegeSoma
Oorspronkelijke legende : La Meuse, sept. 1944

Op 29 augustus 1944 schaalde de Sipo-SD op naar het hoogste alarmniveau en de diensten van de Oberfeldkommandantur 589 begonnen hun evacuatie terwijl een laatste deportatiekonvooi het station Guillemins verliet op 30 augustus. Begin september werd het een ware vlucht met wegen vol Duitse troepen op terugtocht. In een poging om de U.S. gepantserde eenheden die haar op de hielen zaten op te houden, liet de Wehrmacht op 6 september de kruispunten in het westen van de stad in de lucht vliegen om de opmars zo lang mogelijk te vertragen. Blijkbaar ontplofte een van de ladingen ter hoogte van het kruispunt Fontainebleau in de wijk Sainte-Marguerite te vroeg en veroorzaakte een drama waarbij minstens een honderdtal bewoners omkwamen … Op het einde van die tragische dag was de linkeroever van de Maas bevrijd door de soldaten van de 3th Armored Division U.S . en toegejuicht door de bevolking trok  burgemeester Bologne in triomf naar het stadhuis. Maar alle bruggen waren vernield en de vijand bleef een dag later nog de rechteroever bezetten. Geen geluk voor Bologne : nauwelijks had hij op 11 september de eerste vrije Conferentie van Burgemeesters van de Agglomeratie voorgezeten, of hij moest in oktober aftreden na beschuldigingen dat hij in mei 1941 lijsten van communistische militanten aan de Duitsers had bezorgd ! De socialistische advocaat Paul Gruselin (1901-1985) zou hem vervangen.

Zoals overal in België sloeg nu het uur van de repressie tegen degenen die verdacht werden van collaboratie met de vijand. Na enkele dagen zaten er al 2000 arrestanten in de Citadel , in de gevangenis Saint-Léonard en de kazerne Fonck.

Maar de oorlog was niet gedaan. Vanaf 26 september lanceerden de Duitsers enkele V2-raketten op de stad (17 in totaal), weldra vanaf 4 oktober gevolgd door een meer systematisch bombardement met V1-missielen (1592 op het arrondissement in drie golven tot februari 1945). De “geheime wapens” maakten 1649 dodelijke slachtoffers en veroorzaakten natuurlijk enorme materiële schade m.n. in het historisch centrum (place du Marché, Féronstrée, Hors-Château, enz., enz…), schade die soms nooit echt hersteld zou raken.

In mei 1945 werd het dan echt vrede. De stad zelf had geleden, maar het industriële bekken bleek bijna intact - maar erg verouderd. Op menselijk vlak was de balans zwaar. Naast de vele verzetslui en slachtoffers van bombardementen overleefden 700 joden - 33,9% van de lokale gemeenschap – de oorlog niet . 

​Bibliografie

Francis BALACE, "Aspects de la résistance en province de Liège", dans Libération-Nos libertés retrouvées. La mémoire, Liège, Province de Liège, 1994, pp.75-101.

Paul BRONZWAER, Maastricht en Luik bezet. Een comparatief onderzoek…, Hilversum, Verloren Uitg., 2010.

Eddy De BRUYNE, "Le Grand Liège. Octobre 1942-septembre 1944", dans Bulletin d’Information du C.L.H.A.M., T. XII, Fasc.3, n°135 de juillet-août-septembre 2013, pp.33-42.

Gilbert MOTTARD, Des administrations et des hommes dans la tourmente. Liège 1940-1945, Bruxelles, Crédit communal, 1987.

Thierry ROZENBLUM, Une cité si ardente…Les Juifs de Liège sous l’occupation (1940-1944), Bruxelles, Luc Pire, 2009.


Zie ook

27948 Artikels Verzet Maerten Fabrice
bso-97-j-bourgeois.jpg Artikels Jodenvervolging (De) onder de Duitse bezetting Schram Laurence
36(2).jpg Artikels Luchtoorlog in België 1940 – 1945 Colignon Alain
163793 Artikels Repressie Aerts Koen
Deze pagina citeren
Luik
Auteur : Colignon Alain (Instelling : CegeSoma)
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/luik.html